Draai om je oren
Jazz en meer - Interview



home  
    
    
 

Willem van Manen:
"Je kunt wel zeggen dat ik in alle leuke Nederlandse bandjes heb gezeten."

Het zomert nog steeds. In hartje Amsterdam zitten de terrassen vol. In Willem van Manens kekke appartement aan de Prinsengracht is het rustig en koel. We praten over de Concertzender, de trombone, de muziekpraktijk en over Willems carrière. Hij kijkt terug op een zeer succesvol muziekleven. Hij heeft veel van de wereld gezien, nauwelijks slechte kritieken gehad en veel platen en cd's gemaakt.

door Jacques Los, oktober 2006

"Op mijn vijftiende ben ik begonnen met trombone. Dat ging eigenlijk zo: ik speelde piano in een oude stijl-schoolbandje en op een goed moment verhuisde de jongen die trombone speelde met zijn ouders naar Canada. Niemand wist een trombonist en ik had een vriendje die wel in het bandje piano wilde spelen. Toen heb ik een trombone gekocht en ben ik trombone gaan spelen. Als het klarinet was geweest, had ik het niet gedaan. Ik had toen al affiniteit met koperinstrumenten. Trombone en trompet vond ik wel wat. Ik had niks met kleppeninstrumenten. Ook fluit vond ik niks. Wel de saxofoon trouwens, dat vind ik fantastisch. Ik denk dat dat ook te maken heeft met het feit dat ik nogal dikke vingers heb. Daarom ben ik opgehouden met pianospelen."

"Op een gegeven moment ben ik moderne jazz gaan spelen. Beïnvloed door vooral de West Coast jazz. Dan praat ik over eind vijftiger jaren. Ik was een jaar of achttien en zat in het laatste jaar van het gymnasium. We hadden een kwintet waarin ook Maarten Altena zat. We speelden onder meer dingen van Shorty Rogers. Ik speelde toen bugel. Ik vond dat ik voor die muziek op trombone niet voldoende techniek had. Op een knoppeninstrument ben je meer flexibel dan op de nogal logge trombone. Dus, moderne jazz speelde ik op de bugel en oude jazz op de trombone."

"Toen ik die trombone kocht heb ik les genomen van een gepensioneerd trombonist van het Concertgebouworkest. Hij was ook jazzfan, want als hij met het orkest in Amerika was, ging hij altijd naar Jack Teagarden luisteren. Ik heb een stuk of tien lessen van hem gehad. Daarna werd hij depressief. De laatste keer dat ik bij hem kwam, zat hij triest in zijn stoel en zei dat hij het niet meer zag zitten. Ik dacht dat het op mij sloeg. Maar wat bleek? Tommy Dorsey had zelfmoord gepleegd. De man was helemaal in tranen. Hij wilde voorlopig niks meer met trombone te maken hebben. Het speet hem, maar hij wilde geen les meer geven. Veel later, pas na mijn diensttijd en tijdens enkele jaren sociologiestudie, heb ik weer les genomen van - opnieuw - een trombonist van het Concertgebouworkest. Ik heb toen zo'n vijf jaar gedegen klassieke les gehad."

"Vanaf ongeveer mijn vijfentwintigste werd ik min of meer in het professionele circuit ontdekt. Toen ik in de big band de Caledonians speelde, ontmoette ik de legendarisch baritonsaxofonist Henk van Es. Met hem speelde ik in een jamsessie. Hij was nogal enthousiast over mijn spel en toen ben ik in zijn kwartet gaan spelen. Een pianoloos kwartet. We speelden zo'n beetje freebop: Ornette Coleman-achtige muziek, wel swingend in tempo, maar niet strak op akkoorden. Met dat kwartet speelden we een keer in de Bohemia Jazzclub in Amsterdam, waar Theo Loevendie binnenstapte. Loevendie was net gestopt bij de big band van Boy Edgar en was bezig met het oprichten van zijn Consort. Hij vroeg direct of ik bij hem wilde spelen en ook Dulfer werd gevraagd. Ik speelde toen namelijk ook al met Hans Dulfer in Heavy Soul Inc. Hans had mij met Henk van Es horen spelen en was bezig een kwartet op te richten in de geest van het Archie Shepp-Roswell Rudd Quartet: tenorsax, trombone, bas en drums. Zo kwam ik dus bij Dulfer terecht. Omdat ik een redelijke klassieke opleiding had genoten, schreef ik voor dat de kwartet de arrangementjes van de composities."

