Draai om je oren
Jazz en meer - Interview



home  
    
    
 

Donald Fagen (Steely Dan):
"Wij kunnen iedereen uitlachen."

Steely Dan stond al jaren hoog op het wenslijstje van het North Sea Jazz Festival. In 2007 kwam het duo Donald Fagen en Walter Becker eindelijk weer eens langs in het kader van de 'Heavy Rollers Tour'. Met een tienkoppige klasseband in hun kielzog natuurlijk. Jean-Paul Heck reisde af naar Memphis en sprak met de maniakale perfectionist Donald Fagen.

door Jean-Paul Heck, juni 2007 / foto's: Cees van de Ven

In Memphis, de stad van Elvis, Stax Records en de Sun Studios, is Steely Dan eigenlijk een beetje misplaatst. Deze arme en zielloze puinhoop langs de Mississippi-river is het podium van leegstaande winkels en ghettobuurten waar drugsdealers de baas zijn. De vergane glorie wordt geïllustreerd door de befaamde Sun Studio en natuurlijk Graceland. Maar Becker en Fagen komen er graag. De hitte en de rare, bijna surrealistische sfeer past volgens het duo perfect bij een aantal Steely Dan-songs. Daarnaast is Becker altijd een groot fan geweest van de artiesten uit de stal van het ooit zo befaamde Memphis-label Stax Records. Bij Fagen ligt dat anders. Die was en is nog altijd in de eerste plaats een jazzfreak. Hij zegt de laatste plaat van Wynton Marsalis grijs te draaien en ook de nieuwe Sonny Rollins dagelijks voorbij te laten komen. "Toen ik als tiener in Passaic, New Jersey woonde, ging ik wekelijks naar Sonny kijken. Ik heb jarenlang geprobeerd om ook zo'n mooie baard te laten groeien, maar dat is helaas nooit gelukt." Fagen kijkt wat verward om zich heen, maar dat past wel bij hem. Hij is immers altijd al een volstrekt antisociaal wezen geweest. "Ik heb gelukkig een vrouw die mij regelmatig op m'n plaats zet. Ik zou het liefst interviews vanachter een gordijn geven."

Er is één vaste waarde in zijn leven en dat is Walter Becker. "Walter is mijn beste vriend vanaf het eerste moment dat ik hem ontmoette", zegt hij nu met enige trots. Gezamenlijk waren ze gek van komieken zoals Lenny Bruce and schrijver Gene Shepard. En ze hebben nog iets gemeen. Het duo haat Manhattan. De literatuurstudent Fagen die 1969 afstudeerde op een essay over Hermann Hesse, speelde in zijn studietijd in bands met namen zoals The Leather Canary, The Don Fagen Jazz Trio en The Bad Rock Group. "Het waren inwisselbare namen, hoor. Ik koos altijd een naam uit die ik goed vond passen bij de club waar wij moesten spelen." In die periode stuitte hij op zijn school ook op Becker, die tevens een naamloze bluesgitarist bleek te zijn, die zijn beste licks had geleerd van zijn buurman Randy Wolf. De man zou later enige bekendheid krijgen als lid van de band Spirit en onder de artiestennaam Randy California. Becker vertelde ooit hierover: "Randy's oom was eigenaar van een blues- en folkclub in Los Angeles met de naam The Ash Grove. Randy had al op jonge leeftijd gitaarlicks geleerd van mensen zoals Taj Mahal. Hij leerde mij weer allerlei technieken die uiteindelijk grote invloed hebben gehad op de muziek van Steely Dan."

Fagen en Becker hielden vanaf het allereerste begin beiden van geïmproviseerde muziek, maar wisten donders goed dat ze individueel niet goed genoeg waren om het als jazzmuzikant te redden. "Ons werk was zó egocentrisch en thematisch buitenproportioneel, dat we er eigenlijk niets mee konden. Uiteindelijk beseften Walter en ik heel snel dat we maar één ding konden doen: de nummers zelf opnemen." De rare teksten en het vreemde muzikale kader met jazzy verbuigingen waren eigenlijk alleen aan de makers ervan besteed. Je moet onze liedjes met een bepaalde attitude uitvoeren, anders lijkt het helemaal nergens op. Dat is ook de reden waarom ik ooit ben gaan zingen. Ik had als enige de juiste attitude." Wat heet. Die attitude kwam al meteen naar voren bij het zoeken naar een bandnaam. Iedereen weet ondertussen dat Steely Dan, de naam van een kunstlul is die in het boek The Naked Lunch van William Burrough voorbijkomt. Hier even de bewuste passage.

