Draai om je oren
Jazz en meer - Interview



home  
    
    
 

John Engels:
Alles begint en eindigt met de blues

door Marita de Jong, augustus 2006

De earste kear dat ik drummer John Engels live seach wie ein jierren 60 yn de Lawei. Ik siet op it Drachtster Lyceum en yn it ramt fan de skoal-konserten spile it Trio Louis van Dijk, wer't hy diel fan útmakke. In wiere ‘eye-opener'. Normaliter stiene der strijkjes, dy't keamermuzyk produsear-ren, op it programma. Ik siz dat wat ûnearbidich mar sa fielde ik dat doe. En ik net allinnich bin ik bang want it wie net de meast tagonklike muzyk om popleafhawwers te ynteressearjen foar de klassyke muzyk. Wat wie ik da'n ek optein nei ôfrin fan it konsert fan het Louis van Dijk trio. Dy mannen spilen nûmers fan de Beatles en Leonard Cohen. Ik fûn it te gek en bin op myn plak sitten bleaun. Want nei ús kaam wer in nije lichting lear-lingen binnen. Ik ha it konsert dus twa kear sjoen. John syn subtyle wize fan drummen makke grutte yndruk. Dernei folge ik syn karrière en lústere faker nei jazz. Doe 't ik tsien jier lyn my him yn 'e kunde kaam, wie ik fuortendaaliks ferkocht. Syn jongenseftiche somtiden chaotyske, en sa as er sels seit, neurotyske persoanlikheid spruts my oan en net yn it lêste plak syn passy foar de jazz-muzyk. Hy hâldt fan minsken, seit er yn it interview, dat ik yn syn wenning yn Amsterdam mei him hie. Ik hâld fan John en fan de muzyk dy't hy makket.

Engels (Grins, 1935) debutearre yn 1953 by it trio fan Pia Beck, hy schnabbelt yn Dútslan mei de Surinaamse saksofonist Kid Dynamite en letter makket hy diel út fan de legen-daryske Diamond Five mei ûnder oaren Harry Verbeke, Boys Big Band en it trio Louis van Dijk. Ek ynternasjonaal is hy populêr. Dizzy Gillespie, Stan Getz mar ek Chet Baker spilen graach mei John. Sels beskôget hy de konserten in 1987 mei Chet Baker as ien fan de hichtepunten fan syn karrière. Engels hat ferskate wichtige prizen wûn, lykas yn 1985 de Bird Award en yn 1988 de Boy Edgar priis. Yn 2001 waard hy Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. De Slagwerkkrant keas him yn 2005 as ‘all time favourite 2005' en al in kear as seis as beste jazz drummer Benelux'. Yn 2003 hat hy de Meerjazzprijs krigen. Noch altyd is drummen foar him it moaiste dat der bestiet want as hy spilet fielt hy him lokkich.

"Spelen wil ik altijd wel. Daar kunnen ze me, bij wijze van spreken, midden in de nacht voor wakker maken. Eigenlijk zou ik het wat rustiger aan moeten doen, maar dat roep ik al jaren en het lukt me gewoon niet. Mijn geest is jong, ik heb moeite om me aan te passen aan mijn leeftijd. Als het spelen goed gaat, voel ik me gelukkig, dan kom ik in een andere dimensie terecht. Dat is niet uit te leggen. Dan gebeuren er dingen, waarvan het lijkt alsof ze buiten jezelf omgaan. Er gaat dan een ander soort bewustzijn werken. Je kruipt als het ware in elkanders ziel. Op zulke momenten vergeet ik alles om me heen en heb ik geen besef van tijd. Ik heb met alle goden mogen spelen. Wat dat betreft ben ik een bevoorrecht mens. Als ik morgen dood neerval, is mijn carrière mooier geweest dan ik ooit had kunnen dromen."

