Serge Chaloff – 'Serge Chaloff Featuring Sonny Clark' (Capitol, 2005) *****
In de niet al te lange rij prominente baritonsaxofonisten – Gerry Mulligan, Harry Carney, Pepper Adams, Cecil Payne, Lars Gullin en onze eigen Gijs Hendriks – behoort Serge Chaloff in de eredivisie. Vanaf midden jaren '40 tot en met begin jaren '50 was Chaloff te vinden in de beroemde bigbands van Georgie Auld, Jimmy Dorsey en behoorde hij in het orkest van Woody Herman (The Second Herd) tot de vermaarde Four Brothers: Stan Getz, Zoot Sims en Herbie Steward. Later speelde hij vooral in kleine formaties. Ingevolge een continue drugproblematiek is hij niet oud geworden. Hij overleed in 1957 op 33-jarige leeftijd.
Gelukkig heeft hij in ieder geval twee tijdloze albums, die onlangs op 1 cd verschenen, achtergelaten: het formidabele 'Blue Serge', met een dijk van een ritmesectie – Sonny Clark (piano), Leroy Vinnegar (bas) en Philly Joe Jones (drums). Chaloff soleert hier in dit kwartet relaxed, virtuoos, swingend en met groot élan in een repertoire van standards, originals en 'Susie's blues'. De meer dan voortreffelijke ritmesectie inspireert Chaloff tot grootse prestaties. En dan te bedenken dat hij in de oorspronkelijke liner notes beweerde dat hij 'never worked with these guys before'.
De tweede plaat 'Boston Blow-Up', ook terug te vinden op deze cd, is een typisch West Coast-product. Dus, mooi samenspel en behoorlijk gearrangeerd. Maar, vergis je niet, dit is stevig swingende kost. De arrangementjes zijn luchtig, prettig, swingend en geven de solisten alle ruimte. Behalve het sublieme spel van Chaloff valt er te genieten van de vloeiende soli van altist Boots Mussulli. Jarenlang was hij solist in de Stan Kenton Big Band en evenals Chaloff is hij slechts sporadisch op plaat terug te vinden. Trompettist Herb Pomeroy, mede door zijn jarenlange educatieve bezigheden een enigszins vergeten en zeker ondergewaardeerde trompettist, verrast met frisse en felle bop-georiënteerde soli. De ritmesectie speelt wat statisch, maar stuwt wel lekker en de soli van pianist Ray Santisi zijn puntig en uiterst competent.
Deze cd is een hernieuwde kennismaking met de in de vergetelheid geraakte en onder-gewaardeerde West Coast jazz. Het tegendeel werd vaak beweerd, maar deze jongens swingen de pan uit.Labels: Cd-recensies
(Jacques Los, 28.10.06) - [print]
- [naar boven]
Trygve Seim - 'The Source' (ECM, 2006) ***½
De Noorse saxofonist/componist Trygve Seim heeft hier een voorkeur voor langzame tempi. Hij wil dat de muziek zich langzaam ontvouwt en schept daarmee tijd om alles in je op te nemen, zoals hij afgelopen zomer vertelde aan Frank van Herk, die hem interviewde voor de Volkskrant.
Seim heeft een lichte toon op tenor- en sopraansax. Trombonist Øyvind Brække speelt verzorgd, maar soms wat te braaf. Hij is in zijn improvisaties niet bijzonder creatief en mist nog persoonlijkheid. Wat wil je ook met mannen als Wierbos, Buis en Reijngoud zo dichtbij of Nils Wogram? Dan ben je verwend natuurlijk. Bassist Mats Eilertsen is nogal eens in Nederland te horen. Hij heeft een grote toon met veel hout. Hij overtuigt en imponeert hier een cd lang. Een bassist die meer bekendheid verdient.
Deze cd maakt gaandeweg meer indruk. De composities hebben een sterk recitatief ver-tellend karakter met nogal wat unisono's van sax en trombone. De laatste vijf stukken zijn het sterkst. De opnamekwaliteit staat buiten kijf; alle instrumenten zijn mooi gedefi-nieerd en het totale geluidsbeeld is uitstekend. Hoogtepunten qua sfeer en toonzetting zijn de dromerige, filmische compositie 'Mmball' van drummer Per Oddvar Johansen en 'Mail Me Or Leave Me', omdat je hier een hecht collectief aan het werk hoort.
Meer weten?
Onze recensie van het album 'Sangam' van Trygve Seim.
Labels: Cd-recensies
(Cees van de Ven, 26.10.06) - [print]
- [naar boven]
Lester Bowie Brass Fantasy - 'When The Spirit Returns' (Dreyfus/Birdology, 2003)
De legendarische trompettist Lester Bowie (1941-1999) groeide op in St. Louis, maar maakte vanaf 1965 deel uit van de florerende zwarte avant-garde in Chicago als lid van The Art Ensemble Of Chicago. Hij gold als een van de belangrijkste trompettisten van de free jazz, maar bleef wel met beide benen in de jazztraditie staan. Vooral met zijn orkest Brass Fantasy greep hij graag terug naar elementen uit eerdere stromingen. Opvallende bezetting: vier trompetten, hoorn, drie trombones, slagwerk; de baslijnen werden gespeeld door een tuba.