Mary is strapping on a rubber penis. "Steely Dan III from Yokohama," she says, caressing the shaft. "What happened to Steely Dan I?" "He was torn in two by a bull dyke. She could cave in a lead pipe." "And Steely Dan II?" "Chewed to bits by a famished canidru in the Upper Baboonsasshole. And don’t say ‘wheeeeeeee!’ this time."

Op de debuutplaat 'Can’t Buy A Thrill' die in 1972 uitkwam, verzorgden David Palmer en drummer Jim Hodder de lead vocals. "Ik was in die tijd nog erg onzeker over mijn eigen stem. Ik vond het te nasaal, te nietszeggend." Toch bewees Fagen op de snerend gezongen hits 'Do It Again' en 'Reelin’ In The Years', dat juist dit het trademark zou worden van de o zo bekende Steely Dan-sound. Omdat ze zelf donders goed wisten niet over de absolute technische kennis te beschikken om echte 'jazzcats' te worden, huurden ze voor hun daaropvolgende albums (zoals 'Aja' uit 1977) de beste jazzmuzikanten in die in New York en omgeving te krijgen waren. De saxofonisten Phil Woods, Michael Brecker en Wayne Shorter, gitaristen als Lee Ritenour en Larry Carlton zijn zomaar een paar willekeurige namen die erop meespelen. Dat de jazzelite op hun beurt Steely Dan weer apprecieerde, werd wel duidelijk toen Woody Herman in 1978 een album uitbracht waarop hij louter composities van het duo onder handen nam.

Volgens Fagen is het tweede album 'Countdown To Ecstasy' eigenlijk pas het echte startschot van Steely Dan. "Al die nummers zijn ontstaan tijdens onze eerste tour. We hadden een concept en een idee waar we met deze band naartoe wilden." In de jaren na dit album groeide Steely Dan uit tot een superformatie, waarin perfectie, genialiteit en gekte dicht bij elkaar lagen. "In de succesjaren leefde ik niet. Ik was het slachtoffer geworden van mijn eigen dwangneuroses. Ik maakte mij al druk als een kickdrum driehonderdduizendste beat afweek van de ritmebox. Tot aan mijn eerste soloplaat 'The Nightfly' (1980) wist ik ook niet wat een normaal leven was. Het succes van dat album heeft mij lucht gegeven."

De overkill aan perfectie lijkt Fagen van zich te hebben afgeschud. De tijden dat hij grootheden zoals gitarist Mark Knopfler voor luttele seconden gitaarwerk een week lang in een studio liet zwoegen, zijn voorbij. Fagen: "Het album 'Gaucho' dat we in 1980 uitbrachten, was het eerste natuurlijke einde van Steely Dan. Het was een verwarrende periode waarin Walter en ik allebei drugs gebruikten en het vizier niet meer zuiver konden afstellen. We hadden de perfectie doorgevoerd naar een punt dat het alleen maar minder werd. Elke creatieve minuut samen was een drama. Ik was na het maken van 'Gaucho' op het punt gekomen, dat ik alleen nog maar plezier beleefde aan het schetsmatig ontwikkelen van een idee. Het uiteindelijk schrijven en daarna opnemen van een song, ging ik zien als een verplicht nummer."

Na het succes van zijn soloalbum 'The Nightfly' leek Fagen voor lange tijd een dikke punt achter zijn muzikale ambities te hebben gezet. Hij spraak niet meer met de pers en werd nauwelijks nog in muziekland gespot. Volgens Fagen lag dat niet alleen aan hem. "Met het album 'Gaucho' probeerden Walter en ik om onze demonen af te schudden, maar daar slaagde ik in ieder geval niet in. Eigenlijk heeft het tot begin negentig geduurd voordat ik het leven weer in een normaal perspectief zag."

