Draai om je oren
Jazz en meer - Interview



home  
    
    
 

Robin Verheyen:
"Jazz bruist nergens als in New York."

De jonge Belgische jazzsaxofonist Robin Verheyen toert momenteel door België en Europa met zijn internationale kwartet. Maar het is in New York dat hij aan de weg timmert.

door Karel Van Keymeulen, mei 2009

Hij woont vlakbij het immense Prospect Park in Brooklyn, op twintig minuten - met de metro - van het centrum van Manhattan. Zoals zoveel New Yorkers deelt hij zijn ascetische flat met een roommate, een jonge architecte. Hij beschikt over een slaap- en studeerkamer, een keuken en een kleine badkamer. Als hij aan de achterkant naar buiten kijkt, ziet hij de metrostellen voorbijschieten.

"Dit was een voornamelijk zwarte buurt, maar er komen tegenwoordig veel jongeren wonen," zegt Robin Verheyen. "Het is een betaalbare, rustige buurt - en ik heb nood aan rust om te kunnen werken. Bovendien wonen hier enkele vrienden-muzikanten, onder wie de bassist Nicolas Letman-Burtinovic. Al is 'betaalbaar' relatief: het betekent in Brooklyn al snel 1.200 tot 1.300 dollar (zo'n 980 euro) per maand. Als je weet dat optredens in clubs als Smalls 50 tot 100 dollar opbrengen, dan besef je dat het leven hier niet makkelijk is."

Toch bestaat er voor de 26-jarige Verheyen geen twijfel over. "New York is nog altijd het mekka van de jazz. Jaarlijks arriveren hier honderden musici, om hun vaardigheden aan te scherpen, maar vooral om andere muzikanten te leren kennen. Ik wil hier zeker nog tien jaar blijven. Iedereen speelt hier met iedereen, de verschillende scenes zijn erg divers maar erg open. En alle musici weten hoe moeilijk het is om de rekeningen betaald te krijgen - velen hebben een extra job. Het moeilijkste is om respect te verwerven."

Robin Verheyen maakte in België al snel ophef als jazzsaxofonist, niet alleen door zijn dadendrang, maar ook door zijn manier van spelen. Op sopraansax durft hij wilder en vuriger te zijn dan de doorsnee saxofonist, maar op tenorsaxofoon is hij bedachtzamer, gaat hij meer als een schilder te werk. Verheyen speelt doordacht en graaft diep in zichzelf om de muziek tot leven te brengen. De jonge Belg verzorgde al opnames met Roy Hargrove en speelde sessies met Branford Marsalis, Ravi Coltrane en Charnet Moffett. Met zijn internationale kwartet (met pianist Bill Carrothers, bassist Nic Thys en drummer Dré Pallemaerts) duikt hij straks de studio in.

Verheyen spreekt tegen dat er in Europa meer creativiteit is dan in New York. "New York is een heel creatieve scene, met fantastische musici en met componisten als Mark Stambaugh. Ik heb ook veel gehad aan de analyses van Dave Liebman en Phil Markovitz, toen ik hier voor het eerst kwam, met een beurs. Bovendien ga ik hier veel vaker naar concerten, straks naar Keith Jarrett solo in Carnegie Hall bijvoorbeeld, maar ook regelmatig naar klassieke concerten. En in de Brooklyn Public Library kan ik allerlei scores bestuderen." Hij werkt in New York veel met de Amerikaanse drummer Tyshawn Sorey - "dé drummer van het moment".

Maar hoe verlopen zijn dagen precies in de Big Apple? "Musici gaan hier veel bij elkaar repeteren. 's Morgens én 's namiddags, en dat vijf dagen per week. We noemen dat sessies. Maar ik wil meer componeren. Hoe ouder ik word, hoe meer ik van alles wil studeren: klassieke muziek, oude jazz. Ik speel ook vaak geďmproviseerde muziek - voor mij is die improvisatie typisch voor jazz. Maar ik schrijf ook stukken gebaseerd op Messiaen en maak daar jazzversies van."

Hij mag dan pas 26 zijn, Robin Verheyen leidt nu al drie groepen: zijn internationale kwartet, het ensemble Orvalectiq en zijn New Yorkse kwartet, waarin niemand minder dan de trompettist Ralph Alessi zijn kompaan is. Verder is hij co-leider van Narcissus, speelt hij nog in diverse andere bands en is hij bovendien zijn eigen manager. "Ik organiseer alles zelf. Ik boek hotels, vliegtuigtickets en concerten. Ik run mijn eigen reisbureau, ja. Dat is puzzelen, daar ben ik elke dag mee bezig. Ik waak erover dat er genoeg werk is voor mijn groepen. Grote zalen leggen hun programma al een jaar op voorhand vast. Lichtjes absurd, maar ik houd er rekening mee."

"Op mijn jongste tournee door Europa, in november vorig jaar, heb ik wel twintig keer het vliegtuig genomen. En dan heb ik het nog niet over de treinen. Soms moesten we zes keer overstappen. Ik heb zelden meer dan zes uur geslapen, na vijf weken toeren was ik geen mens meer. Maar spelen gaat altijd, je concentreert je gewoon op de muziek. Bovendien ontstaat op het einde van zo'n toer een vorm van telepathie tussen de muzikanten, en dat is toch waarvoor je het doet."

Dit artikel verscheen eerder in De Standaard.
Op dit artikel berust copyright! © 2009 Corelio