Draai om je oren
Jazz en meer - Interview



home  
    
    
 

Pierre Courbois:
"Wat je ook speelt, het is altijd heel prettig als je er erg vrij mee om kunt gaan."

Oorspronkelijk zouden Pierre Courbois, zijn echtgenote en de hond zaterdag vertrekken naar hun huis in Frankrijk. Omwille van het interview is dat uitgesteld naar de zondag. De koffers zijn echter al gepakt. Pierre neemt alle tijd en in vogelvlucht wordt de naoorlogse Nederlandse jazzgeschiedenis en zijn rol daarin doorgenomen.

door Jacques Los, mei 2008

'Révocation'"Op mijn nieuwste cd 'Révocation' staat het nummer 'February 1953'. Dat heb ik bedacht in de periode van de watersnoodramp. Ik was toen dertien. Ik speelde het melodietje op de piano met mijn moeder op accordeon. Dat melodietje is me altijd in mijn hoofd bijgebleven. Een paar jaar geleden heb ik het uitgeschreven en toen ontdekte ik dat het eigenlijk in vijfkwartsmaat staat. Vandaar dat het op deze cd staat met allemaal vijfkwarts nummers."

"Op mijn zesde moest ik op pianoles. Ik vond dat toen heel erg vervelend. Maar als mijn moeder me in die tijd niet had gedwongen, had ik al mijn muziek niet kunnen schrijven. Al jong kreeg ik interesse in de jazz en begon ik rond mijn tiende banjo te spelen. Toen ik dertien was, speelde ik al in diverse dixielandbandjes. Overigens een merkwaardige parallel met drummer Martin van Duynhoven, die ook met de banjo begonnen is. In die tijd was het zo dat je één set dixieland speelde en de volgende latin-achtig. Daar kon je met de banjo niks mee. De drummer speelde dan conga's en ik had niets te doen. Nou, je begrijpt, ik vroeg voorzichtig aan hem of ik niet wat mocht drummen. Dat was goed en hij leerde me wat basisdingen, en zo is het gekomen. Die drummer was Jan Terwindt. Hij was de eerste in Nijmegen die een drumstel had. Dan praat ik over het begin van de jaren vijftig. Had je dus een drumstel, dan speelde je al direct in een bandje."

"In de oorlog - ik was een jaar of vier - lag ik met mijn vader in de kruipruimte naar de radio te luisteren. De Voice of America. We hadden van die grote bakelieten koptelefoons. Wat ik allemaal gehoord heb weet ik niet meer precies, maar zeker Glenn Miller en misschien al wat bebop. Ook hadden we thuis veel 78-toeren platen. Mijn vader was vooral een liefhebber van Spike Jones en George Shearing. De luchtmachtkapel richtte eind jaren vijftig een Glenn Miller-band op. Ze hadden echter geen drummer. Ik heb nooit in dienst gezeten vanwege mijn vaatziekte, maar ze vroegen mij om er in te spelen. Dat heb ik natuurlijk gedaan. Ik kende al die Miller-stukken en kon zo mee spelen."

"In mijn familie is iedereen goud- en zilversmid. Daar ben ik ook voor opgeleid. Ik studeerde aan de kunstacademie en tegelijkertijd op het Arnhems muzieklyceum (de voorloper van het conservatorium) slagwerk. Na het afstuderen in 1963 heb ik een tijdje geaarzeld wat ik zou gaan doen. Of muzikant, of edelsmid. Ondertussen speelde ik al erg veel. Ook om mijn studies te betalen. Ik speelde onder meer in het kwintet van de vermaarde pianist Ton Wijkamp. In 1960 wonnen we het Loosdrecht Jazz Concours. Het was een veelbelovend bandje. Helaas is Ton door een tragisch auto-ongeval overleden. Van de groep zijn geen opnamen achtergebleven. Radio-opnamen zijn ook allemaal gewist. Waarschijnlijk zijn er nog opnamen bewaard in het muziekprogramma van Han Reiziger voor de VPRO, met de trompettisten Dizzy Reece en Jimmy Owens."

