Arnold DePass - De postbode die een jazzrakkertje was
Het orkest van trompettist Edgar Lawrence 'Dooky' Chase was tussen 1944 en 1949 de eerste bigband in New Orleans die de nieuwe geluiden uit New York oppikte en de stad liet kennismaken met bebop.
tekst: Eddy Determeyer, november 2024
foto's: Hogan Jazz Archive, Francis Wolff e.a.
Zijn arrangeur John 'Picky' Brunious was zeer gecharmeerd van de progressieve stukken die Tadd Dameron, Jerry Valentine, Budd Johnson en John Malachi voor het grote orkest van crooner Billy Eckstine hadden vervaardigd. Waarmee die bigband van Dooky Chase de eerste was die bebopstukken op de lessenaars had liggen. (Tenminste, wanneer we de Harlem Express van Jimmie Lunceford even buiten beschouwen laten. Daar had Dameron al rond 1942 boppige stukken voor geschreven, onder meer een arrangement van 'Fine And Dandy' – dat nimmer op de plaat terechtkwam.)
Al op de Joseph Craig lagere school hadden Chase en een aantal vrienden, onder wie trombonist Benny Powell, trompettist Arnold DePass en drummer Vernel Fournier, een bandje opgericht dat in de wijken optrad. En in 1944 haalde het orkest voor het eerst de kolommen van de 'Louisiana Weekly'. De scholieren hadden al snel de naam zeer zelfverzekerd te zijn, om niet te zeggen arrogant. De gastjes waren bloedserieus. Acht uur per dag repeteren was, zeker in de weekends, niet ongebruikelijk. Hun doel was het orkest van trompettist Sidney Desvigne, dat midden jaren veertig als de best bigband van de stad gold, van de troon te stoten.
Brunious kneedde het zootje ongeregeld tot een puik jazzorkest en zo was de Dooky Chase band in augustus 1945 tot de tanden gewapend toen hij het voorprogramma verzorgde voor de show 'Hepsations of 1945', in het plaatselijke Coliseum. De Coliseum Arena was een bokszaal waar de meest prominente orkesten optraden die New Orleans op hun tournees aandeden. 'Hepsations' was opgebouwd rond het razend populaire dansduo The Nicholas Brothers en het orkest van dienst stond onder leiding van trompettist Dizzy Gilespie. Het verhaal wil dat die laatste bij de aanvang van het voorprogramma in paniek zijn kleedkamer uit kwam renen, in de veronderstelling dat zijn orkest zonder hem was begonnen.
Arnold Raymond 'Sweets' DePass, lid van de trompetsectie, was op dat moment vijftien. Opmerkelijk genoeg werd het jeugdorkest actief gepromoot door de katholieke kerk - zoals dat instituut in de negentiende eeuw brassbands had gefaciliteerd en dansavonden had georganiseerd. De kerk "speelde een belangrijke rol bij de ontwikkeling van onze band," herinnerde DePass zich, "omdat we schnabbels voor de kerk speelden. Niet in de kerken zelf, maar die hadden zaaltjes, weetjewel, waarvoor ze orkesten inhuurden. Wij speelden voor zowat alle kerken. Ze hadden van die activiteiten in de weekends, met Desvigne op de vrijdag, Herbert Leary de avond erop en ons orkest op zondag. In een en dezelfde zaal. Om te beginnen waren de meeste muzikanten die ik kende katholiek. Zoals in Dooky's band, eens kijken, daar was zo'n beetje iedereen katholiek. De kerk keek dus niet op ons neer, die moedigde ons min of meer aan."
Enthousiast onthaal
Arnold was de zoon van drummer Arnold DePass sr. (circa 1900 - circa 1945). Vóór de eerste wereldoorlog was die al actief geweest in bandjes in de wijk Storyville. Later werkte hij met onder anderen Jack Carey, Chris Kelly, Buddy Petit en Kid Rena en in 1927 richtte hij het Olympia Orchestra op, dat hij vijf jaar zou leiden.
"Dat ik met muziek begonnen ben had met onze gezinssituatie te maken," legde de zoon uit. "Alle muzikanten kwamen bij ons thuis over de vloer, om met mijn pa te kletsen. Jimmie Noone, Dee Dee Pierce, al die jongens kwamen bij ons thuis langs. Ik heb ze allemaal meegemaakt. Paul Barbarin. Als ik naar een optreden ging en ze daar ontdekten dat ik Arnold DePass jr. was, kreeg ik een enthousiast onthaal. Ze hielden allemaal van mijn pa."
Na Dooky Chase was de volgende band waarin DePass werkte het Rebop Orchestra, dat pianist, zanger en entrepreneur Joe Jones begin 1947 presenteerde. De muzikanten daarvan waren een jaar of twee jonger dan die van Chase en grote fans van die band. Ook de Reboppers waren begonnen als schoolorkest, van Booker T. High. Een deel van hun arrangementen kwam rechtstreeks uit het boek van de Chase band. Een paar leden, met name altsaxofonist Clarence Ford, de tenoristen Alvin Tyler en David Lastie en drummer Wilbert Hogan, zouden later faam verwerven in de rhythm-and-blues en de moderne jazz. In 1949, toen het Dooky Chase Orchestra uiteenviel, werd DePass lid van de Reboppers. "Ze hadden een populair stuk dat John [Brunious] schreef, 'Sultan's Dream'. Ik bedoel, dat was een geweldige compositie. Wij hadden ons orkest nog toen Joe Jones dat van hem oprichtte. Het was overigens geen lang leven beschoren."
