Draai om je oren
Jazz en meer - Interview



home  
    
    
 

Paul van Kemenade probeert alles

Jarenlang gold altsaxofonist Paul van Kemenade als een van de jonge honden van de Nederlandse improvisatiemuziek. Inmiddels blijkt hij alweer dertig jaar in het vak te zitten. Stilzitten is er nog steeds niet bij. Alle combinaties moeten uitgeprobeerd worden, elk avontuur is welkom.

door Eddy Determeyer, oktober 2007

Natuurlijk, hij komt er zelf mee. Die jubilea – dertig jaar beroepsmuzikant, vijfentwintig jaar kwintet – zijn slechts aanleidingen om weer eens stevig uit te pakken. Maar is elke aanleiding om spannende muziek te maken niet per definitie respectabel? Zo staat de Tilburgse altsaxofonist Paul van Kemenade (50) in de periode oktober-december met een groot aantal formaties en projecten op podia in Nederland en elders in Europa. Het begint op 11, 12 en 14 oktober. Dan treedt de saxofonist op met zijn kwintet, met pianist Michiel Braam, met Les Frères Guissé, een zangtrio uit Senegal dat ook wonderschoon gitaar speelt, en met het Metropole Orkest onder leiding van Jim McNeely. Successievelijk in 013 (Tilburg), De Harmonie (Leeuwarden) en het Muziekgebouw (Amsterdam) kan men deze show ondergaan.

Hartstikke gek
"Ik heb het altijd erg prettig gevonden om niet met één bepaald ding bezig te zijn. Veelzijdig wil ik niet van mezelf zeggen, maar ik vind het prettig om al die verschillende dingen te doen. Dat voelt bij mij vrij natuurlijk aan," zegt hij. We zitten in het kantoortje van de jubilaris. Een ruimte boven een garage die, laten we zeggen, een heel eigen dynamiek heeft: alle bladmuziek, cd's, correspondentie, foto's, memo's, mappen, formulieren, peukjes en wat dies meer zij, liggen zorgvuldig op drie bureaus, planken, kasten, stoelen, muren en niet te vergeten de vloer opgetast. Slechts de baas zelf kan er iets in terugvinden. Maar dan ook feilloos en razendsnel. Laatst, vertelt hij, waren er twee heren van de Rabobank op bezoek. Keurig in het pak, met hun keurige laptops in keurige foedralen. Die trokken wel even wit weg. Maar, suggereert de verslaggever, die verkeren toch ook dagelijks in varkensstallen en gierputten.

"Het Kwintet bestaat nu vijfentwintig jaar," vervolgt Paul, "dat is een onderdeel van al die verschillende dingen. Als ik daar alleen mee zou moeten spelen werd ik hartstikke gek. Dat zou voor elke band gelden. Alléén met het Metropole, alléén met avant-garde groepen, nee jongen, schei uit. Ik vind juist die afwisseling leuk. Ik kan alleen voor mezelf praten. Dat ik dat ook opzoek. Alleen, het kost veel meer tijd en werk. Het zijn allemaal projecten. Het najaar ook, dat zijn iets van negen verschillende dingen. Dat is eigenlijk hier [wijst op voorhoofd, red.]. Maar ja, ik ben daar twee jaar geleden mee begonnen, anders was dat allemaal niet op tijd afgekomen. Ik ben nu al bijvoorbeeld met projecten voor 2009 bezig. Dat gaat zo. Dat is ook deze tijd. Dat is wel eens jammer, want het is juist aardig om hele interessante dingen te doen die op het laatste moment voorbijkomen. En dat gaat niet altijd, dan. Maar ja..."

Een van die projecten op langere termijn is een initiatief van Cappella Pratensis, het negenkoppige koor dat een internationale faam heeft met zijn programma van vijftiende en zestiende eeuwse polyfone werken. "Daar ben ik voor gebeld," zegt Van Kemenade met een verontschuldigende toon in zijn stem en pretlichtjes in zijn ogen. "Ook zoiets. Ik zeg nooit nee. 'Wil jij wat doen, met het kwintet of alleen?' Ik zeg, dat ga ik gewoon doen. Om even héél andere dingen te doen. Daar ga ik wel iets voor maken. Maar ik heb direct ja gezegd. Nou, direct – ik moest er héél even over nadenken, moet ik heel eerlijk zeggen. Maar ik heb zoiets nog nooit gedaan, laten we dat gewoon maar proberen. Waarom niet? Je bent musicus, het is een internationale taal, verdorie. Ik bedoel, je kunt eigenlijk met elke nationaliteit... je hoeft geen stom woord te kunnen wisselen, je kunt zó muziek maken. Ook al is het klassiek, soit, ik bedoel: je kunt altijd muzikaal een weg vinden als je bereid bent en ontvankelijk wil zijn voor de tegenpartij. Respect. Om muzikaal te communiceren, daar geloof ik echt in, hoor."