Op dit album dat werd opgenomen in 1997, twee jaar voor zijn dood, komen verschillende elementen uit zijn muziek tot uitdrukking, in tien stukken van verschillende herkomst, met 'One Love' van Bob Marley als meest opmerkelijke titel. Mooie arrangementen (hier en daar misschien wel voorbeeldig speelmateriaal voor het hafabra-segment van het vader-landse muziekleven), lekkere solo's, en ondanks de uitgebreide bezetting een grote mate aan voelbare spontaniteit en speelplezier. Ik beleef bijzonder veel plezier aan de warme klankkleuren die dit instrumentarium, met die huppelende tuba, kan opleveren.
Deze recensie verscheen eerder in HVT Magazine.
Labels: Cd-recensies
(René de Cocq, 26.10.06) - [print]
- [naar boven]
Johnny Coles – 'Little Johnny C' – (Blue Note, 2005) ****
In de serie remasterde cd's van het label Blue Note en technicus Rudy Van Gelder zijn veelal bijzondere en belangrijke reissues verschenen uit de grote hoeveelheid opnamen die in de vijftiger en zestiger jaren op het spraakmakende label zijn gemaakt.
Het bijzondere van dit album is dat zowel trompettist Coles als altsaxofonist/fluitist Leo Wright niet al te veel op plaat of cd zijn verschenen en dat het album uitsluitend compo-sities bevat van pianist Duke Pearson. Little Johnny Coles mag dan inderdaad klein van stuk zijn geweest (hij overleed in 1996), hij was beslist geen kleine jongen in de jazz. Hij heeft geruime tijd in de orkesten van Gil Evans gespeeld en toerde door Europa met de formatie van Charles Mingus, waarin onder anderen ook Eric Dolphy en Clifford Jordan speelden.
Op dit album etaleert hij zijn warme trompetgeluid, beheerste notenkeus en melodieuze opbouw van chorussen. Zijn spel is geworteld in de blues, hetgeen niet zo gek is gelet op het feit dat hij met 'jazzbluesers' als Eddie 'Cleanhead' Vinson en Bullmoose Jackson gespeeld heeft. In de snelle wals 'My Secret Passion' speelt de dan jonge tenorist Joe Henderson zijn beste solo van de sessie. Zijn geluid is krachtig en donker en zijn frase-ringen zijn logisch en origineel. Hier tekent zich reeds zijn latere, meer geavanceerde stijl af. De soli van altist Leo Wright zijn glashelder en passen naadloos in het funky, bluesy, swingende repertoire. Zijn cooking soli zijn te plaatsen in het post-Parker idioom en hebben dezelfde drive en intentie als die van Cannonball Adderley.
Met deze cd en met behulp van de stevig swingende ritmesectie (bassist Bob Cranshaw en drummers Walter Perkins en Pete LaRoca) heeft Coles een fris, kwalitatief en groovy album afgeleverd, dat naar meer 'Little Johnny’s' smaakt.Labels: Cd-recensies
(Jacques Los, 24.10.06) - [print]
- [naar boven]
Wolfgang Haffner - 'Shapes' (Pink/ACT, 2006)
De nog relatief jonge Duitse jazzdrummer Wolfgang Haffner kan met gepaste trots verwijzen naar een mooie loopbaan, waarin hij speelde met grootheden als Johnny Griffin, Clark Terry, Harry Edison, Joe Pass en Klaus Doldinger. Hij vergaarde zijn eerste roem als 18-jarig slagwerktalent in de band van de Duitse tromboneveteraan Albert Mangelsdorf. Die verwantschap met de trombone is ook merkbaar in dit nieuwe album, waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor de trombone van Nils Landgren.
Met verder nog trompettist/toetsenist Sebastian Studnitzky, gitarist Frank Kuruc en bassist Lars Danielsson (ook op cello te horen) spelen ze een repertoire van geheel door Haffner zelf geschreven stukken: klanklandschappen op basis van stevige (maar nergens lompe) grooves. Er komt veel elektronica aan te pas, maar desondanks klinkt een en ander redelijk natuurlijk. In zijn sublieme gestopte-trompetsolo in het sfeervolle titelstuk (met geraffineerde effecten van achteruit afgespeelde muziekfragmenten) doet Studnitzky even denken aan Eric Vloeimans.
Deze recensie verscheen eerder in HVT Magazine.Labels: Cd-recensies
(René de Cocq, 23.10.06) - [print]
- [naar boven]
Lees verder in het archief...