Draai om je oren Jazz en meer - Column |
home |
||
|
Herinneringen van Noord Gevaarlijke sporten zijn - dat valt tenminste dagelijks via de media te vernemen - bergbeklimmen, auto- en motorracen, parachutespringen en krokodillenjacht met pijl en boog. Musiceren valt hier niet onder. Musici, zo is de algemene overtuiging, beoefenen geen gevaarlijke sport. Na meer dan dertig jaar podiumervaring meen ik dit echter met gegronde reden te mogen betwisten. Musiceren buiten de knusse beslotenheid van de huiselijke kring is niet alleen gevaarlijk... het is zelfs bloedlink. door Herbert Noord, 1 maart 2005 Het tweede verhaal (lees hier het eerste) om mijn stelling te bewijzen speelt zich enkele jaren later af in een accommodatie aan de hoofstedelijke periferie. Het kwintet waarin ik speelde was uitgenodigd om een feestavond van een plaatselijke culturele vereniging op te luisteren. Bij aankomst bleken wij niet de enige geluidsproducenten te zijn, een 'oude stijl'-orkestje zou mede de muzikale verzorging van de avond op zich nemen. Op zich heb ik niets tegen 'oude stijl'-orkestjes, net zo min als ik iets tegen Tibetaanse Yakboter-producenten en Limburgse Kaaseters heb, zolang ze maar buiten mijn territorium blijven. Een zwaar bevochten optreden en podium delen met een stelletje muzikanten die in onze optiek het muzikale stenen tijdperk nauwelijks ontgroeid waren, daar zaten wij niet op te wachten. De 'Oude Stijlers' blijkbaar ook niet op ons, want die weigerden pertinent het podium te ontruimen om ons te laten optreden. Dit onder het bekende vaderlandse motto: wie het eerst komt, die het eerst maalt. Toch hadden zij buiten de waard, in de persoon van onze drummer, gerekend. Deze slagwerker achtte het niet opportuun het podium zonder slag of stoot aan deze onbekwame navolgers van Bix Beiderbecke te laten. Gesterkt door de wetenschap niet alleen in het bezit te zijn van een zesde Dan in een edele Japanse vechtsport, maar tevens van een forse rechtse, verworven in jarenlange matpartijen met rumoerig Zeedijkvolk, ging deze percussionist trachten het ons aangedane onrecht even fijntjes recht te zetten. Persoonlijk had ik de bui ruim van tevoren zien hangen en mijn Hammond weer ingeladen, want een opgezwollen oog is een ding, maar een getackelde Hammond is erger. De slagwerker - met de nadruk op 'slag' - betrad wederom het podium en eiste op luide toon onmiddellijke stopzetting van de oubollige klanken. Deze mededeling leidde niet tot het gewenste resultaat, waarop een tweetal karatetrappen tegen het drumstel volgden. Hoewel ogenschijnlijk uit duurzame materialen vervaardigd, bleek het slaginstrumentarium niet tegen een dergelijke behandeling bestand en zeeg krakend en kletterend ineen. De verbijstering op de gezichten van de bandleden en overige aanwezigen was groot. Hier waren niet 'The Saints Marching In', maar meer een afgevaardigde van Satan, die even orde op zaken kwam stellen. Aangemoedigd door het succesvol attaqueren van de potten en pannen verplaatste onze drummer zijn aandacht naar de trombonist, die met een schetterend glissando zijn ongenoegen over de gang van zaken had geuit. Onder het uitroepen van: "En nou is het uit met dat getetter", greep onze ritmeverzorger de trombone beet en herschiep het instrument binnen een vloek en een zucht tot een modern kunstwerk, rijp voor tentoonstelling in het Stedelijk: 'Who's Afraid Of Trombones?' Toen onze 'instant' kunstenaar aanstalten maakte om ook de tuba tot hanteerbaarder formaat te gaan omwerken, was dit het sein tot een algehele aftocht. Het verdere verloop heb ik maar niet afgewacht, want door ervaring wijs geworden was mij bekend dat de politie meestal een voortijdig einde kwam maken aan dergelijke feestelijkheden. Verrassing was wel dat de uitbetaling van het niet geconsumeerde optreden toch plaatsvond. Mogelijkerwijs geïntimideerd door de lichtelijk geweldadige demonstratie 'koper- en houtbewerking' had het bestuur het blijkbaar raadzamer geacht niet in discussie te treden omtrent de overeengekomen vergoeding.
|
![]() |