Draai om je oren
Jazz en meer - Interview



home  
    
    
 

Gijs Hendriks:
"Ik ben in ieder geval altijd mezelf gebleven."

Eind april viert saxofonist Gijs Hendriks zijn 50-jarig jubileum als jazzmuzikant met bijzondere formaties en gasten in de Kleine Zaal van Muziekcentrum Vredenburg in Utrecht. Een goede reden om het uitgebreid over zijn muzikale carrière te hebben...

door Jacques Los, april 2005

Gijs Hendriks (foto: J-and-R)"52 Jaar geleden ben ik begonnen met saxofoon spelen. Dat ging razendsnel. Voorheen had ik al piano-, accordeon- en klarinetlessen gehad. Ik was dus al een aantal jaren met muziek bezig. Op mijn elfde heb ik een tijdje in een sanatorium gelegen en toen kreeg ik een gitaar, met daarop een mondharmonica geklemd. Vrij snel speelde ik al in bandjes. Later zeiden jongens tegen mij 'Gijs, je speelt wel goed accordeon, maar dat is nog geen saxofoon'. Ik vond dat ze gelijk hadden en heb toen onmiddellijk een saxofoon aangeschaft."

"Ik voelde me al gauw aangetrokken tot de moderne jazz. Een vriend van me confronteerde me met Dave Brubeck. In mijn jeugd ben ik dan ook een grote fan van Paul Desmond geweest. In het radioprogramma van Pete Felleman hoorde ik het memorialconcert van Charlie Parker. Toen dacht ik 'Wacht even, dat is een ander verhaal'. Toen ik 17 jaar was ging ik al als professioneel muzikant naar Frankfurt."

"Na die periode van veel spelen in het buitenland kreeg ik een studiebeurs om op het conservatorium concertklarinet met als bijvak piano te studeren. In die tijd kwam ik ook terecht in het orkest van Boy Edgar en later in het VARA Dansorkest. In dat orkest bromde ik mijn partijtje mee op baritonsax. Ik werd in die periode in de Jazzwereld Poll gekozen tot de beste baritonsaxofonist van de Nederlandse jazz. Tot aan de opheffing van dat orkest heb ik er 19 jaren ingezeten. Ik moet wel zeggen dat in het VARA-orkest aan de bariton niet veel werd gedaan. Het is lastig te arrangeren voor de bariton, en ik kreeg de indruk dat de arrangeurs onder grote tijdsdruk moesten schrijven. In het begin vond ik het toch wel leuk in het orkest, maar later werd het almaar minder interessant. Gelukkig ben ik eigenlijk nooit afhankelijk geweest van de radio-orkesten. Toen dat dan ook allemaal op de fles ging, ging ik gewoon door met mijn eigen kwartet en grotere formaties. Vooral met mijn kwartet heb ik behalve in Nederland regelmatig in het buitenland gespeeld; Engeland, Frankrijk, Spanje en Duitsland."

"In de vijftiger jaren werd de Utrechtse Jazzclub opgericht en ik was de eerste die daar speelde. In één van de kelders onder de Rembrandt bioscoop vonden de eerste concerten plaats. Daarna kwam Persepolis, waar ik ook regelmatig gespeeld heb. Persepolis was een legendarische plek waar ook veel Amerikaanse grootheden optraden, zoals Sonny Rollins, Johnny Griffin, Dexter Gordon en Phil Woods. In 1967 ging Persepolis ter ziele en werden de jazzconcerten op diverse plekken in Utrecht - Rasa, Kikker, 't Hoogt - gehouden."

"In 1978 kreeg ik de Utrechtse Cultuurprijs. Het was de bedoeling dat ik een vast jazz- en educatief podium op zou zetten. Dat is dus het SJU Jazzpodium geworden. Uiteraard was ik daar heel erg bij betrokken en heb daar niet alleen veel gespeeld, maar ook talloze workshops gehouden. Ook heb ik daar het één en ander meegemaakt; ik vind dat ik op z'n zachts gezegd niet netjes behandeld ben. Ik overweeg dan ook mijn levensverhaal te publiceren. Ik heb in de jazz veel meegemaakt en denk dus dat mijn verhaal interessant genoeg is voor veel mensen."