"Nou ja, van het één kwam het ander. In de zestiger jaren zat ik zo'n beetje overal bij. Ik was de enige moderne trombonist die er toen rondliep. De rest van de trombonisten was wat de jazz betreft vooral studiomuzikant of speelde oude stijl. De spoeling was ontzettend dun. Wat ik al zei, ik zat overal bij. Behalve bij Loevendie en Dulfer, kwam ik bij Boy's Big Band, ICP, Leo Cuypers en Breuker. Je kunt wel zeggen dat ik in alle leuke Nederlandse bandjes heb gezeten. Daarnaast speelde ik regelmatig in het buitenland. Tussen 1975 en 1985 had ik soms zo'n honderd optredens per jaar. Bij het oprichten van het Willem Breuker Kollektief ben ik nauw betrokken geweest. Ik deed een deel van de organisatie en bemoeide me met de subsidieaanvragen. Ik heb tien jaar in het Kollektief gespeeld. Met Herman de Wit heb ik het leerorkest De Boventoon geleid. Het jammere van het orkest was dat, zodra het een beetje lekker begon te lopen, de goede jongens het orkest verlieten. Ze gingen dan onder andere naar het Breuker Kollektief. Jongens als Boy Raaymakers, Maarten van Norden, Rob Verdurmen en Bob Driessen. De steeds wisselende bezetting van De Boventoon brachten mij ertoe om in 1979 de Springband op te richten. In 1983 vond er een rampzalig verkeersongeval plaats, waarbij bassist Harry Miller, trombonist Joep Maessen en trompettist Jeff Reynolds het leven verloren. Ik was er kapot van. Ik kon niet meer doorgaan met dat orkest. Twee jaar later heb ik de Contraband opgericht. Mijn voorkeur ging altijd uit naar grote bezettingen. Ik kon daar namelijk ook voor schrijven."

"Vijfentwintig jaar heb ik in de Volharding gespeeld. Ik ben bij de oprichting betrokken geweest. Je weet, het orkest is opgericht door Louis Andriessen. Dat was in 1972. Dat orkest is het meest intensieve in mijn leven geweest. Veel gereisd: Amerika, Rusland, noem maar op. Ik heb ook veel affiniteit met de hedendaags gecomponeerde muziek. Ik componeer voor beide scenes. Het componeren voor de hedendaagse klassieke sector is voor mij een grotere uitdaging dan een stukje jazz te verzinnen. Voor de Volharding heb ik vrij veel geschreven. Ik heb zelfs een opera geschreven. Ik heb ook voor het Nederlands Blazers Ensemble geschreven. Dat componeren doe ik nog steeds, ook in opdracht. Laatst werd ik nog gebeld door het Pianola Museum om een compositie te schrijven voor pianolavleugel. Dat is natuurlijk ontzettend leuk, want je kunt onspeelbare dingen verzinnen omdat dat allemaal geponst wordt. Symfonisch werk heb ik geschreven voor het Nederlands Studenten Symfonie Orkest en voor Scapino heb ik een avondvullend ballet geschreven. Ik was trouwens op een gegeven moment wel uitgekeken op het schrijven voor een symfonieorkest. De reden was dat de hedendaagse muziek niet al te serieus wordt genomen. Je krijgt veel te weinig repetitietijd. Het lijkt erop dat dirigenten liever een week bezig zijn met Beethoven dan één dag met mijn muziek. Het is ondankbaar voor zo'n orkest te schrijven. Vandaar dat ik me meer richt op de ensemblecultuur. Dat is in Nederland een bloeiende scene."