Nadat Steely Dan in 2000 zowel commercieel als artistiek een verrassend geslaagde comeback maakte met de cd 'Two Against Nature', benutte Fagen zijn vrije tijd om aan nieuwe songs te werken. De man die in de jaren tachtig een schrijversblok van ruim 10 jaar moest overwinnen, is productiever dan ooit tevoren. "Sinds ik getrouwd ben, is het wat rustiger in mijn hoofd. Ik durf weer schaapjes te tellen als ik naar bed ga. Mijn vrouw is mijn baken, mijn rustgever en mijn kompas. Ik weet het, het klinkt verschrikkelijk klef, zeker uit mijn mond. Maar het is de waarheid die ik heb leren accepteren." Muzikaal gezien tappen de heren nog steeds uit hetzelfde vaatje. Ook inhoudelijk veranderde er de laatste jaren niet zoveel. "De waarden van Steely Dan zijn door ons op jonge leeftijd bepaald en eerlijk gezegd gelden die nog steeds. De muziek waar wij naar luisteren en de boeken van Vonnegut en Nabokov die we beiden lezen, vormen de intellectuele basis van deze groep. Ik moet wel toegeven dat wij nu meer politiek en sociaal betrokken zijn dan in het verleden. Zo was onze laatste cd 'Everything Must Go' geïnspireerd op het Enron-debacle. Daarnaast heeft heel die plaat eigenlijk betrekking op de Amerikaanse politiek en maatschappij. We leven in een land met prachtige mensen, maar met net zoveel idioten. Dat krachtenveld was er altijd al, maar met iemand zoals Bush aan de macht heeft het evenwicht een knauw gekregen. Die onrust voel ik bijna elke dag om mij heen, en dat wordt alleen maar versterkt door de wetenschap dat het Amerikaanse volk dit zelf had kunnen voorkomen. Weet je, ik voel mijn meer verbonden met Europeanen dat met iemand uit bijvoorbeeld Kansas City. Walter en ik zijn toch New Yorkers en die mag je niet op één lijn zetten met 'de Amerikaan'. Ik hou sowieso niet van grenzen. De dampkring is onze enige grens heb ik altijd gezegd, en zo is het maar net. Zoiets hadden wij 25 jaar terug echt niet gedaan."

De band toert de laatste tien jaar meer dan ooit tevoren. Maar langer dan drie maanden zal een wereldtournee niet duren. "Walter en ik hebben een trauma overgehouden aan de primitieve manier waarop wij in de jaren zeventig door de wereld rolden. Ik zie soms van die oude mannen die wereldtournees van een jaar doen en er daarna nog een reprise overheen gooien van nog eens een jaar. En dat terwijl ze al honderden miljoenen op de bank hebben staan. Dat is eigenlijk heel zielig, omdat je het alleen maar doet voor de kick die zestigduizend gillende gekken, die je toch amper kunnen zien, geven. Wat dat betreft zijn Walter en ik nooit competitief geweest. We zijn altijd met dezelfde trage passen door muziekland gewandeld." Overigens is het niet alleen dat wat Fagen tegen toeren heeft. Ook de jaren zijn fysiek gaan tellen. "Ik heb een paar jaar terug veel rugklachten gehad toen ik met Steely Dan een tournee deed. Met morfine was die pijn nog te verdragen, maar door al die bijwerkingen had ik op het podium soms het idee dat er een heel orkest achter mij zat te spelen." Tegenwoordig gebruiken zelfs rappers zoals De La Soul en Ice Cube ritmetracks en intro's van mijn soloplaten en van Steely Dan. Eigenlijk kunnen we iedereen uitlachen, maar dan toen we niet. Nou ja, soms een beetje stiekem, zoals chagrijnige oude mannetjes dat graag doen."

Dit artikel verscheen eerder in Jazzism.
Op dit artikel berust copyright! © 2007 Jean-Paul Heck