"In de zomer van 1963 ging ik met Maurits van Hal naar Parijs. Hij had in Velp een zaak in elektronica en leverde de geluidsinstallatie in de Parijse Blue Note–club. Hij moest die installatie om de zoveel tijd bijstellen en ik ging mee naar de aankomst van de Tour de France kijken en 's avonds naar de Blue Note. Voordat ik het wist zat ik achter het drumstel en speelde sindsdien met grootheden als Bud Powell, Jean Luc Ponty, René Urtreger, Johnny Griffin, René Thomas en Stan Getz. Zo goed als dagelijks heb ik tot september 1964 in de Blue Note gespeeld, op het drumstel van Kenny Clarke. In de Blue Note speelden in die tijd twee bands. Het kwintet van Clarke was de huisband. Clarke heeft me nog enkele zeer relevante drumtips gegeven. Die periode was voor mij een goede leerschool. Moet je voorstellen: Johnny Griffin speelde er regelmatig. De 'Griff' met zijn uptempo's. Ik kon dat toen nog niet zo goed. Dus ging ik 's middags oefenen. Op een avond was hij eindelijk tevreden na een twintig minuten durend super-uptempo nummer inclusief ook nog een drumsolo. Hij zei: 'Eindelijk doe je het goed en om het niet af te leren spelen we nu nog zo'n snel nummer." En daar gingen we weer..."

Pierre Courbois (foto: Cees van de Ven)"De routine die ik toen opdeed, daar kan geen tien jaar conservatorium tegenop. Ik zeg dan ook altijd: spelen leer je op het podium. Ook de vernieuwende dingen gebeuren op het podium. Nieuwe muziek ontstaat als je avond aan avond speelt. Op een gegeven moment speel je iets anders, zonder het wellicht zelf in de gaten te hebben. Begin jaren zestig waren we beïnvloed door Ornette Coleman. We zetten de akkoorden overboord. Een paar jaar later – door Albert Ayler – het ritme. Ik heb alles geabsorbeerd en nu nog. Wat je ook speelt, het is altijd heel prettig als je er erg vrij mee om kunt gaan. Die vrijheid en hoe daar mee om te gaan, heb ik toen allemaal geleerd. We speelden op een bepaald moment '’Round Midnight' en de Franse basklarinettist – waarschijnlijk Louis Sclavis – zei: 'We gaan dat nu spelen, maar laten de maatstrepen weg.' Nou, dat deden we gewoon. Dat was dus free jazz. Ik herinner me dat Kenny Clarke, die op de eerste rij zat, keek alsof hij het in Keulen hoorde donderen. Maar in principe vond hij alles toch wel goed en leuk. Wat ik nog weet is dat Clarke vier keer zoveel verdiende als ik. Ik kreeg 50 francs per avond. Hij dus 200. Ik weet dat, want hij zat een keer in de file op 14 juli op weg naar de Blue Note en ik moest toen voor hem invallen. Hij kwam later. Ik had 'zijn' halve avond gespeeld. Ik kreeg wel zijn halve honorarium."

"Avond aan avond spelen. Kom daar nu maar eens om. Dat bestaat niet meer. Het is heel moeilijk voor de jonge generatie regelmatig jazz te kunnen spelen. Dat komt vooral door de treurige podiumsituatie in Nederland. Zo'n jaar of tien geleden stortte het BIM/SJIN-systeem in. Er werden mensen van buitenaf aangesteld om het marktmechanisme te introduceren. Vanaf dat moment ging het dus mis. Er werd gezegd dat we door het marktmechanisme meer geld zouden kunnen verdienen. Dat bleek precies omgekeerd te werken. Toen het BIM-tarief werd losgelaten, kelderde de hele boel in elkaar. Eind tachtiger, begin negentiger jaren waren er rondom de honderd podia, groot en klein. Als je dan in drie bandjes zat, kon je in een jaar tijd redelijk regelmatig spelen. Volgens mij zijn er nu nog hooguit vijftien tot twintig podia."

"In het programma van Pauw & Witteman was een dame die een onderzoek had gedaan naar werkloze artiesten. Haar conclusie luidde dat de hoogste werkloosheid was bij: a) oude acteurs, b) regisseurs en c) instrumentalisten. Dat betekent dat met – vooral – een vocaliste in de band de speelkans aanzienlijk wordt vergroot. Dat is niet alleen in de jazz, maar ook – mijn zoon zit in de rockmuziek – in de rock. Een instrumentale rockgroep treedt amper op. Mensen hebben kennelijk niets met instrumenten. Ze willen zang horen. Denk maar aan het succes van Wouter Hamel, Jamie Cullum, Norah Jones, enzovoort."