"Ik vind ook dat het is misgegaan met dat SJU Jazzpodium, omdat er zo nodig wereldmuziek gespeeld moest worden. Ik ben een jazz- en geïmproviseerde muziekspeler. Die wereldmuziek paste dus niet zo erg bij mijn muzikale opvattingen. Van huis uit ben ik eigenlijk een blower en heb ik verstand van opbouw en swing. Daar heb ik affiniteit mee en op basis daarvan probeer ik iets op te bouwen en te creëren. Dan ga je toch niet zomaar ineens met Turkse trommels spelen? Je hebt natuurlijk wel bepaalde mooie Oosterse invloeden. Zeker qua sfeer. Dat je daar wat van overneemt, vind ik normaal. Dat bedoel ik met universele muziek. Ik vind nog steeds dat jazz de mooiste volksmuziek is wat betreft intelligentie en emoties. Melodie en harmonie zijn voor mij toch de essentie. Daarom speel ik ook saxofoon. Ik hou van intens muziek maken."

Gijs Hendriks (foto: Jasper Heijstek)"Ik zou het wel aardig vinden als ik in de SJU, waarvoor ik in het verleden veel gedaan heb, een plek zou hebben. Daarmee bedoel ik een plek om met een zekere regelmaat te kunnen spelen. Onlangs was ik er op een woensdagavond. Na 22.00 uur is er jamsessie. Ik merk dan dat er met weinig respect wordt gemusiceerd. Om te beginnen is er al geen goede ritmesectie. Dat moet dus geregeld worden door mensen die respect hebben voor de muziek. Ook moet zo'n sessie goed georganiseerd worden. Het kan toch niet dat iemand die nauwelijks kan toeteren prominent en langdurig blijft krijsen? Dan moet je ingrijpen. In de tijd dat ik me daar nog mee bezig hield greep ik in, en kreeg dan wel te horen dat ik niet sociaal genoeg was."

"Ik voel me overigens nog steeds betrokken bij de SJU en de jazz in Utrecht in het algemeen. Ik kijk altijd wat er te doen is, en ga regelmatig naar concerten of wat dan ook. Ik ben echter niet bij het laatste SJU Jazzfestival geweest. Ik was niet zo kapot van de programmering. Bovendien hoefde ik ook niet zo nodig drummer Doug Sides te ontmoeten. Met die vogel heb ik destijds ook nog gespeeld en zelfs een lp gemaakt. Een stevige drummer, weinig subtiel trouwens. Hij was in Vietnam geweest en had daar wel enige agressiviteit aan overgehouden. Hij kon echt stevig meppen. We speelden een keer in Den Haag en ik had geen microfoon. Ik vroeg Doug dus met brushes te spelen. Nou, dat deed hij niet. Dat zijn zo van die dingen. Dan heb ik het toch wel gauw gehad. Je komt er dan als saxofonist niet overheen. Dat soort drummers zijn egotrippers."

"In de jaren '70 en '80 heb ik ontzettend veel en overal gespeeld, maar later ging het een stuk minder. De wereldmuziek moest worden geïntegreerd. Ik heb nog wel eens iets met een Indiaase sitarspeler en bassist Tjitse Vogel gedaan. Dan speelde je de hele avond pedaal noot D. Als Tjitse dan een A mineur 7 speelde werd hij door die sitarvogel ogenblikkelijk tot de orde geroepen. Allemaal leuk en aardig, maar dat is niet helemaal mijn ding. Bij het publiek sloeg het trouwens wel aardig aan. Maar ja, daarom blaas ik geen saxofoon. Ik heb me er van gedistantieerd. Ik zei 'I will care about jazz', overigens een kreet van David Murray. Daar sta ik tenminste achter."