Bradshaw in de war
Vervolgens kwam trompettist King Kolax. "Benny Powell en ik gingen voor hem werken. Vernel Fournier en [baritonsaxofonist] Sterling White gingen uiteindelijk naar Alabama State, om daar te studeren. Ze hadden daar twee jongens die zongen, de Trenier Twins, en ze afficheerden zich als de Alabama State Collegians. Die tourden een tijdlang."
"Over Vernel Fournier, dat was interessant. Op dat moment speelden we met King Kolax en hij was de drummer. We werkten toen met een grote show, in Cleveland, Ohio. We waren aan het repeteren voor die show, die voor de volgende avond geprogrammeerd stond. Met Ethel Waters, Bill 'Bojangles' Robinson, alle grote sterren van die tijd. Met Katherine Dunham en haar Dance Troupe. Tiny Bradshaw kondigde aan. Katherine Dunham vroeg Bradshaw [een zanger die een beetje voor de show drumde] om Vernel voor te doen wat ze voor ritme wilde. Ze hadden van die latin ritmes, weetjewel. Het grappige was dat Vernel hun vroeg wélke latin ritmes ze wilden. Want hij was een goed opgeleide drummer - hij kende ze allemaal! Die Tiny Bradshaw raakte in de war! Want die was geen echte drummer, die had een band geleid. Everybody could be a bandleader. Goh, hij [Fournier] ging echt loos. Een klassiek moment. De reden dat ze hem onderschat had was volgens mij omdat hij een babyface had, die gast zag eruit of hij twaalf was."
Had Kolax toen ook al die Billy Eckstine-arrangementen op het repertoire?
"Had hij die gekocht? Dat weet ik niet. Toen ik in het orkest van Kolax zat - dat moeten negen maanden zijn geweest, die eerste keer. Daarna ging ik naar huis en voegde me andermaal bij Dooky. Toen werd Dooky's band echt populair. We werden tot de beste band van de regio uitgeroepen en zo."
Met Dizzy's naam
"Op een gegeven moment ging Kolax bij Eckstine spelen. King Kolax zelf. Toen het Billy Eckstine orkest uiteindelijk werd opgeheven kreeg hij die arrangementen in handen. Man, die gast, dat moet ik toch even zeggen. Hij heeft nooit erkenning uit het jazzkamp gekregen. Hij was een eersteklas blazer en werkte overal in de Verenigde Staten. But boy, he was a terrific trumpet player himself. Maynard Ferguson kwam na hem. Ik zeg altijd: als je soms denkt dat Maynard Ferguson hoog kon blazen, had je hem moeten horen! Hij had een enorm bereik. Boy, that guy was something! Oh yeah, he was something else."
"In de periode dat Billy Eckstines band ermee nokte hoorde ik dat zijn managers hem verteld hadden dat bigbands niet langer verkochten. Nou, dat was nog niet echt het geval toen, maar het ging wel die kant op. Toen kreeg Kolax het boek in handen. Toen ik bij Kolax terugkwam, die tweede keer - dat moet eind '48 zijn geweest - kreeg ik een paar arrangementen met Dizzy's naam erop. Weetjewel, in plaats van aan te geven of het voor de eerste of tweede of derde trompet was, stond er 'Diz' op. Het nummer weet ik nog, het ging over het Apollo Theatre. 'Second Balcony Jump' heette het."
Dat was toch van Jerry Valentine?
"Ik dacht dat het van Tadd Dameron was. Dacht ik, hoor. Tadd Dameron was ook waanzinnig goed. Maar ik herinner me Jerry Valentine wel, hij speelde trombone. Hij schreef voor 'B', zoals we Eckstine noemden. 'Cottage For Sale', 'I Apologize', al die liedjes. Geweldig orkest. Als Billy naar de stad kwam was iedereen er. Omdat alle sterren erbij zaten, weetjewel. Toen Fats Navarro eruit stapte kwam Kenny Dorham erbij. Maar moet je horen, ik heb ze allemaal meegemaakt. Kenny was een geweldige trompettist, maar hij paste niet in het model van Diz en Fats."
Hij was een meer lyrische speler, toch?
"Ja, klopt. Die andere waren powerhouses, Diz en Fats."
Junkie orkest
Toen die Eckstine band in New Orleans optrad, dat was toch de eerste keer dat de mensen live bebop te horen kregen?
"Ik denk van wel, ja. Maar zo was die band. Al die sterren zaten erbij. Sonny Stitt, om maar iemand te noemen. Maar dat was niet de reden dat de band uit elkaar viel. Dat werd wel gezegd: te veel sterren in een band levert problemen op."
Afgezien daarvan waren het allemaal junkies, niet? Het was een junkie orkest.
"Ja, ja, ja. Dat speelde in de Billy Eckstine band, op grote schaal. Dexter Gordon, Gene Ammons, Sonny Stitt, Leo Parker op bariton en Charlie Parker. Niet allemaal in dezelfde periode. Dexter en Gene Ammons en Leo Parker, dat was in dezelfde fase."
Arnold DePass kreeg in 1997 de Living Legend Award van het Jazz and Heritage Festival in New Orleans. Hij was toen al jaren uit de muziek weg. DePass was van 1963 tot 1990 brievenbesteller in Opelousas. Naar verluidt de eerste postbode van kleur daar en zeer geliefd bij zijn klanten. Niemand aan zijn route had enig idee dat die vriendelijke employé van de Postal Service ooit een opwindend leven had geleid als jazztrompettist. Hij overleed op 28 juli 2017 en werd 87.
Interview: telefonisch, 5 & 10 februari 2010