Draai om je oren
Jazz en meer - Column



home  
    
    
 

Het gaat goed met de jazz in Nederland

Mensen die mij beter kennen weten dat ik met een dergelijke uitspraak meestal het tegendeel bedoel. Een beetje cynisme is mij niet vreemd. Wat heeft die mopperaar nu weer te melden, het gaat toch goed met de jazz in Nederland. Het afgelopen North Sea heeft weer tienduizenden bezoekers getrokken, de Jazz Impuls-serie gaat weer van start, een 18-jarige alt saxofonist wint 20.000 euro, dus waar heb ik het over?

door Herbert Noord, augustus 2007

Nog even het jazzgehalte van het North Sea daargelaten - ja, er kwamen weer hordes op af - het woord jazz gonsde de afgelopen maanden weer door de media. Gelijk de Tour en Wimbledon is de vraag die ik wil stellen: "Wat is de feitelijke situatie?", ingegeven door het gevoel dat het eigenlijk helemaal niet zo goed gaat met de jazz in ons knollenland. Dat gevoel bekroop mij toen ik vernam dat er ondanks een jaar voorbereiding niet meer dan drie optredens voor een redelijk beroemde jazzmusicus - van Afro-Amerikaanse origine - in Nederland konden worden gerealiseerd. Drie optredens in tien dagen, vergelijk dat dan maar eens met de situatie in 1987, toen ik met een niet-beroemde jazzmusicus - van Afro-Amerikaanse origine - meer dan 25 optredens wist te realiseren binnen drie weken. Dan lijkt mij toch de conclusie gerechtvaardigd dat het er helemaal niet best voorstaat met de jazz in deze zompige moerasdelta.

Jawel, langzamerhand staat in elk gehucht wel jazz geprogrammeerd op het jaarlijkse culturele festival en ja, het woord 'jazzfestival' kom je te pas en te onpas tegen in de door de plaatselijke VVV uitgegeven evenementengidsjes. Een terloopse blik op het aangebodene doet echter vermoeden dat het begrip jazz aan forse inflatie onderhevig is. Organisatoren schijnen tot de onverbiddelijke conclusie te zijn gekomen dat er in navolging van Jazz Impuls zonder zang geen sprake van jazz kan zijn. Mijn verklaring voor deze omslag in de jazzcultuur is een heel simpele, namelijk dat de huidige generatie jazzliefhebbers steeds minder via het oor en steeds meer via het oog van het gebodene genieten. Gezien het gegeven dat kwelende dames zich in het algemeen op een grotere belangstelling mogen verheugen dan noest zwetende heren, mag dit geen wonder heten.

Ook de populariteit van de 'jazz'festivals is op dit feit gestoeld en op het bijkomende gegeven dat er op festivals voldoende te 'zappen' valt. Waar 25 jaar geleden de aandachtsspanningsboog van de gemiddelde concertbezoeker toch minimaal een half uur bedroeg, weet de huidige bezoeker tien minuten concentratie nauwelijks te op te brengen. Dan wordt er naar een nieuw zaaltje gezapt, waar weer iets anders te bekijken valt. Want, knoop het goed in uw oren, het beeld prevaleert boven het geluid. Mensen die aandachtig naar een mooi, interessant en verrassend stuk muziek kunnen luisteren vormen een in toenemende mate slinkende minderheid.

Ook in de klassieke muziek doet zich dit euvel voor. Een tijdje terug las ik een interview met dirigent Hartmut Haenchen, die zich druk maakte over de afnemende belangstelling voor klassieke en contemporaine muziek. Hij constateerde onder andere een forse afname van het aantal orkesten, de steeds dunner wordende kunstkaternen in de dagbladen, met onder meer als gevolg de marginalisatie van de klassieke muziek in die katernen en de dalende belangstelling voor premières. Hij stelde vast dat er alleen nog maar over de grote klassieke muziekfestivals wordt geschreven of over belangrijke premières, mits ze in de hoofdstad plaats vinden. Voor belangrijke gebeurtenissen buiten deze plekken was geen aandacht meer.

Over tien jaar zal het North Sea vast nog bestaan, maar wee de diehard die op zoek gaat naar de jazz met in zijn achterhoofd Blakey, Coltrane, Gillespie, Ellington, Hawkins, Parker of Turrentine; die komt gegarandeerd van een koude kermis thuis. Het is definitief mis.