"Als kind nam mijn vader me mee naar Jazz in the Philhar-monics. Daar speelden alle grote heren. Zo heb ik er Hank Jones en Ray Brown gezien, die toen nog met Ella Fitzgerald getrouwd was. Ik was er zo van onder de indruk dat ik het zeker wist. Dat wilde ik ook: muziek maken! Mijn vader stond erop dat ik een degelijk vak zou leren. Van alles heb ik gedaan. Op de markt gestaan, als piccolo gewerkt bij Maison de Bonnetrie en in fabrieken. Ik was de oudste van dertien kinderen en mijn ouders hadden de oorlog meegemaakt. We hadden honger geleden, dus ik kan me nu heel goed voor-stellen dat mijn vader er tegen was. Een half jaar voor het eindexamen van de opleiding tot typograaf ben ik het huis uit gelopen. Mijn vader was een beroemde drummer en kende het artiestenleven. Zijn broer Ab drumde ook en mijn grootvader speelde slagwerk bij het Leger des Heils. Het is geen wonder dat ik ook een voorliefde ontwikkelde voor slagwerk. Waarschijnlijk zit het in de genen. Ik noem het wel eens de Engelse ziekte want ook mijn zus Truus en mijn broers Robbie en Sjaak drummen. En mijn broer Bennie, die al 40 jaar in Zweden woont, is een hele goeie bassist. Hij geeft les aan gehandicapte kinderen en heeft daar diverse prijzen voor gekregen."

"Pia Beck heeft me in 1953 de kans gegeven een week te spelen bij Mary Lou Williams. Het was niet goed wat ik deed, maar Pia zag iets in me. Ze heeft veel voor jazzmuzi-kanten gedaan. Ik heb altijd veel bewondering en respect voor haar gehad, iets wat tegenwoordig vaak ver te zoeken is. Laatst nog was ik bij een concert van Sonny Rollins in het Concertgebouw. Na afloop hoorde ik iemand zeggen: ja, hij is toch wel oud ge-worden. Dan hou ik meteen mijn mond dicht. Ik heb die man mijn leven lang gevolgd, hij heeft heel veel voor de jazzmuziek gedaan. Als Sonny twee maten gespeeld heeft, dan weet je al hoe laat het is. Dat zijn de echte giganten, daar past alleen maar respect. Het is net of ze in Nederland zitten ze te wachten tot je de fout ingaat. Of ze gaan een opname analyseren en zeggen: waarom heeft hij daar die noot niet gespeeld? Zo werkt het dus niet. Je moet altijd heel alert zijn. Het gaat niet om de techniek, maar om de bezieling. Dat wordt voor het gemak maar even vergeten."

"Dit jaar speel ik voor de dertigste keer op het North Sea Jazz Festival. Maar één keer heb ik verstek moeten laten gaan, toen had ik mijn enkel verzwikt. Wat dat betreft heb ik de mooiste tijd meegemaakt. Nu is het toch wat commerciëler geworden, maar dat is waarschijnlijk onontkoombaar. De jazz maakt momenteel een moeilijke tijd door. Er is voor nieuwkomers veel minder gelegenheid om te spelen dan vroeger. Gelukkig zijn er nog een paar idealisten zoals Henk Toorenvliet, die jazz-cd's uitbrengt op het label Blue Jack. Voor mijn zeventigste verjaardag mocht ik, samen met bassist Harry Emmery, een cd opnemen. Een mooier cadeau kon ik me niet wensen. Bob Hagen, organisator van de Jazz Impuls-concerten, is ook zo iemand. Ik heb dit seizoen toch zo'n 40 keer gespeeld, dankzij hem. In oktober gaan we met het programma 'Portrait of Chet Baker' naar Japan. Ik ben daar in de jaren tachtig drie keer geweest, op tournee met Chet. Een belevenis. Hij belde me op een avond op en vroeg of ik met hem wilde spelen in het Concertgebouw. Natuurlijk wilde ik dat; het was altijd een wens van me geweest. De eerste twee platen die ik kocht waren van Charlie Parker en Chet Baker. Het waren de idolen uit mijn jeugd."