"Helaas is de hele Nederlandse jazzscene de laatste jaren achteruit gekacheld. De infrastructuur, die door mensen als Mengelberg, Breuker, Dulfer en mijzelf destijds is bedacht, bestaat amper nog. Wij stonden aan de basis van de opleving aan het eind van de zestiger jaren. Wij bepaalden niet alleen de muzikale vernieuwende ideeën, maar beseften eveneens dat er een organisatie voor nodig was. Middels de Stichting Jazz in Nederland hebben we dat van de grond getild. We kregen structureel subsidie van het ministerie en we hebben een podiumcircuit op poten gezet. In de zeventiger jaren waren er honderd clubs in Nederland die minstens één keer in de twee weken een jazzconcert organiseerden. Zogezegd hebben we onze eigen markt gecreëerd. Die hele structuur voor de jazz is gewoon geleidelijk aan om zeep geholpen in het begin van de jaren negentig. Momenteel is het ieder voor zich en God voor ons allen. Ik vind dat er weinig solidariteit is onder de musici. De basisoorzaak van het wegvallen van die structuur heeft sterk te maken met de opkomst van de jazzopleidingen op de conservatoria. Al die afgestudeerde conservatoriummuzikanten wilden natuurlijk ook spelen. Er ontstond toen een soort richtingenstrijd. Een deel van de gevestigde muzikanten – ook ik – waren er voor de nieuwe generatie er bij te halen, maar sommigen van mijn generatiegenoten zagen dat helemaal niet zitten. Op een gegeven moment zei het ministerie: 'Als jullie het niet eens worden dan gaan we de Stichting Jazz in Nederland fuseren met het Theater Netwerk'. Dat bleek een heilloze actie te zijn. De een functioneerde totaal anders dan de ander. Bovendien werd een niet al te capabele directeur aangesteld. Die organisatie heette toen Muziek Theater Netwerk. Het was een puinhoop. De hele zaak werd daarna overgeheveld naar een nog groter fonds, het FAPK, een gigantisch fonds waar zo ongeveer alles inzit. Je kunt dan nog wel als jazzensemble subsidie aanvragen voor een tournee of iets dergelijks, maar je 'concurreert' dan bijvoorbeeld met een mimegezelschap of een poppenspeler. Het aantal jazzpodia is erg sterk verminderd. Vroeger was het ideaal 'cultuurspreiding'. Elk gehucht moest een cultuurpodium hebben. Daar is men van teruggekomen. Daar staat wel tegenover dat er tegenwoordig geprobeerd wordt de jazzconcerten een plek te geven in de schouwburgen en muziektheaters. Jammer is wel dat het dan gaat over een soort van salonjazz. Wij noemen dat zelfs braderiejazz."

"De ontwikkeling in de jazz is vooral gaande in de crossover met hedendaags gecomponeerde muziek en - zeer prominent - de crossover met wereldmuziek. Wat de 'wereldjazz' betreft wordt er zowel integer als uit commerciële overwegingen jazzmatig geïmproviseerd op Indiaase muziek, Turkse trommelaars, ingewikkelde maatsoorten (meestal uit Oost-Europa en het Midden-Oosten), andere ritmes en uitheemse instrumenten. Ik zeg altijd: 'jazz is een smeltkroesmuziek'. Er zijn altijd al invloeden van buitenaf geweest. Ik vind wel dat er geïmproviseerd moet worden als het jazz genoemd wil worden. Jazz heeft altijd opengestaan voor invloeden van buitenaf. Dat proces met wereldmuziek en hedendaags gecomponeerd is nog steeds aan de gang. Hoe zich dat ontwikkelt en uitkristalliseert moeten we nog afwachten."

"De voornaamste redenen dat ik gestopt ben met de Contraband waren dat ik het na twintig jaar genoeg vond – ik had die kar zowel artistiek als zakelijk alleen getrokken en dat brak me op – en dat ik uitgeschreven raakte voor het orkest. Ik heb zo'n vijftig of zestig composities voor die band geschreven. Het is lastig om dan niet in herhalingen te vervallen. Ik had ook een ontzettende behoefte afstand van het orkest te nemen. Een bijkomende reden was dat ik besloten had mijn loopbaan als professioneel trombonist af te bouwen. Uiteindelijk heb ik vijftig jaar op het podium gestaan. Ik vond ook dat ik niet echt mee kon met de top als trombonist. Geleidelijk afbouwen leek mij het beste te doen. Ik was daar ook al mee bezig. Eerder was ik al gestopt met het spelen in de Volharding. Spelen in een dergelijk orkest stelt zeer hoge eisen aan je technische vermogens. Dat betekent altijd veel oefenen en dat kost een behoorlijke fysieke inspanning."