Lachen, hoor
Zoals zoveel van zijn leeftijdgenoten deed ook Paul van Kemenade zijn eerste muzikale ervaringen op in de harmonie, in zijn geval die van Valkenswaard. "UNA, Uitspanning Na Arbeid." Hij lacht uitbundig. "Ja, dankjewel. Dat was lachen, hoor Eddy, hè. Pakkie aan, met zo'n pluim op je kop. Leo van de Ven was destijds de dirigent, waar ik nog steeds 'n kerstkaart van krijg, geweldig die man. Die heeft me een beetje - ook in z'n eigen tijd - muziek leren lezen. Hij gaf theorie en de praktijk heb ik van 'n blazer gehad, ook van de harmonie. Daar heb ik veel steun aan gehad. Ik kreeg gewoon wat lessen in het begin en toen ben ik naar de muziekschool gegaan. Dat was in Bergeijk."

"Maar in die tijd was het heel anders. Het harmonie- en fanfareleven was natuurlijk rijkelijk... half-jaren zeventig... eerder. Dertien jaar, ja, dat was in 1970, kwam ik daarbij. Dat was op straat en serenades geven en pakkie aan en '1812' spelen van hoe heet die, Sibelius, nee, wie was dat nou? Tchaikovsky, ja. Echt geweldige muziek, joh. Allemaal dat soort stukken ook. Rete-interessant, hoor. Kon net lezen. Een groen pakkie met van die gele biesjes en een witte pluim die na de serenade altijd geheid weg was. Want vijf minuten spelen en het was al 'kom binnen, jongens.' Leuk hoor, die periode. Vond het toch goud. Onze generatie is vaak bij de hafa [harmonie en fanfare, red.] begonnen. Is niks mis mee, hoor, overigens. Ja, dat gebeurt tegenwoordig niet meer. Het is een andere tijd, hè. Het verenigingsleven wordt anders ingevuld dan het bijvoorbeeld dertig jaar geleden ingevuld werd. Dan was keilen wel leuk; dat kwam er gewoon bij. Het was geen echte sociale ontmoetingsplaats in die zin, mensen gingen voor de muziek."

Van Kemenade vindt het jammer dat je bijna geen muziek ('geluidshinder') meer op straat hoort. "Bij ons was het vaak wekelijks uitrukken, ja. In die tijd was het heel normaal. Als je op een gegeven moment naar de kroeg ging dan kwam je er al zes tegen, bij wijze van spreken. Jammer, hoor."

Bluesy huilen
Tenorsaxofoon was zijn eerste instrument bij Uitspanning Na Arbeid. Maar al gauw ontdekte hij dat de alt hem beter lag. Dat was meer zijn geluid. Als puber luisterde hij veel naar zijn jazzhelden: Charlie Parker, Cannonball Adderley en Ornette Coleman. "Maar vooral Cannonball. In het begin. Toen kwam Parker." Van Adderley pikte hij het bluesy huilen op, in combinatie met diens gretigheid, diens expressiviteit. "Positief agressief, bedoel ik. Zo'n attaque. Ja, dat is persoonlijk, natuurlijk. Daar houdt de een van en de ander niet. Maar dat vond ik gewoon mooi. Ja, Ornette dan later natuurlijk, Johnny Hodges – fantastisch! Maar ik luisterde ook veel naar tenoristen. Veel naar mensen als Gato Barbieri in die tijd en Pharoah Sanders. Ook John Coltrane uiteraard. Toen wist ik van niks, maar ja, dat pakte mij gewoon."

Dertien jaar geleden werd Paul van Kemenade door de muziek van Zuid-Afrika gepakt. "Zijn we zeven weken geweest toen, dat was erg lang. Vijfentwintig concerten en workshops gedaan en met Afrikanen gespeeld, met het kwintet. Was net drie maanden Big Change, hè, net drie maanden Mandela. Dat was ook wel bijzonder, hoor, een van de eerste buitenlandse groepen die daarheen gingen. Ja, heeft veel indruk gemaakt."

"Naar Burkina Faso geweest, Senegal, de Frères ontmoet. Youssou N'Dour hebben we toen gezien, op het podium. Wij speelden op het festival in Saint Louis. Na ons, goddorie, nou te gek, joh: Joe Zawinul Syndicate. Jezus, wat een band, man! En wij mochten als eersten daar spelen. En de avond tevoren Youssou N'Dour. Voor eigen publiek, Eddy, je weet niet wat je meemaakt hoor. Nou fantastisch, schitterend."

"Het is altijd zo leuk spelen daar. Maken we dingen mee, daar krijg ik nog steeds de rillingen van over m'n rug. Die mensen beleven dat heel anders. Dat zit zó ingebakken in die cultuur, hè. Als er iemand de pijp uitgaat of gaat trouwen: dans en muziek is er praktisch altijd. Midden op straat gewoon, vanuit het niets ineens."

"Ik wil volgend jaar graag gaan werken met de rapgroep Yeleen uit Ouagadougou, dat is de hoofdstad van Burkina Faso. Die stuurde mij een cd'tje, ik denk verdorie, dat is leuk, daar wil ik iets mee gaan doen. Ze rappen, maar ze kunnen ook nog eens prachtig zingen, meerstemmig. Ja, dat vind ik ook weer een uitdaging. Ik vind die meerwaarde van muziek leuk."

www.paulvankemenade.com