Draai om je oren
Interview



home  
    
    
 

Paul van Kemenade:
"Muziek moet van binnenuit komen."

Op dit moment is Paul van Kemenade, altsaxofonist, druk met de organisatie en uitvoering van zijn geesteskind: het Stranger Than Paranoia Festival in Tilburg. Wat ooit begon als een grap groeide uit tot een festival van betekenis, dat volgens de traditie plaats heeft van 24 tot en met 30 december. Over Van Kemenade is in de loop der jaren al heel veel geschreven. Het navolgende gesprek, wat ik met hem had op zijn kantoor annex oefenruimte, geeft misschien wel een eenmalige blik in zijn persoonlijke keuken.

door Donata van de Ven, oktober 2009
foto's: Koen Scherer, Luc Velu & Cees van de Ven

Paul van Kemenade, altsaxofonist, is net terug van een tournee door België, Duitsland en Nederland met Ray Anderson, (trombone), Han Bennink (drums), Ernst Glerum (bas), Frank Möbus (gitaar), Harmen Fraanje (piano) en Eric Vloeimans (trompet). "Het was een heel circus weer. Dertien activiteiten in zeven dagen! Ja, als het om mijn eigen projecten gaat heb ik wel graag zelf de touwtjes in handen. Zoals bij mijn laatste cd 'Two Horns And A Bass'. Maar ik ben geen tiran. Dat zou voor mij niet werken. Op muzikaal gebied communiceer ik graag. Daarom werk ik ook graag met goede muzikanten, mensen met dezelfde soort drive. Zij weten wat ze doen en hebben ook goede ideeën. Ik lever gewoon een kapstokje aan en daar kan dan over gepraat worden. Ik ben 52, de spelers in mijn eigen kwintet zijn een stuk jonger. Dat houdt mij fris en wakker en levert weer hele andere ideeën."

Paul werd geboren in Rotterdam en verhuisde na negen jaar naar Brabant. Hij was de jongste van vier kinderen. "Mijn broer speelde altijd 'Il Silencio' op de trompet. Geweldig vond ik dat. Dat wilde ik ook wel, maar bij de Harmonie was trompet niet meer beschikbaar. Ik kon nog wel kiezen tussen klarinet of saxofoon, maar die 'pijp' vond ik wel heel interessant, dus is het uiteindelijk de saxofoon geworden. Mijn ouders vonden het wel een beetje raar dat ik de muziek in wilde, want er was geen droog brood in te verdienen, maar toen ze merkten dat ik het serieus meende, hebben ze me altijd gesteund. Ze hadden een apart potje waarin ze geld spaarden om een saxofoon voor mij te kopen, dat zal ik nooit vergeten. Ik hoop niet dat mijn kinderen later muzikant worden, want het is geen regulier beroep en het brengt veel onzekerheid met zich mee. Maar als het toch zover komt zal ik dat ook voor hen doen."

Na de harmonie, de muziekschool en de havo begon Paul in 1974 zijn studie aan het conservatorium. De eerste jaren in Tilburg, het laatste jaar in Amsterdam. Hij heeft de opleiding echter niet afgemaakt. "Vroeger had je A, B, en C. A en B waren pedagogische aktes. C was solospel. Tegenwoordig heet dat Uitvoerend Musicus. Ik studeerde C, maar ik vond dat ik geen papiertje nodig had om te kunnen spelen, dus het laatste jaar ben ik opgestapt. Heel soms heb ik er nog wel eens spijt van dat ik die pedagogische akte niet gehaald heb, voor tijden als het wat minder gaat. Ik heb groot respect voor pedagogen, maar het is niets voor mij! Ik heb ongeveer duizend workshops gegeven voor grote groepen, verspreid over heel Nederland, en dat vond ik altijd heel erg leuk om te doen, maar individueel lesgeven kan ik echt niet. Dat geduld kan ik niet opbrengen. Dat is mijn passie ook niet."

"Maar een goede opleiding is wel van essentieel belang, als basis, maar ook om je instrument te leren beheersen. Zelf heb ik les gehad van Jean Pennings, en dat is echt goud waard geweest. Het was vooral klassiek wat er gespeeld werd. Maar voor saxofoon was er niet veel klassieke muziek voorhanden, omdat het een relatief jong instrument is, en Lichte Muziek of Jazz op het conservatorium bestond toen nog niet. Na het tweede jaar begon mijn interesse wel steeds meer die kant op te gaan. Via Niko Langenhuijsen en Willem Kühne kwam ik in Gemeente Reinigingsorkest Vaalbleek terecht. Al snel begon ik eigen projecten te ontwikkelen. Ik was toen 21 jaar."

