Draai om je oren
Artikel



home  
    
    
 

Dagje New Orleans: Jazz & Heritage Festival 2023

Kilootje of 45, veel meer zal het niet zijn. Doch wat Germaine Bazzle (91) uit dat magere lijf weet te persen zou ruimschoots voldoende zijn voor een hoofdrol op de Dag des Oordeels. Vanaf haar herkenningsmelodie 'It Don’t Mean A Thing (If It Ain’t Got That Swing)' is duidelijk dat Bazzle een persoonlijkheid van formaat is. Ze fraseert als Shirley Horn, maar dan in het kwadraat. Ik had haar al eens eerder gezien, op het Jazz & Heritage Festival van 1983 (mijn 'doop'), maar daar herinner ik me alleen maar van dat ze behoorlijk goed was.

tekst: Eddy Determeyer, mei 2023
foto's: Hammie van der Horst

Bazzle verdeelt haar tijd al decennia tussen het klaslokaal en de kroeg. Op vrijdag 28 april 2023, de eerste dag van het meest recente Jazz Fest, blijkt dat haar stem nauwelijks slijtplekken vertoont. Ze heeft een eigen(wijze) timing, een grote dynamiek en een indrukwekkend bereik. Ze zingt kortom als een jonge blom. Als ze 'Oh, Lady Be Good' inzet, een eerbetoon aan haar oorspronkelijke voorbeeld Ella Fitzgerald, gaat er een schok door publiek en artiesten. Een F14 dondert laag over de Fair Grounds-renbaan - waar overigens al in de jaren veertig kleinschalige festivals werden gehouden en waarbij vier bigbands om en om optraden. Je ziet de jets overdag, maar ook in het weekend verbazingwekkend laag over de stad krijsen, in hun eentje of in formatie. Ik denk dat ze afkomstig zijn van een basis die een kilometer of dertig verderop ligt, bij de oostpunt van Lake Pontchartrain.

Naast 'The First Lady of Jazz in New Orleans' zit tenorist Charlie Gabriel, eveneens 91 en het oudste lid van de Preservation Hall Jazz Band. Hij is telg van een gerespecteerde muzikantenfamilie in de stad en naar eigen zeggen houden een dagelijks potje schaak en een blowtje hem in vorm. Zijn geluid zou je vroeger 'masculien' hebben genoemd, toen dat nog mocht. Ik hoor echo's van Coleman Hawkins en Dexter Gordon. In de loop van de set voegt zich een jongere tenorist met dreads en een volledig opengewerkte spijkerbroek bij het gezelschap en op z'n minst qua sound en volume doet hij niet onder voor de oude baas.

Acrobatische jongelui en schuifelende bejaarden
Voor ons was het 53ste Jazz & Heritage Festival al een dag eerder begonnen. Toen we 's avonds een luchtje gingen scheppen, hoorden we in de verte het onmiskenbare geluid van een band. En het was exact zoals banjoïst en gitarist Danny Barker (1909-1994) het ergens heeft beschreven. Net als in zijn tijd, honderd jaar geleden, hoorden we de muziek van daar links ergens komen, of nee, van rechts, of is dat de echo? Nee, kijk daar, dat huis met die grote speakers. Nee hoor, achter die grote loods aan St. Bernard Avenue. Inderdaad, langs die verkeersader die dwars door de wijk Tremé loopt, ontwaren we een brassband met drie tuba's achter een 'vaandel', een uit triplex gezaagde bastrommelaar op ware grootte. Daarachter een second line van een mannetje of honderd. Acrobatische jongelui, schuifelende bejaarden, kreupelen, moeder met hun in slaap gewiegde baby's tevreden glimlachend tegen hun hals. Een man die een lorrie met een grote koelbox trekt, boordevol blikjes bier en frisdrank en ijs. Soms denk ik weleens dat iedere inwoner hier zo'n box gebruiksklaar in de bijkeuken heeft staan, voor het geval er ergens een straatorkest uitbreekt.

Als enige witmensen strutten we enthousiast mee door de zoete reeferdampen. Het is duidelijk dat dit niet echt een officiële, georganiseerde parade betreft: van begeleidende politiewagens geen spoor, als het stoplicht op rood springt, houdt de hele stoet halt.

De band - het aantal snaartrommelaars kan ik in de mêlee niet zo gauw tellen - speelt niet zozeer liedjes of hits. Het is meer een soort groove die van tijd tot tijd van karakter verandert. Wanneer we door het viaduct onder Claiborne Avenue dansen, zwellen de ritmes aan tot orkaankracht. Een snaartrommelaar laat tot twee keer toe een stick vallen, een bastrommelaar zoekt even de stoep op om zijn veters te strikken, een baby glipt van een schouder.

Ter hoogte van de Mother-in-Law Lounge haken we af. Entertainer en zelf geproclameerde 'R&B Emperor of New Orleans' Ernie K-Doe richtte deze negotie in 1995 op. Van hem is de uitspraak: "There have been only five great singers of rhythm and blues - Errnie K-Doe, James Brown and Ernie K-Doe." Na zijn overlijden in 2001 liet weduwe Antoinette zijn gebalsemde overschot met uitgestrekte hand bij de voordeur plaatsen, om klanten te lokken. De politie vond dit postume eerbetoon wat te gevoelig en gelastte dat het lijk ordentelijk werd begraven. Tegenwoordig bestiert de populaire trompettist en zanger Kermit Ruffins de tent. Maar zo doen we dat dus hier.