"Ik ben ook erg geïnteresseerd in avant-garde muziek. Maar muziek moet wel emoties hebben. Anders vind ik het niks. Ik heb langdurig met Slide Hampton gespeeld. Zelfs atonale stukken speelden we toen. Alleen, we speelden nooit agressief. Wel vrij en met emotie en power, maar nooit zinloos gekrijs. Die avant-garde jongens uit Amsterdam vonden dat maar niks. Misschien niet 'ordinair' genoeg. "

"De meeste muziek die ik heb geschreven, is conventioneel van opzet, bijvoorbeeld de geijkte 32 maten en een passend akkoordenschema onder de melodielijnen. Voor dat soort werk is het verkrijgen van subsidie een moeizame aangelegenheid. Voor mijn aanstaand jubileum '50 Jaar jazzmusicus' is er door de diverse instanties subsidie verstrekt: BUMA, Fonds voor Podiumkunsten, SJU en Muziekcentrum Vredenburg. De gemeente Utrecht blijft in gebreke. Ik was te laat met mijn aanvraag. Ik heb daarover gebeld en gezegd dat door de gezondheids situatie van mijn vrouw - ze heeft een halsslagaderoperatie ondergaan - mijn gedachten niet direct bij het indienen van de subsidieaanvraag waren. Misschien komt er later wel wat, na de zomer, want ik wil dit jaar nog enkele bijzondere dingen doen."

"Ik ben erg blij dat de Amerikaanse bassist Anthony Cox komt. Tijdens mijn 40-jarig jubileum heeft hij ook al gespeeld, en hij was ook aanwezig bij een project met het Metropole Orkest. Hij is de beste bassist met wie ik ooit gespeeld heb. Alle stukken die op de avond van het 50-jarige jubileum worden gespeeld, heb ikzelf geschreven. Misschien dat ik als uitzondering de ballad 'It Might As Well Be Spring' als duo met Cox ga spelen."

Gijs Hendriks & Ernst Glerum (foto: J-and-R)"Helaas ben ik niet iemand die opvallend aan de weg timmert. Ik pak niet gemakkelijk de telefoon om optredens te regelen. Ik heb amper gevoel voor commerciële activiteiten. Ik ben geen zakenman. Ik ben een muzikale 'impulsgever' en ik vind het moeilijk en lastig mijn eigen impulsen te verkopen. Vroeger deed mijn bassist Bert van Erk daar veel aan. Ondanks dat ik niet veel meer optreed, durf ik wel te zeggen dat ik beter speel dan ooit. De laatste cd die ik gemaakt heb met Ed Verhoeff op gitaar, Anton Drukker op bas en Arnoud Gerritse op drums, heeft zeer goede recensies gekregen. Ik geef hem uit onder eigen beheer. Maar ja, dat loopt niet storm. Ik stap geen winkels binnen met een stapeltje cd's onder de arm. Alsjeblieft, zeg! Ik mis dus in dit opzicht iemand als Bert van Erk."

"Momenteel speel ik samen met een accordeonist, Gerry Damen. Toen ik de cd opnam met het kerkorgel - 'Still On My Way' - vertelde de opnameleider dat hij accordeonist van beroep is, zelfs concertaccordeonist. Hij liet me opnamen horen. Ik was diep onder de indruk en vroeg hoe het met improviseren was. Ook dat kon hij erg goed. En zo zijn we samen aan de gang gegaan en hebben we wat opnamen gemaakt. Ik ben er zeer tevreden over, ook over de accordeonist. Hij heeft goed geluisterd naar de jazz van Johnny Meyer en Art van Damme, en is ook thuis in de moderne gecomponeerde muziek."

"Ik vond destijds de combinatie Piazolla en Gerry Mulligan erg bijzonder en zeer interessant, de menging van de baritonsax met de bandoneon. Ik moet toegeven dat ikzelf niet zo gek veel bariton speel. Het is hoofdzakelijk de tenor en de sopraan. De huidige baritonsaxofonisten zeggen me niet veel. Qua baritongeluid ben ik meer gericht op de vroegere vogels, als Mulligan en Carney."

"De sopraansax is voor mij nog steeds een uitdaging. De toonvorming is niet gemakkelijk. De tenor blijft mijn favoriete instrument. Er zijn talloze tenoristen die ik verschrikkelijk goed vind. Mijn voorkeur gaat van Stan Getz, Paul Gonsalves en Hank Mobley tot John Coltrane. En de grootste is Sonny Rollins. De tegenwoordige tenoren, zoals Brecker, Redman en Potter, vind ik wel vreselijk goed en technisch kunnen blazen, maar ik hou toch meer van het eigen geluid van de vroegere meesters."