"Ik was vroeger een vreemd kind. Ik zat veel boven op mijn kamer en ging bijvoorbeeld eten wanneer ik dat wilde, meestal als iedereen al klaar was. Introvert was ik wel, ja. En (voegt er lachend aan toe) dat is nog steeds niet helemaal goed gekomen! Muzikant is een solitair beroep. Je zit vaak alleen; plannen, schrijven, voorbereiden, spelen. Op het conservatorium ook. Ik studeerde toen wel acht uur per dag, jaar in jaar uit. Zelfs met Kerstmis. Nooit op vakantie gaan. Absurd eigenlijk. Het ontstaat natuurlijk allemaal uit liefde voor de muziek, maar om het vol te houden moet je wel ergens een tik hebben. Toch heb ik ook heel wat afgefeest in mijn studietijd. Van 's morgens negen tot 's avonds tien uur studeren en daarna de kroeg in, tot drie of vier uur 's nachts! Heel erg leuk, maar hectisch."

Inmiddels zijn we ruim dertig jaar verder en is Paul van Kemenade een begrip geworden in de wervelstorm van improvisatiemuziek, en heeft hij een geheel eigen, herkenbare sound ontwikkeld, die door velen wordt geliefd en tot ver in de wereld wordt gehoord. Hij ontving in 1984 de Podium Prijs en in 1999 de Boy Edgar Prijs. Of het nu gaat om lyrische melodieën, of avant-gardistische geluiden; hij staat overal voor open. Invloeden uit de Amerikaanse jazz, maar ook uit Afrikaanse en Spaanse muziek inspireren hem in diverse projecten en samenwerkingsverbanden.

"Er zijn beroepen waarmee je op een eenvoudigere manier geld kunt verdienen. Dat klinkt heel bizar, net of het alleen over geld gaat. Maar wat je ervoor moet doen! Je bent er dag en nacht mee bezig. Dat wil niet zeggen dat ik ontevreden ben, helemaal niet zelfs. Maar het is geen normaal beroep. Het gaat met een flowbeweging. Het ene jaar gaat het beter dan het andere. En zeker in deze tijd is het heel moeilijk om als beroepsmuzikant je hoofd boven water te houden. Alleen, ik ben niet anders gewend. Ik zou niet kunnen functioneren bij een bedrijf of zo, want ik ben al 35 jaar eigen baas. Voor mij is dit regulier. Buiten dat zou ik me ook erg ongelukkig voelen als ik niet meer zou kunnen spelen. Ik speel elke dag en ben altijd bezig met nieuwe ideeën te ontwikkelen. Als er een melodietje in mijn hoofd zit, neem ik het op een bandje op of zing het desnoods in op het antwoordapparaat van de telefoon, om het dan later af te luisteren. Als het moet, bijvoorbeeld als er een deadline is, kan ik ook gewoon gaan zitten en spelen. Ik schrijf wel alles op, want ik ga ervan uit dat iedereen muziek kan lezen. Afrikaanse zangers of muzikanten kunnen vaak geen noten lezen. Dan moet je dus alles voorspelen en dat gaat natuurlijk veel langzamer."

"Naarmate ik ouder word, verlies ik steeds meer mensen om me heen, ook jonge mensen. Dat vind ik verschrikkelijk. Ik probeer er elke dag weer wat van te maken. Het kan van het ene op het andere moment afgelopen zijn, dat is toch wel heavy hoor. Daar dacht ik vroeger niet over na. Ik voel me ook heel erg betrokken bij bepaalde zaken die om me heen in de wereld gebeuren. Onrecht of narcisme, mensen die zich op de eerste plaats stellen en alleen maar bezig zijn met zichzelf te verrijken. Criminaliteit. Politici en ambtenaren die er de kantjes vanaf lopen. Daar kan ik me erg over opwinden en ja, dan trek ik ook wel mijn mond open. Ik heb er vooral moeite mee als er geen passie bij betrokken is, geen bevlogenheid. Om vijf uur trekken ze de deur achter zich dicht en dan moet je het verder maar uitzoeken."

