Draai om je oren
Jazz en meer - Column



home  
    
    
 

Maestro... (no) music (anymore), please!

Als oprechte Hammond- en jazzliefhebber bevindt u zich in de positie 'laatste der Mohikanen'. Hetgeen minder te maken heeft met de status van het instrument op zich, maar meer met de situatie van al dan niet levende muziek in zijn totaliteit. Natuurlijk, het echte Hammondorgel is onderweg naar een antiquarische plek, gelegen tussen het bioscooporgel, de pianola en de Fender-piano, maar waar ik op doel is het verdwijnen van de instrumentale muziek in zijn geheel.

door Herbert Noord, januari 2009

Ik zal mij verduidelijken. Wie de moeite neemt in ons land de diverse radio- en tv-stations met enige regelmaat te beluisteren en te bekijken moet het zijn opgevallen, dat er zelden meer louter instrumentale muziek te horen valt. Alleen in de klassieke sector blijven wij voor een deel verschoond van vocale oprispingen. Verder is het allemaal gezang wat als een niet te stuiten springvloed tot ons komt. Zelfs jazz, de muziek die ik persoonlijk een warm hart toedraag, wordt in de meeste gevallen alleen nog maar gezongen. Waar deze muziekvorm voorheen een praktisch louter instrumentale aangelegenheid was, is het nu ondenkbaar dat er geen zangeres bij betrokken is (het mannelijk equivalent komt niet voor, zelfs niet sporadisch, iets wat ik beslist niet als een gemis voel). Dit nu, doet mij niet spontaan in vreugdekreten uitbarsten. Integendeel, deze kentering legt volgens mij de bijl aan de wortels van de jazz. Maar ook andere minder of meer populaire muziekvormen zullen hier niet wel bij varen.

Een paar kleine voorbeelden ter onderbouwing van mijn betoog. De Stichting Jazz Impuls organiseert in samenwerking met 40 schouwburgen, concertzalen en andere podia een 120-tal concerten. Een zonder meer lovenswaardig streven, dat toejuiching verdient. De organisatie van deze concertreeks geeft echter een indicatie hoe er tegenwoordig over jazz gedacht wordt. Door middel van zogenaamde dubbelconcerten tracht men zoveel mogelijk publiek te trekken. Zo'n dubbelconcert bestaat uit het optreden van een instrumentale groep voor de pauze en een vocale groep daarna. Deze vorm van programmering gaat er dus van uit, dat de aanwezigheid van een zangeres het publiek over de streep zal trekken om ook het instrumentale gedeelte voor lief te nemen.

In mijn optiek is dit nu net de omgekeerde wereld. Al de jazzconcerten die ik in de loop der tijden heb bijgewoond, waren - een enkele uitzondering daargelaten - een louter instrumentale aangelegenheid. Ook in de beginjaren van het North Sea Jazz Festival waren de vocalisten op de vingers van twee handen te tellen. Wie de moeite neemt om de programmering van de laatste editie van dit festival even uit te pluizen, ziet dat het aantal vocale bijdragen bijna 40% van het totaal inneemt. Even de noemer jazz terzijde gelaten, want daarvan is ook steeds minder sprake. De grote publiekstrekkers bevinden zich buiten dit idioom. Eigenlijk is het zo, dat de instrumentalisten langzamerhand tot begeleiders van de vocale ster worden gereduceerd. Fnuikend en de dood in de pot voor levende muziek. Programma's als 'Idols' en hoe ze ook allemaal mogen heten, tonen namelijk duidelijk aan dat langzamerhand iedereen denkt te kunnen zingen. Men is de schaamte van onkunde en a-muzikaliteit duidelijk voorbij.

Waarom zou je tenslotte nog de moeite nemen om jarenlang te oefenen als alleen het opzetten van een keel al tot resultaat leidt. Je pleurt een cd'tje of een bandje in de speler en voilà: muziek. Het publiek, dat inmiddels ook niet beter weet, gehersenspoeld als ze zijn door de geluid voortbrengende media, vindt het prachtig. Muzikanten worden gedegradeerd tot entourage en het enige wat ze nog kunnen toevoegen is veelal een bizar uiterlijk of uitdossing. Hier raak ik meteen aan het volgende zeer belangrijke punt: De Show!