"In mijn jeugd was er geen geld. Ik fabriceerde zelf een trommeltje, spaarde een maand voor een 78-toerenplaat. Ik luister ook nu nog veel naar muziek. Veel cd's vind ik te klinisch. Ze dokteren er zo aan, dat de magie weg is. Het klinkt niet natuurlijk meer. Ze maken de opnames veel te mooi, voegen een beetje van dit en een beetje van dat toe. Ik vind dat je het niet mooier moet maken dan het is. Het is allemaal te veel. Ik realiseer me dat we in 2006 leven, maar als ik sommige opnamen hoor uit de periode 1935-1940 van Ellington, Basie of het orkest van Mel Lewis, opgenomen met twee microfoons, ga ik helemaal uit mijn dak. Die zijn fantastisch. Nu heb je bij het slagwerk wel tien microfoons en als iemand vals zingt wordt dat rechtgetrokken door de computer."

"Er lopen momenteel een paar fantastische vogels rond. Twee weken geleden was ik in het Bimhuis. Daar hoorde ik de alt-saxofonist Ben van Gelder, zijn broer Gideon op piano, bassist Clemens van Feen, trompettist Rik Mol en drummer Flin van Hemmen, allemaal talentvolle jongens. Van Hemmen gaat binnenkort naar Amerika. Daar moet ik ook nog naartoe. Vorig jaar heb ik een studiebeurs gekregen. Ik wil naar New York, alle clubs langs, naar vogels toe, inspiratie opdoen. Daar gebeurt het, die stad swingt 24 uur per dag. Op cultureel gebied - of het nu toneel, musical of jazz is - het absolute Mekka."

"Voor mijn verjaardag heb ik een iPod gekregen van mijn vriend Sebastiaan de Krom, een fantastische drummer. Er staan 4071 stukken op waar we allebei van houden, eigenlijk is het de jazz-bijbel. Sebastiaan, die bij Jamie Cullum speelt, is ook een repre-sentant van de nieuwe generatie. We bellen regelmatig en als hij in Amsterdam is, zoekt hij me op en spelen we samen of praten over muziek. We hebben dezelfde opvattingen over het vak en wisselen geregeld ervaringen uit. Dat vind ik het einde. Over Jamie Cullum zijn de meningen verdeeld. Ik heb het concert in de Heineken Music Hall gezien en als ik dan het voornamelijk jeugdige publiek al die jazzstandards hoor meezingen, maakt dat me blij. Al dat negatieve gedoe, daar word ik niet vrolijk van. Jamie is oprecht, hij bezorgde me kippenvel toen hij op het North Sea Jazz Festival zonder begeleiding het nummer 'In The Wee Small Hours Of The Morning' zong. Hij heeft een natuurlijk charme, het is niet aangeleerd en daarom raakt hij mijn ziel. Daar gaat het om. Als ik naar een concert ga, wil ik de artiest horen, geen kopie. En als ik eerlijk ben zijn er maar heel weinig die eruit springen. Toen ik pas begon werd er ook wel eens tegen me gezegd: je moet in de stijl van die of die drummen. Ik antwoordde dan: dat kan ik niet en trouwens, zo is het al eens gespeeld. Ik heb een eigen stijl ontwikkeld, maar ben wel geïnspireerd door de grote heren. Kopiëren is iets wat je nooit moet doen. Je moet er altijd je eigen ding van maken."

"Op de bühne geef ik me altijd voor 200 procent. Ik wil altijd het diepe in, het avontuur aangaan. Je kunt niet met een trucendoos aankomen. Van geroutineerd spelen moet ik niets hebben, aan egotripperij heb ik een hekel. Natuurlijk ga ook ik geregeld op mijn bek. Dat is het risico van het vak. Met een paar mensen gekke dingen doen, waarin het soms een andere kant opgaat dan je gedacht had. Maar als je voor elkaar open staat, lost zich dat vanzelf op. En als het misgaat? It's all in the game. Nu leg ik dat gemakkelijker naast me neer dan voorheen, want een muzikant is ook maar een mens."