"Ik ben hypergevoelig en ik denk heel veel na, maar daarover praten doe ik niet graag. Er zijn bepaalde dingen die ik liever voor mezelf houd. Mijn vak leent zich ervoor dat je veel met jezelf bezig bent en ik heb het absoluut nodig om alleen te zijn. Daardoor heb ik het gevoel dat ik een aantal dingen mis op sociaal gebied, vaak zonder dat in de gaten te hebben. Muziek maken is dan een bevrijding, de ouderwetse uitlaatklep. Ik ben koppig, heb altijd een eigen mening, waar ik niet makkelijk vanaf te brengen ben, en ik ben soms heel erg eigenwijs. Ik neem ook wel eens wat aan van anderen, maar het ligt er wel aan van wie. Aan loze opmerkingen heb ik niets. En ja, dat kan door mijn omgeving wel eens als moeilijk worden ervaren. De passie voor mijn vak maakt ook dat ik niet zo'n gemakkelijk mens ben. Als ik ergens aan begin, moet het ook meteen af. Al ben ik er 24 uur per dag mee bezig. Ik balanceer continu tussen mezelf en anderen tevreden te houden. Zo ben ik, het is niet anders."

"Ik kan wel redelijk goed communiceren met muzikanten die op hetzelfde level zitten, maar als de bredere kijk op muziek ontbreekt, dan heb ik meteen bonje met ze. Als voorstanders van de harmonische klanken zeggen dat ze het gepiep en geknor van het meer avant-gardistische niets vinden. Of juist andersom, dat het harmonische alleen maar oude-lullen muziek is. Dan zijn we uitgepraat. Je kunt het niet mooi vinden, maar het afkraken is een ander ding. Daar kan ik niet mee overweg. Ik houd van al die werelden op zich en sta ook overal voor open. Ja, ik vind dat je als muzikant een brede kijk op muziek moet hebben. Anders moet je een ander beroep kiezen. Wat het publiek betreft; soms vinden ze het mooi, dan weer niet. Bijvoorbeeld als ik iets heel anders heb gedaan. Dat mag natuurlijk, maar het is wel jammer, want dat is wel zoals ik het wil blijven doen! Ik voel me daar vrijer door en zo wil ik ook als muzikant door het leven gaan. Of ik nou met Surinamers, Afrikanen of met het Metropole Orkest speel. Dat moet niet uitmaken. Het zijn verschillende dingen die je alleen op je eigen manier kunt interpreteren. Die variatie heb ik ook nodig en ik word er ook nog steeds voor gevraagd. Het is een luxe, dat realiseer ik me wel, maar die positie heb ik zelf in de afgelopen 35 jaar gecreëerd."

Jazz is meer een woordje voor een bepaalde stroming uit de muziek. Natuurlijk heb je thema's, akkoordenschema's en bepaalde structuren, maar die heb je ook in de Spaanse muziek bijvoorbeeld. Er moet in geïmproviseerd worden, anders houdt het voor mij op. Ik was vroeger nogal onder de indruk van Charlie Hayden, Carla Bley, Gato Barbieri (een Argentijnse saxofonist), Pharoah Sanders of Cannonball Adderly. Meest uit de zestiger en zeventiger jaren. Maar vooral Charles Mingus was erg vooruitstrevend in die tijd. Ik luisterde naar heel veel soorten muziek, ook naar modernere, avant-gardistische muziek. Dat zat er vroeger al in. Soms begreep ik het niet, maar ik vond het wel mooi. Die brede kijk op muziek zie je terug in mijn projecten en ook in het Stranger Than Paranoia Festival, dat ik elk jaar organiseer (december, Paradox, Tilburg)."

"Ik laat het aan anderen over om te beoordelen of ik een succesvol muzikant ben; ik kan alleen maar zeggen dat ik me happy voel met wat ik doe en dat ik niet te klagen heb. Goed spelen en een goede PR is niet meer voldoende. Ik ken een heleboel muzikanten die verschrikkelijk goed spelen en geen flikker te doen hebben. Oorzaken? Je hebt het niet altijd in de hand. Er moeten onderweg dingen gebeuren die je verder brengen. Daar moet je wel voor openstaan en je moet ze met beide handen aangrijpen op het juiste moment. Uitstraling of charisma kan ook een rol spelen. En een beetje geluk natuurlijk. Ik weet niet of ik zelf uitstraling heb, volgens mij ben ik vrij introvert op het podium. Passie wel, die is er gewoon, daar denk ik niet over na. Voor de muziek en mijn instrument. Dat hoort gewoon bij mij. Als dat uitstraling is, oké. Ik ben geen type om de jofele jongen uit te gaan hangen. Ik ben alleen met de muziek bezig, niet met de randverschijnselen. Op het podium moet wel iets staan! Niet zo van, we gaan nu eens een lekker moppie spelen. Daar zakt me de broek van af. Ja, ik stel wel hoge eisen aan mezelf."