Eerste zonnesteek
Onze eerste zonnesteek van het Jazz Fest lopen we rond half een op. Dat is bij de New Orleans Fais Do-Do Stage, waar zanger en accordeonmist Gene Delafose en zijn French Rockin' Boogie Band voor zonnige walsjes en two steps zorgt. 's Anderdaags blijkt dat we slechts een verbrande pols aan het spektakel hebben overgehouden. De helft van de tijd brengen we echter door in de Gospel Tent, waar de spirit en de emoties weliswaar aan de kook raken, maar waar een sprinklerinstallatie de gelovigen en deszelver hoofden koel houdt. Shades Of Praise, het circa vijftigkoppige New Orleans Interracial Gospel Choir, bewijst maar weer eens dat ook het witte deel der aardkloot van swingen weet. Het palet reikt van een krijtwitte zonschuwe oudere dame met wit haar tot een gitzwarte zanger die in de zwarte achtergrond verdwijnt, of was het nou een zangeres? Afrikaans-Amerikaanse kleuters, nog niet vergiftigd door Spotify, TikTok of andere rimram, dansen onbekommerd hun dansjes in de gangpaden.

Het witte jongetje van een jaar of zeven dat in de Ecomony Tent pal voor het podium op zijn plastic saxofoontje meespeelt, heeft minder geluk. Zijn pedagogisch begaafde moeder trekt hem weg, terug naar zijn stoeltje ("en zitten blijven!"). Het orkest hier is de King Oliver Creole Jazz Band Centennial, geleid door de hier ter plaatse geliefde banjospeler Don Vappie. Vappie vertelt na 'High Society' hoe trompettist Louis Armstrong thuis altijd met de opnamen van de Creole Jazz Band meeblies, waarmee hij in 1923 zijn plaatdebuut maakte. Volgens Pops waren dat de beste jazzopnamen uit de geschiedenis. Hoe het ook zij, met zijn vier blazers laat de band met 'Zulu's Ball' horen dat die vroege jazz beslist een meer orkestraal dan polyfoon karakter had. "'Snake Rag' is net zo belangrijk als het werk van Bach of Beethoven," betoogt de leider, wiens grote helden Johnny St. Cyr en Danny Barker zijn, "het is onze klassieke muziek".

En kijk, wie is de jonge slanke drummer die de hele set door opgewekt en energiek doch geconcentreerd zit te roffelen en in 'Dippermouth Blues' een al even idioomgetrouwe solo slaat? Dat lijkt wel.. nee, het ís Jason Marsalis! Die we twee uur eerder met zijn eigen groep, plus gastsolist Warren Wolf op vibrafoon in de WWOZ Jazz Tent een programma van meer hedendaagse jazz hebben horen spelen. Dat was vlak voordat we op de Golden Sioux And Wild Apaches Mardi Gras Indians waren gestuit, die zich al trommelend, zingend en dansend door het festivalpubliek wrongen. WWOZ is overigens hét radiostation hier in New Orleans. Je hoeft het alleen maar 's morgens vroeg aan te zetten en het bij het naar bed gaan uit te klikken.

Kots en pis
Wanneer zangeres Tekoah Clayton met haar stem als een radarboot haar theatrale performance met Arthur Clayton's Anointed For Purpose uitvoert, staat terzijde van het podium het volgende koor, het Mount Herman Baptist Delegation Choir, al klaar. De hoofden geneigd, de handen op elkaars schouders, in kringgebed vereend. De funky drummer van Anointed intussen zweept het koortje op tot hemelbestormend niveau en de hartvormige zweetvlek die zich aanvankelijk op de rug van de in het rond springende leider had gevormd, heeft zich inmiddels over 's mans hele torso verspreid. Je ontkomt haast niet aan de geijkte vraag: zou er dan toch 'iets' zijn?

Daags voor onze terugvlucht naar Amsterdam neemt onze gids, die lange jaren in de plaatselijke horeca heeft gewerkt, ons mee op een tour langs de bars en de restaurants - van Bourbon Street, of all places! 's Nachts is het hier niet te harden, vanwege de tenten met de godsgruwelijk harde liverock en het karaokegebral. Bovendien moet je opletten dat je niet op het pad van starnakel zatte Britten raakt, met hun getier en gezang, met hun kots en pis. Maar 's middags is het hier best goed toeven. Van onze gids leer ik hand grenades drinken, een straf mengsel van schaafijs, gin, wodka, rum en meloenlikeur en naar verluidt onversneden moonshine. Lekker, hoor! De gids wijst erop dat mijn tempo veel en veel te hoog ligt.

En net als we af willen slaan naar de geparkeerde auto stuiten we op een zwarte percussiegroep van een mannetje of zeven, onder wie twee bekkenspelers. Hun performance voeren ze midden op de straat uit, de groovende ritmes geaccentueerd met spatgelijke sprongen en al even strakke choreografieën die de formatie steeds van vorm doen veranderen. Hoofdschuddend vervolgen we onze weg richting Rampart Street.