Draai om je oren
Jazz en meer - Interview



home  
    
    
 

Jacques Waisvisz:
"Mijn hart ligt toch bij de geïmproviseerde muziek."

Een interview met deze instigator en vastlegger van nieuwe jazz. Hij vierde in december zijn achtentachtigste verjaardag.

door Ken Vos, december 2006

Af en toe klaagt hij erover dat zijn geheugen hem in de steek laat of over het feit dat zijn gehoor niet zo best meer is, maar Jacques Waisvisz (Surabaya, 1918) bezoekt nog regelmatig jazzconcerten. De opvallend gespelde familienaam is overigens het gevolg van een verkeerde spelling bij de burgelijke stand, toen een voorouder zich kort na 1800 vanuit Rusland na enkele omzwervingen in Nederland vestigde.

Naar het toneel gaat Waisvisz niet zo vaak meer, want sinds hij kort geleden een tweede gehoorapparaat moest gaan gebruiken, heeft hij wat meer moeite met de ruimtelijke plaatsing van de menselijke stem. Waisvisz is een geanimeerde en geestige verteller met een brede kijk op cultuur, die met veel plezier over zijn ervaringen spreekt. Met genoegen kijkt de natuur- en scheikundige terug op zijn jaren als onderzoeker naar antibiotica bij wat toen de Nederlandsche Gist- & Spiritus Fabriek heette in Delft. Daar kon hij zich beperken tot fundamenteel onderzoek zonder zich om de marketing te bekommeren. Hij heeft niet alleen de begintijd van de free jazz en avant-garde in Nederland meegemaakt, maar ook de vooroorlogse jaren toen de jazz vooral swingende dansmuziek was.

Zijn eerste herinnering aan live jazz wordt gevormd door concerten in de Haagse dancing Tabares aan de Wagenstraat. Als jongeling van veertien mocht hij eigenlijk de zaal niet in, maar daar werd een mouw aan gepast door hem een zitplaats achterin te geven, waarvan hij zich niet mocht roeren. De jazz speelde toen een belangrijke rol in het leven van cultureel geïnteresseerden. Zo was zijn vier jaar oudere broer, Gaby, saxofonist bij het Leidse studentenorkest de Flierefluiters. In 1936 was het orkest winnaar van een nationale jazzprijs die onder meer een reis naar Zwitserland inhield, wat aangeeft hoe serieus die muziek ook toen al door sommigen werd genomen.

Iets verderop, in het Scheveningse Kurhaus, waren in die jaren dertig wel eens internationale sterren zoals Duke Ellington, Valaida Snow en Coleman Hawkins te horen. Tijdens de oorlog vluchtte de familie Waisvisz naar verschillende landen. Zijn ouders gingen naar Zwitserland, terwijl Jacques uiteindelijk via Spanje in Engeland terechtkwam, van waaruit hij met de Nederlandse bevrijdingstroepen in 1945 terugkeerde. Daaraan heeft hij trouwens aan één oor een gehoorbeschadiging overgehouden. De eerste jaren na de oorlog bezocht Waisvisz nauwelijks jazzconcerten, totdat hij in 1950 afstudeerde in de schei- en natuurkunde en voor het eerder genoemde Delftse bedrijf ging werken.

Pas vanaf eind jaren vijftig bezoekt Jacques Waisvisz weer clubachtige locaties voor jazzconcerten in regio rond Den Haag en Delft. Eén jaar lang bestond in Rotterdam bijvoorbeeld Anita's Jazz, georganiseerd door Anita Schoonhoven, echtgenote van de kunstenaar Jan Schoonhoven, bekend van zijn reliëfs, met Jacques Waisvisz. Anita was de grote motor achter allerlei jazzactiviteiten. Daarnaast was er in Delft de studentenorganisatie Novum Jazz waarvoor van 1964 tot 1968 door Emile Andringa en de nu bekende jazzpublicist Eddy Determeyer werd geprogrammeerd. In Delft waren er ook andere initiatieven die korte tijd bestonden, zoals vanaf 1969 in de sociëteit De Eland. Die concerten hebben de Schoonhovens bij gebrek aan overheidssteun nog veel geld gekost. Japie Schoonhoven, de zoon van Jan en Anita, en Michel Waisvisz, de zoon van Jacques, richtten in 1972 SMØR Jazz op, dat zich toelegde op de nieuwere jazz en geïmproviseerde muziek.