"Een aantal musici die het vervelend vonden dat het met de Contraband was afgelopen, hebben de koppen bij elkaar gestoken en besloten een doorstart te maken. Ze hebben natuurlijk netjes mijn toestemming gevraagd. Ik heb begrepen dat in het begin van 2007 een tournee is georganiseerd. Waarschijnlijk ga ik twee stukken voor hen schrijven. Frans Vermeerssen is de artistieke leider van het geheel. De bezetting is zo goed als dezelfde gebleven. Joost Buis gaat mijn plaats innemen. Paul van Kemenade doet ook niet meer mee. In zijn plaats komt Miguel Boelens."

"Bij de Concertzender bevalt het me erg goed. Sinds januari van dit jaar ben ik er eindredacteur voor de jazzprogrammering. Ik heb een aantal programmamakers en maak zelf ook programma's. Ik zorg ervoor dat de muziek en de tekst van alle programma's bij de techniek terechtkomt, zodat het kan worden uitgezonden. In grote lijnen heb ik de programmering gelaten zoals mijn voorganger Hans Straman, die het tien jaar lang fantastisch gedaan heeft, het heeft opgezet. Hij heeft het aantal uren voor de jazz weten uit te breiden en heeft een erg brede programmering in gang gezet. Dat wil zeggen: heel oude stijl en blues tot en met de modernste avant-gardistische stromingen. Het hele jazzpalet komt er in voor. Er was voor mij geen reden om daar veel verandering in aan te brengen. Ik heb een paar extra programma's ingevoerd. Jaap de Rijke maakt 'Off The Beaten Tracks'. Dat gaat over buitenbeentjes in de jazz. Mensen die heel bijzonder en vaak ook niet erg bekend zijn. Jaap kent veel van die mensen of weet ze in ieder geval op te sporen. Het laatste programma ging over vibrafonist/pianist Eddie Costa. Zelf heb ik een programma bedacht waarin ik een bepaalde compositie neem en die dan laat horen in een aantal verschillende versies. Dat programma heet 'Jazz Special'. Eind oktober komt er bijvoorbeeld een programma over de compositie 'Star Eyes'."

"Een voorbeeld voor mij in de jazz is Carla Bley. Ik vind haar zowel als componist als orkestleider erg interessant. Begin jaren tachtig werd ik vanuit de Verenigde Staten gebeld door Mike Mantler of ik een Europese toernee met de Carla Bley Band wilde doen; Roswell Rudd was uitgevallen. Ik had toen al concerten staan met de Volharding en Willem Breuker, dus heb ik gezegd dat ik helaas bezet was. Daar heb ik nog altijd spijt van, dat had ik natuurlijk moeten doen, maar ik was te fatsoenlijk om me vrij te maken."

"Ook Mingus behoort tot mijn favorieten. Zijn composities vind ik van een waanzinnige genialiteit getuigen. Ik ga daarom altijd naar de Mingus Dynasty Band als die weer in de buurt is. Bill Holman, die uit de stal van Kenton komt, vind ik ook een heel bijzonder componist en arrangeur. Hij is een exponent van de Amerikaanse studioscene uit de jaren vijftig en zestig. Later heeft hij een eigen big band geleid en daarmee vijf briljante cd's opgenomen. Hij komt nog regelmatig naar Europa om voor de diverse radio-orkesten te dirigeren, arrangeren en zijn composities uit te voeren. Hij is ook verschillende keren in Hilversum geweest. Ik heb hem hier regelmatig ontmoet en mijn Contraband-cd's laten horen. Hij was daar erg complimenteus over. Dat streelde me natuurlijk enorm. Ik zag enorm tegen hem op."

