Draai om je oren Festivalverslag |
home |
||
|
Gent Jazz Festival 2013 Dag 4 Een festivalverslag in woord (Guy Peters) en beeld (Cees van de Ven). Een dag later valt snel op wat het nadeel is van zo'n overrompelend succes als de Zorndag: de klad zit er een beetje in, de gretigheid laat het wat afweten en alles wordt een beetje vaal, zeker als duidelijk wordt dat het publiek vooral zin heeft om languit in de terrasstoelen te gaan hangen, terwijl de tent net leeggemaakt is voor de concerten van iconen Bobby Womack en Bryan Ferry. En terwijl we verwachtten dat de eerste zou klaarspelen waartoe de tweede niet in staat zou zijn, bleek het uiteindelijk net omgekeerd af te lopen.
Toetsenist Legnini heeft, ook al waren we hem even uit het oog verloren, best een mooi parcours afgelegd en was regelmatig te horen met vrij grote namen uit het buitenland, waaronder veel zangers. Dat was meteen ook de reden waarom hij voor zijn huidige project ook werkte met een paar vocalisten. Met Hugh Coltman zat het in een met pathos volgestouwde popjazzkoers, met zangeres Mamani Keita gebeurde dat in ritmischer materiaal. Helaas sloeg de vonk niet helemaal over. Nochtans zaten de romige Rhodesklanken mooi ingebed in soepele jazz en was er behoorlijk wat afwisseling qua bezetting (al stonden de blazers er soms echt wel voor spek en bonen bij). Het kon echter niet voorkomen dat de aandacht voortijdig begon te verslappen door een gebrek aan spanning en een merkwaardig overdadig klinkende reeks composities.
Nochtans maakte Womack, een man die in zijn leven vermoedelijk meer tegenslagen heeft overwonnen dan u en ik en onze vriendenkringen bij elkaar geteld, een vieve indruk. Hij kwam het podium op in leren pak en kenmerkende zonnebril en was vrij goed bij stem. Opmerkelijk: na de brallende inleiding gaf hij meteen zijn grootste hit 'Across 110th Street' weg. Dat getuigt van lef of insinueerde misschien wel dat hij vooral de kaart van het nieuwe materiaal zou trekken. Uiteindelijk zou het vooral een mengelmoes worden van ouder materiaal, waarbij er weinig echte rustpunten zouden zijn. 'Nobody Knows You When You’re Down And Out' en 'Daylight' begaven het haast onder hun gewicht. De zangeressen tierden er op los, de vieze synthklanken drongen overal in door en de blazers gaven van jetje, jetje, jetje. Gelukkig kreeg de muziek nu en dan ademruimte. 'The Bravest Man In The Universe' was zo'n zeldzaam moment om te bekomen, net als 'I Wish He Didn’t Trust Me So Much'. Gladde soul, nog eens aangezet door al die complimentjes en flauwe trivia. Maar Womack gaf zich wel en deed denken aan Al Green (een welgemike falsetto uithaal hier en daar), Solomon Burke (het recente 'Deep River') en natuurlijk ook zijn leermeester Sam Cooke, met 'A Change Is Gonna Come' en een knap 'Jesus Be A Fence Around Me'. Een concert met heel wat sterke momenten, al werden ze op een paar uitzonderingen na bijna de vernieling ingespeeld door een band die raasde en beukte en schetterde als een wielerploeg op een nieuwe voorraad drugs.
Een vroeg 'Avalon' werd op enthousiaste aaaahhhs onthaald, maar leek in niets op de flemende vaselineballad uit de jaren tachtig. De band, met verschillende klarinettisten, waarvan er eentje zelfs dubbelde op een bassax, zag eruit als een stoffig zootje uit een retrofestival, maar deed dat overtuigend met een aanstekelijke lichtvoetigheid en ratelende charme. Vroeg hoogtepunt: 'Just Like You'. Dan verschenen plots twee backing vocalisten op het podium, met Ferry die zonder aarzelen 'Love is The Drug' inzette en in die kenmerkende pose rond de micro ging hangen in 'Day For Night'. Een razend knappe versie van 'Back To Black' (Amy Winehouse) rondde het eerste luik in stijl af, én met een prachtige trombonesolo. Daarna ging het, een kort jazzintermezzo buiten beschouwing gelaten, de conventionele pop/rock-toer op, al bleven de muzikanten wel allemaal rondhangen en werden ze vergezeld door een rockband. Ze zorgden ervoor dat 'N.Y.C.' en 'Casanova' sexy en messcherp klonken en maakten van de kitsch van 'Oh Yeah' een regelrechte guilty pleasure. En Ferry, die streek de handen door het haar, glimlachte minzaam en liet zien dat hij ruim veertig jaar na de begindagen van Roxy Music nog altijd the slickest guy on the block is. Voor de rest ook heel wat covers, zoals 'Knocking On Heaven’s Door' en 'A Hard Rain’s A-Gonna Fall' (Dylan), eentje van Van Morrison ('Crazy Love'), 'Smoke Gets In Your Eyes' en het onvermijdelijke, maar heimelijk door iedereen meegezongen (we pleiten schuldig) 'Jealous Guy'.
Deze recensie verscheen eerder op Enola.be Klik hier voor het fotoverslag van Gent Jazz 2013 door Cees van de Ven. |
|