Vanaf 1972-73 gaat Jacques programmeren, omdat Anita Schoonhoven door een ernstige ziekte tot steeds minder in staat is. Hij heeft dat zo'n vijftien jaar volgehouden, met gemiddeld twee concerten per maand in het seizoen. Vanaf 1974 tot 1995 was dat in het Waagtheater onder de naam SMØR Jazz. De jaren zestig en zeventig betekenen voor hem vooral de opkomst van de Amerikaanse free jazz en de Nederlandse en Europese geïmproviseerde muziek. In die jaren gaat Waisvisz ook naar de Kroeg en later het Bimhuis in Amsterdam om op zijn cassetterecorder concerten vast te leggen. Vele jazzliefhebbers zullen zich Waisvisz herinneren als de man die op de eerste rij van het oude Bimhuis zat, met zijn walkman en microfoon in de aanslag. Hij schat dat hij in Delft tot en met 1989 zo'n 300 concerten heeft georganiseerd. Sindsdien doet saxofonist/componist Peter van Bergen bij SMØR de programmering voor nu zo'n tien tot twaalf concerten per jaar. Veel van deze wetenswaardigheden zijn na te lezen in Smørrebrød, een mooi vormgegeven publicatie uit 1996 van de Stichting SMØR, die overigens binnenkort in een iets andere vorm wordt heruitgegeven.

Meer dan 1500 concertopnamen heeft hij er uiteindelijk gemaakt, tot in het jaar 2000. Over het algemeen heeft Waisvisz weinig problemen ondervonden met het maken van opnamen, vooral als hij de muzikanten kopieën opstuurde. Twee bekende musici, Charles Mingus en Steve Lacy, deden wel opvallend moeilijk. Overigens, David Murray, nadat hij elders eenmaal was doorgebroken, kon ook zeer moeilijk doen. De opnamen zijn aan het Nederlands Jazz Archief geschonken, waar ze een belangrijk deel van de collectie vormen. In die periode waren er natuurlijk vele gedenkwaardige concerten, maar het meest staan hem de toen nog niet zo bekende Murray en Lacy, toen met Maarten van Regteren Altena en Michel Waisvisz, bij. Ook de eerste DDR-muzikanten werden gehaald. Hij kan er nog niet over uit wat een gedoe het was om een visum voor trombonist Johannes Bauer te regelen.

Als het even kan, gaat Waisvisz nog drie keer per week naar een concert. Zijn hart ligt toch bij de geïmproviseerde muziek, en hij vindt dat er tegenwoordig in het Bimhuis veel muziek geprogrammeerd wordt waar hij minder in geïnteresseerd is. "Het is mooi dat het Bimhuis zo goed draait en het is natuurlijk prima dat er breder geprogrammeerd wordt". Zoon Michel moet volgens Jacques als kind gefascineerd zijn door het uiterlijk en de geluiden van de radio's die hij nog dagelijks gebruikt als radioamateur. Dick Raaijmakers hielp Michel met het ontwikkelen van zijn talenten aan het Koninklijk Conservatorium.

Michel Waisvisz is sinds 1981 directeur van STEIM, een bekende pionier op het gebied van elektronische instrumenten en onder meer de uitvinder van de kraakdoos. Zelf vindt Jacques die muziek, vaak uitgevoerd op laptops, meer interessant dan dat het hem emotioneel raakt. "Langer dan een half uur kan ik er niet naar luisteren." Als contrast noemt hij bijvoorbeeld de muziek van Ernst Reijseger. Van optredens die hij de laatste tijd heeft bezocht, noemt hij de Tetzepi Big Band als een voorbeeld van het soort muziek dat hem boeit. Inderdaad, de nieuwe jazz van zo'n twintig jaar geleden had dikwijls een zekere directheid en een zin voor avontuur die tegenwoordig af en toe ver te zoeken is.