"Ik vind trouwens alle jazz wel leuk. Ik luister graag naar Louis Armstrong, maar ook naar Red Nichols of Bix Beiderbecke. Laatst heb ik een cd gescoord van het octet van altist Lennie Niehaus. West Coast jazz in optima forma, maar werkelijk fantastisch. Je weet niet wat je hoort. Die arrangementen zitten verbluffend in elkaar. Het lijkt bijna gecomponeerd door een klassiek componist. Het is tamelijk academische muziek. Naast Mingus luister ik erg graag naar Sonny Rollins. Die volg ik al erg lang. Ik denk echter dat ik niet meer naar zijn concerten ga. Ik heb het idee dat hij het nu zo langzamerhand gehad heeft. Drie à vier jaar geleden ben ik nog bij zijn optreden geweest in het Concertgebouw. Dat was enigszins teleurstellend. Vooral na de pauze zakte het in. Ik vond dat gênant en ben toen weggegaan. Hij heeft inmiddels een leeftijd bereikt waarop de prestaties kennelijk aanzienlijk minder worden, naar mijn idee."

"Er is bijna geen jazzmuziek waar ik niet van hou. Ik begrijp het allemaal. Ik weet waar het vandaan komt en hoe het ontstond. Er zijn meer mensen waar ik een bijzondere voorkeur voor heb: Archie Shepp (de vroegere Shepp welteverstaan), Roswell Rudd en mijn absolute favoriete trombonist Jimmy Knepper. Eveneens ben ik een fan van Frank Rosolino. Ik heb hem nog live zien spelen in de botenloods van Van Dijk in Loosdrecht, ik dacht in 1975. Ik meen dat hij zich in 1978 voor zijn kop heeft geschoten, na eerst op zijn twee zonen te hebben geschoten. Buitengewoon tragisch. Hij was een leuke entertainer en zong ook, maakte grappen en grollen en speelde voortreffelijk trombone. Hij had dus kennelijk, zoals meer grappenmakers, een sombere of duistere kant."

"Ik vraag me wel eens af waarom mijn voorkeur uitgaat naar merendeels blanke trombonisten. Ik heb het idee dat je een goede scholing moet hebben als je goed trombone wilt spelen. Het is namelijk een zeer moeilijk en lastig te bespelen instrument. Ik denk – zeker in het verleden – dat zwarten zich zo'n opleiding niet konden permitteren. Daardoor hebben de blanke trombonisten een voorsprong. Hoewel... Jay Jay Johnson en Jimmy Cleveland zijn toch uitermate goede trombonisten. Maar op de één of andere manier vind ik ze toch minder interessant dan Jimmy Knepper, Carl Fontana of Frank Rosolino. Naar mijn idee zijn de eerste trombonisten die geschoold waren en grondleggers waren van het jazztrombonespel Miff Mole en Bill Rank. Rank speelde bij Bix Beiderbecke en Mole bij Red Nichols. Zij hadden een grote techniek en harmonische kennis. Zij staan voor mij aan het begin van het goede trombone spelen. Dat zijn dus blanken. Volgens mij waren toen de zwarte trombonisten autodidact. De blanken daarentegen hadden een gedegen opleiding gevolgd, misschien zelfs wel op het conservatorium."

"Als ik nu terugkijk op mijn muziekbestaan, kan ik alleen maar zeggen dat het zeer aangenaam en erg leuk is geweest. Uitzondering is natuurlijk dat vreselijke auto-ongeval waar ik het al eerder over had. Daar ben ik inderdaad echt een tijd van de kaart van geweest. Toen ik vijftien was had ik niet kunnen dromen dat het allemaal zo fantastisch zou gaan. Ik heb ontzettend veel van de wereld gezien, ik heb bijna geen slechte kritieken gehad, ik heb veel platen en cd's kunnen maken, ik heb in de leukste en beste groepen gespeeld en heb een paar geweldige grote orkesten kunnen leiden. En dat ik nu, nota bene op mijn vijfenzestigste, nog een leuke baan bij de radio heb, is toch ook helemaal fantastisch!"