Er zijn altijd een paar cruciale aanwijzingen dat het mis gaat met iets. Als er bijvoorbeeld een museum wordt ingericht, dan kun je er bijna donder op zeggen dat het museale onderwerp ofwel dood is, ofwel op het punt staat dood te gaan, ofwel bij een stelletje ambtenaren in verkeerde handen is gevallen. Mis gaat het ook als er zich plotseling allerlei instanties met zaken gaan bemoeien waar ze nooit bemoeienis mee wilden hebben, omdat de betrokkenen niet aan de leiband wensten te lopen.

Een ander teken van onraad is als het klassespectrum zich plotseling alarmerend wijzigt. Ter verduidelijking het volgende: Onderstaand stukje is een deel van een persbericht dat ik onlangs kreeg toegezonden:

Nieuwe leerstoel jazz aan de Universiteit van Amsterdam

Musicoloog dr. Walter van de Leur is per 1 september 2007 benoemd tot hoogleraar jazz en geïmproviseerde muziek aan de Universiteit van Amsterdam. Van de Leur is sinds 2001 als onderzoekscoördinator en docent werkzaam bij het Conservatorium van Amsterdam. Het hoogleraarschap aan de UvA zal hij met deze functie combineren.

De beweegredenen voor het instellen van de leerstoel worden als volgt omschreven:
De publieke belangstelling voor jazz groeit. Door zijn uitgesproken eigen karakter manifesteert de Nederlandse jazz zich internationaal in de artistieke voorhoede. Met deze leerstoel - een initiatief van het Conservatorium van Amsterdam, de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, de Jazzorganisatie en de leerstoelgroep Muziekwetenschap van de Universiteit van Amsterdam - wordt de wetenschappelijke reflectie op jazz gestimuleerd en de samenwerking tussen universitair onderwijs en kunstvakonderwijs verstevigd. Walter van de Leur gaat zich bezighouden met onderzoek en, in samenwerking met het Conservatorium van Amsterdam, met onderwijs op het gebied van de jazz in Nederland.

Plotseling is jazz salonfähig geworden. Een heuse hoogleraar 'jazz en geïmproviseerde muziek' treedt aan bij de universiteit van Amsterdam! Godbetert, het begint al met de constatering dat men blijkbaar niet beseft dat 'jazz' al de noemer voor geïmproviseerde muziek is! Ja, dat valt te verwachten als je verbonden bent aan een conservatorium waar 'zwarte jazz' onderwezen wordt. De publieke belangstelling voor jazz groeit helemaal niet. De publieke belangstelling voor nep en namaak groeit, voor de Norah Jonessen, voor duo's 'Koop', to name a few uit deze laatste categorie.

Walter de Leur gaat de wetenschappelijke reflectie op jazz stimuleren. "Gaat u daar maar liggen, meneer de jazzsaxofonist, wij gaan even uw reflectie stimuleren". Ik weet al een paar onderwerpen voor Prof. Dr. W. de Leurs inaugurale rede: 'Waarom de Nederlandse geïmproviseerde jazz gelukkig niet swingt', "Nederlandse jazz op het snijvlak van de multiculturele samenleving', 'Ali B. als voorbeeldfunctie voor de Nederlandse jazzcultuur' of 'In Nederland wordt jazz gezongen'.

Nu nog een jazzmuseum en we kunnen het jazzboek definitief sluiten.

Herbert Noord (foto: website The Wonderful World Of Hammond Music)

Hammond-organist Herbert Noord (26 juli 1943) formeerde in 1967 zijn eerste eigen groep met onder meer Hans Dulfer. In 1969 bracht hij met deze groep het debuutalbum 'Live At The Bohemia Jazz Club' uit. In de zeventiger jaren maakte Herbert platen met onder anderen Alan Laurillard, de Amerikaanse saxofonist Harvey Kaiser en de Amerikaanse gitarist Paul Weeden. Met Kaiser tourde Herbert diverse malen door de Verenigde Staten. In 1989 formeerde hij met tenorsaxofonist Rinus Groeneveld en drummer Pierre van der Linden de zeer succesvolle - en nog steeds actieve - formatie Advanced Warning. De band bracht verschillende cd's uit, speelde diverse keren op het North Sea Jazz Festival, tourde regelmatig door Duitsland en Zwitserland en was een graag geziene gast op de belangrijke podia en festivals in Nederland.