Een tijdje terug ontving ik een persbericht van een tenorsaxofonist uit Las Vegas. De 68-jarige man was al zijn hele muzikale leven actief, voor zijn plezier met jazz, voor zijn boterham in showorkesten. Zijn staat van dienst vermeldde alle grote namen uit de jazzgeschiedenis. Hij schreef zijn tenorsax in de wilgen te gaan hangen. De aanleiding vormde een gesprek met een clubeigenaar in wiens club hij eventueel een optreden kon krijgen. Deze vroeg namelijk niet naar de kwaliteit van zijn muziek maar 'how is your show?' Het visuele aspect was dus klaarblijkelijk belangrijker geworden dan het muzikale. Voor de muzikant genoeg aanleiding om te zeggen: 'Het is mooi geweest'. Onlangs merkte een tv-programmeur op, dat het succes van artiesten nauw samenhing met de clips die ter promotie dienen. Clip niet goed? Artiest door zijdeur af. Muzikale kwaliteiten worden in het huidige tijdsgewricht kennelijk afgemeten naar het uiterlijk vertoon. Hiermee is meteen een deel verklaard van de plotselinge opkomst van het fenomeen jazzzangeres. Het is voor een groot deel van het nauwelijks met muzikaal onderscheidend vermogen begiftigde publiek nu eenmaal prettiger kijken naar een zangeres in een spannend strapless avondjurkje dan naar een beheerst spelende gitarist, een bonkende Hammondorganist of een bezwete drummer.

En dan de zapcultuur. Waar vroeger rustig naar de muzikale prestaties werd geluisterd, al dan niet onder luide aanmoedigingen, is het momenteel al bijzonder als je een publiek langer dan tien minuten weet te boeien. De grote populariteit van festivals is gelegen in het feit, dat binnen een kader van enkele uren een grote verscheidenheid aan muziek kan worden geconsumeerd. Genieten is dan niet meer het woord. De muzikale avonden waarop maar één artiest of groep te beluisteren valt, nemen in aantal rap af. Alleen de topattracties trekken nog volle zalen, maar dan dienen zij wel vergezeld te gaan van een wervelende show. Dit is voornamelijk te danken aan de treurbuis, die met zijn tientallen zenders een hoog zapgehalte in de hand heeft gewerkt, mede door het onderbreken van de programma's met reclame.

Een volgend aspect dat bijdraagt aan de teraardebestelling van de levende muziek, is het bij jongeren veelal ontbreken van een muzikale opvoeding in casu het leren luisteren. Doordat in het onderwijs nauwelijks aandacht wordt besteed aan muzikaal onderricht - net zoals de lichamelijke opvoeding al jaren slachtoffer van bezuinigingen - groeien jongeren op zonder enig muzikaal houvast. In zo'n omgeving wordt al snel aangehaakt bij wat de leider van een groep beluisterenswaardig vindt. Dit analoog aan de kleding - dit merk is oké, dat merk is fout - en voeding - melk is uit, frisdrank is in. O wee als je in het foute merk schoenen bent gestapt of niet het juiste jack aanhebt. Uitstoting is wel het minste wat je kan overkomen. Door het ontbreken van die muzikale opvoeding heeft de plaag van de dj's razendsnel om zich heen kunnen grijpen. Want op het podium een prestatie leveren als instrumentalist, daar moet je moeite voor doen. Een prestatie leveren als dj is echter voor aanzienlijk meer mensen bereikbaar. De dj-cultuur is dan ook de enige cultuur die met een stekker en een stopcontact bereikbaar is. Met een beetje draaitafel en capabele (drum)computer kom je al een heel eind.

Daarom, vrienden van het echte Hammondorgel en de jazz, zal levende muziek in de nabije toekomst alleen nog maar als randverschijnsel aanwezig zijn. In leven gehouden door oprechte liefhebbers en vertolkt door dwarse musici. Koester uw platen- en cd-verzameling, want wat de muziekindustrie voor u nog in petto heeft, is weinig bemoedigend. In die kringen wordt de plundering van het muzikale verleden alleen maar toegejuicht; zijnde een van de weinige inkomstenbronnen die geen grote investering vragen. Laat een meedogenloze en nietsontziende dj los op de door echte musici met bloed, zweet en tranen bijeengesprokkelde muzikale erfenis, en het is zakkenvullen geblazen. Iedereen die nu nog een poging doet om met echte muziek aan de bak te komen, is aangewezen op zelfredzaamheid en wordt automatisch verwezen naar de louche en doodse suburbia van het muzikale randgebeuren. I rest my case.

Herbert Noord (foto: Cees van de Ven)

Hammond-organist Herbert Noord (26 juli 1943) formeerde in 1967 zijn eerste eigen groep met onder meer Hans Dulfer. In 1969 bracht hij met deze groep het debuutalbum 'Live At The Bohemia Jazza Club' uit. In de zeventiger jaren maakte Herbert platen met onder anderen Alan Laurillard, de Amerikaanse saxofonist Harvey Kaiser en de Amerikaanse gitarist Paul Weeden. Met Kaiser tourde Herbert diverse malen door de Verenigde Staten. In 1989 formeerde hij met tenorsaxofonist Rinus Groeneveld en drummer Pierre van der Linden de zeer succesvolle - en nog steeds actieve - formatie Advanced Warning. De band bracht verschillende cd's uit, speelde diverse keren op het North Sea Jazz Festival, tourde regelmatig door Duitsland en Zwitserland en was een graag geziene gast op de belangrijke podia en festivals in Nederland.