"Ik mis heden ten dage de spraakmakende groepen. Zoals Blakey's Jazz Messengers, het Modern Jazz Quartet, de groepen van Miles Davis en het Coltrane kwartet met McCoy Tyner. Het lijkt wel of iets dergelijks niet meer bestaat. Die groepen hadden ook een bepaald concept of sound. Denk maar aan Benny Golson, die destijds voor de Jazz Messengers een compleet nieuw repertoire schreef en daarmee een paar jazzhits scoorde."

"Nu is het allemaal veel individueler. Het is tegenwoordig niet gemakkelijk en wellicht onmogelijk met een vaste groep regelmatig te spelen en een nieuw en interessant repertoire te ontwikkelen. Een van mijn laatste ervaringen desbetreffend is met het Zapp Strijkkwartet. Ik heb daarvoor muziek geschreven. Dat heeft me aardig wat tijd gekost. We hebben drie keer gesubsidieerd gerepeteerd - waarbij overigens één van de strijkers slechts één keer kwam opdraven, maar wel drie keer werd betaald - en een eenmalig concert gedaan in het SJU Jazzpodium. Dat is exemplarisch. Zo kan je dus niets opbouwen. Ik wilde overigens graag een bas aan het geheel toevoegen. Ik vond namelijk dat de sax weinig gedragen werd door de cello; het geluid vond ik wat dun. Maar ja, dat wilden ze niet. Ik kreeg dat niet voor elkaar. Dat vond ik zeer teleurstellend."

"Behalve vervelende dingen heb ik natuurlijk ook veel hoogtepunten gekend in mijn muzikale loopbaan. Tijdens het Hammerfeld Jazzfestival in Roermond heb ik samengespeeld met Eddie 'Lockjaw' Davis, Johnny Griffin en Benny Carter. Fantastisch was dat. Ik speelde op de saxofoon van Rosa King. Johnny Griffin kende ik al, want die had destijds al met het orkest van Boy Edgar lp-opnamen gemaakt. Het is jammer dat er niet meer zo'n anarchistisch orkest als dat van Boy Edgar bestaat. Hij had al de Nederlandse topmusici in zijn band. Uit de chaos die hij bewust creëerde ontstond prachtige muziek."

"Mijn 40-jarig jubileum vond ik ook een hoogtepunt. Ik speelde in die tijd regelmatig met de Amerikaanse - toen in Nederland wonende - pianist Frank Stagnitta. Hij had gedurende anderhalf jaar met trompettist Tom Harrell gespeeld, en zei tegen me dat ik moest proberen Harrell naar Nederland te krijgen. Dat is dus in het kader van mijn jubileum gelukt. Het was geweldig om met die man te spelen. Behalve Stagnitta bestond de ritmesectie uit bassist Anthony Cox en drummer John Engels. Dat was wel een supergroepje!"

Gijs Hendriks (foto: Jasper Heijstek)"Harrell vond het erg fijn met me te spelen en wilde dat we met dit kwintet in Amerika opnamen zouden gaan maken. Ik was in de zevende hemel. Dat zou toch fantastisch zijn! Nou goed, wat later belde ik een paar keer naar Harrell om het een en ander af te spreken en te regelen. Ik kreeg hem echter nooit aan de lijn, wel zijn vrouw. Die regelde Harrells zaken en was niet enthousiast over dat project. Zij zag er financieel niets in. Kort en goed: dat avontuur was dus van de baan."

"En... ik heb een paar belangrijke prijzen gewonnen. In 1971 de Wessel Ilcken prijs, in '78 de Cultuurprijs Stad Utrecht, in '83 de VARA Jazzprijs en in '95 werd mij de Zilveren Stadspenning uitgereikt."

"In tegenstelling met vroeger blijf ik nu wel trouw aan mijn mondstukken. Ik ben nu niet meer zo bezig mijn geluid te veranderen of te verbeteren. Vroeger dacht ik nog dat ik een geluid moest hebben als Dexter Gordon of Sonny Rollins. Momenteel speel ik op een Balanced Action tenor met een ebonieten Otto Link mondstuk, of ik speel op de Mark VI met een Lawton mondstuk. Op de sopraan kom ik niet verder dan een Selmer of Bari mondstuk, en op de bariton speel ik al 30 jaar op een Berg Larsen mondstuk."