"Het spelen met jonge mensen houdt me jong, want ze denken anders. Zij leren van mij en ik leer van hen. Jonge talenten moet je zien als bloemen, die nog open moeten gaan. Met talent alleen ben je er namelijk nog niet. Het is mij ook niet komen aan-waaien. Ik heb er heel hard voor moeten werken. En luisteren, heel veel luisteren. Jongeren zijn met hun eigen ding bezig, heb-ben een eigen identiteit. Als ik de nieuwe generatie zie, wou ik dat ik weer zestien was. Er zijn een paar van die vogeltjes, waar ik een goed gevoel bij heb. Die geef ik zo nu en dan een voor-zichtige hint. Ze mogen altijd bij me langskomen, voor hen staat mijn huis open. Ik ga er op een speelse manier mee om, ook tij-dens mijn masterclasses. Die geef ik graag, ik hou van mensen. Als ik les geef, wil ik blokkades opheffen. Ik voel dat meteen. Ik laat ze van alles doen en dan kom ik erachter waar het wringt. Als het lukt vind ik dat het einde. Dat ik iets van mijn kennis door kan geven, daar geniet ik van."

"Waar ik ook van kan genieten, zijn optredens van collega's. Ik gun iedereen alles. Waarom moet ik jaloers zijn, jaloers op wat? Er is plaats voor iedereen in deze wereld. Ik wil met iedereen spelen. Daar ben ik altijd voor in, ieder mens verdient een kans. Het interesseert me niet of de een beter is dan de ander, het gaat om het speelplezier, de bezieling, de emotie. Veel studenten die van het conservatorium komen, denken dat ze klaar zijn. Ik zeg altijd: dan begint de shit pas echt. Ik ben zelf twee dagen naar het conservatorium geweest: de eerste en de laatste. Ik was getest en aangenomen, maar ik ben linkshandig en moest rechts gaan spelen. Dat is tegennatuurlijk en dat was me op de lagere school ook al slecht bevallen. Daar kreeg ik een klap met de liniaal als ik met mijn linkerhand schreef. Wat maakt dat nu uit? Links, rechts, al speel ik met mijn grote teen! Ik heb nog drie maanden les gehad van de paukenist van het Concertgebouw Orkest. Die man was wijzer en gaf me de raad op mijn eigen manier verder te gaan. Hij zei: ik kan je niets meer leren, je bent een natuurtalent."

"Alles begint en eindigt met de blues, de blauwe noten. Muziek is universeel. Je hoeft niets te zeggen en toch versta je elkaar. Ik heb in Japan met een musicus gespeeld. We konden niet met elkaar praten, maar in de muziek vonden we elkaar moeiteloos. In India, waar ik drie jaar geleden geweest ben en diverse concerten heb gegeven, kon ik genieten van kinderen die op straat op tabla's speelden. Een heel andere wereld, buitengewoon fascinerend."

"Ik struin regelmatig rommelmarkten af, op zoek naar lp's en antieke trommels. De roman-tiek van het handelen, daar hou ik van. Ik heb net weer een paar bekkens op de kop getikt. Wat dat betreft ben ik een echte scharrelaar. Alles heeft weer een andere geluid. Daar komt geen eind aan. Ik heb ook een heleboel cymbals waar ik de muziek nog niet bij heb gevonden. Ze hebben namelijk allemaal een eigen klankkleur. Het liefst zou ik een drummuseum willen hebben, waarin ik workshops en masterclasses zou kunnen geven. Om zo mijn kennis door te geven aan de nieuwe generatie. Want er zullen altijd weer nieuwe talenten opstaan, daar ben ik van overtuigd."

Dit artikel verscheen eerder in De Moanne.

Drummer Sebastiaan de Krom (1969), opgegroeid in Ede, verhuisde in 2000 naar Engeland en speelt sinds enkele jaren bij de Engelse superster Jamie Cullum en reist derhalve de hele wereld rond. Hij heeft een grote bewon-dering voor John en legt uit waarom. "De vriend-schap tussen John en mij is daarom zo speciaal omdat hij mijn idool is. Hij trekt altijd tijd voor mij uit en dat vind ik fantas-tisch. John heeft zoveel ervaring dat ik daar ge-woon heel veel van kan leren. Ook zie ik mezelf terug in John omdat wij muziek op dezelfde manier benaderen. Wij hebben heel vaak dezelf-de meningen en opvat-tingen en dat is toch ook heel bijzonder. Daarnaast is hij natuurlijk een schat van een man en het is altijd feest als ik hem in Amsterdam bezoek. Ik kan niet geloven dat een idool zoveel interesse in mij toont. Dat vind ik echt te gek."