"Ik vind dat muziek uit het hart moet komen, ik houd niet van gevoelsloze muziek. Het moet van binnenuit komen. Daarom werk ik ook graag op het podium met muzikanten die dezelfde drive hebben. Er wordt dan als het ware een bed gelegd, waarop je kunt accelereren. Daar moet je niet teveel over praten, dat gebeurt dan gewoon. Het is wel grappig om te zien dat het soms bij het publiek anders overkomt dan bij mij. Als ik het te gek heb gevonden en zij niet, of andersom, daar denk ik nog steeds over na. Het publiek betaalt ervoor om naar mij te komen luisteren en dan doe je natuurlijk gloeiend je best, maar het lukt gewoon niet altijd."

"In de toekomst zou ik graag wat op elektronisch gebied willen gaan doen en ik zou een project willen doen met het Rotterdams Filharmonisch Orkest. Jazz en klassiek. Ook zou ik binnenkort iets met een Zuid-Afrikaans koor willen gaan doen. Sinds 1994 heb ik al veel contacten met Zuid-Afrikanen. We hebben toen een toer gedaan van zeven weken. Ik heb in Soweto gespeeld en in de townships. Dat zal ik nooit vergeten. We werden rondgeleid door het stamhoofd, want zonder een Hoofd word je onthoofd. Ik zag daar in een kerkje een immens groot koor en kreeg er kippenvel van. Dat zijn de echte. Dat zie of hoor je hier niet. Zo puur. In juni ga ik naar Senegal. Volgend jaar wil ik een townshiptour gaan doen in het kader van het wereldkampioenschap voetbal. Niet alleen maar voor de mensen die het kunnen betalen, maar juist ook voor diegenen die dat niet kunnen. Dat lijkt me een mooie gelegenheid. Als je met mensen van daar speelt, west of zuid - dat maakt niet uit, dan word je door hen opgenomen. Dan is het een en al hartelijkheid. Daar kan ik enorm van genieten."

"Ik zal nooit vergeten dat de man die ons daar toen aankondigde zei: hier zijn blanke muzikanten uit Europa die nu eens niet iets komen halen, maar komen brengen. Het was een en al enthousiasme. Het boeit me enorm, zo'n prachtig land, maar wat een armoede! Mensen die in de goot dood liggen te gaan. Verschrikkelijk, dat grijpt me heel erg aan. Maar het zijn mensen die niets hebben, en zelfs niets nog kunnen delen. Wat Nederland betreft, de tegenstellingen zijn veel te groot. Mensen met het laagste inkomen moeten een extra tientje opgeven, terwijl de grote bedrijven bakken geld over de balk smijten. Wachtlijsten bij de voedselbank? Het is al te zot voor woorden dat ze er überhaupt zijn! Nederland is een prachtig land, maar het lijkt wel of de ene helft bestaat uit controleurs die de andere helft controleert. We komen om in de bureaucratie en dat kost ons bakken met geld. Ik kan me daar heel erg over opwinden."

"Mijn kinderen zijn tien, zes en vier jaar oud. Ik was 42 toen ik vader werd. Ik vind het geweldig om vader te zijn. Maar ze merken natuurlijk ook wel dat ik geen regulier beroep heb. Ze zijn wel trots op me, zeker, maar meestal interesseert het ze helemaal niets. Op het moment dat ik bij wijze van spreken badend in het zweet thuis kom, is het voor hen belangrijker dat hun bal kapot is of dat ze een vlieg doodgetrapt hebben. Dat vind ik geweldig. Als je al enigszins de neiging hebt om te gaan zweven, dan brengen die kinderen je zo weer terug in het hier en nu. Het relativeert enorm. Back to the basics. Dat heb ik wel moeten leren. Je bent natuurlijk wel dag en nacht met die muziek bezig. Maar er is nog zoveel meer. Kinderen brengen je op nieuwe ideeën en gedachten, die minstens zo belangrijk zijn. Dat komt de muziek ook weer ten goede. Ik voel me de laatste tijd ook veel sterker als muzikant. Het heeft meer diepgang gekregen. Ja, ik geloof wel dat ik een gelukkig mens ben. Ik doe wat ik wil doen als muzikant en ik ben heel gelukkig met de mensen in mijn omgeving. Het houdt me in evenwicht."