"Ik ben ook niet voor dat 'modegeluid'. Je hoort dat vooral vaak bij alten, zo'n funky sound. Ik vind dat je een ballad sound moet hebben. Dat het mooi klinkt als je een ballad speelt. Je moet ook moeite doen om een goed geluid te produceren. Ik heb altijd het altgeluid van Art Pepper en Charlie Mariano bijzonder gevonden en tegenwoordig dat van Kenny Garrett. Het geluid van Desmond, waar ik vroeger nogal gecharmeerd van was, vind ik nu behoorlijk slapjes, erg romantisch en erg zacht."

"De laatste jaren is de situatie voor jazzmusici er niet per se beter op geworden. In de eerste plaats heb je natuurlijk die enorme aanwas van conservatoriummusici. Hoe moeten die mensen in de jazz een boterham verdienen?! Niet iedereen is even getalenteerd. Er wordt die mensen netjes bebop onderwezen en het ontbreekt ze niet aan technische vaardigheden, maar er zijn er weinig met een eigen verhaal. Ik heb een tijdje op het Sweelinck Conservatorium in Amsterdam les gegeven, en gemerkt dat vooral inzicht en emotie geheel of gedeeltelijk ontbreken. Ik zei dan 'Leg die noten nou eens aan de kant en improviseer eens wat'. Er waren er wel een paar die wel wat konden, maar de rest..."

"Ten tweede, het aantal jazzpodia wordt niet groter. Integendeel, het lijkt wel of er steeds meer verdwijnen. Dat heeft allemaal te maken met het subsidiebeleid. Er wordt door dit kabinet stevig bezuinigd. Naast de officiële podia is er een 'kroegencircuit', maar dat is merendeels verschrikkelijk. De betaling is beneden de maat, de piano - als die er al is - altijd ontstemd, de bezoekers vaak rumoerig en de ruimte vaak te klein. Het gaat de kroegbaas niet altijd om de muziek, maar vaak meer om de klandizie."

"Door de jaren heen heb ik met diverse gitaristen gespeeld. Allemaal leuk en goed, maar het prettigst heb ik gespeeld met wijlen Wim Overgaauw. Hij was een fenomenaal begeleider - hij deed dat met veel plezier - en beschikte over een enorm akkoordenarsenaal. Hij kon eveneens prachtig soleren. Het lijkt alsof de huidige gitaristen amper begeleiden en uitsluitend willen soleren."

"Inmiddels breng ik de laatstgemaakte cd's onder eigen beheer uit. Ik moet niets meer van die platenmaatschappijen hebben. Wim Wigt van Timeless en Cees Schrama van Polydor hebben me, kan ik wel stellen, niet erg netjes behandeld. Wigt bijvoorbeeld heeft een keer een lp van mij herperst, maar daar heb ik nog nooit een stuiver van gezien. En voor Polydor moesten we ergens in een lullig studiootje opnamen maken met iemand achter de knoppen die nergens verstand van had."

"Op Challenge Records zijn radio-opnamen uitgekomen van mijn 40-jarig jubileum. Ik vond het qua opname niet geweldig. Hein van de Geyn zei toen 'Het is een ruwe diamant, wij gaan er een echte diamant van maken'. Kijk eens aan... Nou, hij had hier en daar de schaar erin gezet en gewoon stukken uit chorussen geknipt. Hoe kan je het doen, soli verminken! Ik zei tegen hem dat hij dan maar minder nummers op de plaat moest zetten. Dat soort dingen, weet je!"

"Ik heb in mijn leven veel vervelende dingen meegemaakt. Als je je nek uitsteekt, word je dat niet in dank afgenomen. Waarschijnlijk hebben ze aan mij niet veel geld kunnen verdienen. Ja, dan ben je bij dat soort gasten het kind van de rekening. Ik ben in ieder geval altijd mezelf gebleven. Ik heb een eigen mening over de dingen. Ik doe geen concessies. Dan hoeft het voor mij niet meer."