"Toen begin jaren zestig de free jazz doorbrak, heb ik The Original Dutch Free Jazz Group opgericht. Daarnaast speelde ik met onder meer Willem Breuker, Theo Loevendie, het Rein de Graaff/Dick Vennik Kwartet en in groepen met Gunter Hampel. Weet je trouwens dat het eerste officiële openbare concert van Breuker in Arnhem plaatsvond, in de Kameleon met bassist Viktor Kaihatu en ondergetekende. Maarten Derksen had dat georganiseerd. In die periode heb ik ook veel met de oude Amerikaanse meesters gespeeld, onder anderen Don Byas en Ben Webster. Vaak met het trio van Rein de Graaff. Er zijn trouwens plannen voor een reünie van het kwartet Rein de Graaff/Dick Vennik. In de groepen van Hampel speelden onder meer Manfred Schoof en Alexander von Schlippenbach. Met die band speelden we nauwelijks in Nederland, maar maakten we uitgebreide internationale tournees. Het geld hiervoor kregen we van het Goethe Institut. Waar we dan ook speelden werden we in Duitse marken uitbetaald. Met mijn latere groep Association ging dat net zo. Daarom konden we de halve wereld over reizen. We hebben met Association langdurig in het Verre Oosten getoerd. Maar goed, dat was later. In 1968 ontstond het Free Music Quartet met onder anderen trompettist Boy Raaymakers. Die groep kreeg ook veel internationale aandacht. De plaat die we maakten, werd in Down Beat uiterst lovend besproken."

"Zo langzamerhand begon ik toch een beetje te balen van die free jazz en heb toen in 1969 Association PC opgericht met Jasper van 't Hof, Toto Blanke en Peter Krijnen. Ik kreeg interesse in elektronische instrumenten. We speelden eigenlijk een soort van elektrische free jazz met af en toe wat rockritmes. Het is raar dat van jezelf te zeggen, maar vaak begin ik als eerste ergens aan, maar heb er dan ook als eerste weer genoeg van. Als iedereen er dan vrolijk mee bezig is en zegt 'wat gaat het toch goed', dan wordt het tijd er mee te stoppen, hahaha. Breuker en ik zijn ook niet met ruzie uit elkaar gegaan. We zijn steeds bevriend gebleven. We hebben ook beiden een zware operatie achter de rug. Het gaat met Willem weer goed en met mij ook trouwens. Breuker hoopt in het najaar weer op tournee te kunnen. We bellen elkaar regelmatig."

Pierre Courbois (foto: Cees van de Ven)"Van '61 tot '69 hield ik me met de free jazz bezig. Het uitgangspunt daarvan is dat je alles kunt doen wat je maar wilt. Als je heel veel speelt, sluipen er toch ongeschreven regels in. Op een gegeven moment is het zo dat je alles mag doen, behalve dit, behalve dat, behalve dan. Dan blijkt het dus helemaal niet vrij te zijn. Er komen afspraken. Je gaat dan toch dingen niet doen. Ik herinner me bijvoorbeeld pianist Pete (Piet) Kuiters. Hij wilde ook free jazz spelen. Hij zei tegen me dat ik alles spelen kon wat ik wilde, behalve de geijkte drumpatronen. Dan sta je raar te kijken, want dan blijft er toch niet veel over. Er komt toch ook wat dwingends in, en dan is het niet meer vrij. Het kenmerk van echte free jazz is: niet repeteren en niets afspreken. Geen papieren op het podium en eigenlijk mag je ook niet studeren. Dat moet je stiekem doen. Met pianist Polo de Haas probeerden we dat ook. We hadden slechts één afspraak. De eerste set begonnen we met helemaal niets en eindigden we met een enorme teringherrie, en na de pauze deden we dat andersom. Als je op die manier gedurende zo'n acht jaar praktisch iedere avond muziek maakt, dan heb je het op een gegeven moment wel helemaal gehad."

"Jasper van 't Hof kwam een keer bij mij langs, en zo is het eigenlijk met Association PC begonnen. Wij hebben eerst samen wat gespeeld en toen in Den Haag een Fenderpiano gekocht. Jasper kende gitarist Toto Blanke en ik bassist Peter Krijnen. Met Association PC zijn we letterlijk de hele wereld over getrokken. Voor andere formaties had ik amper tijd. Ik was blij dat ik periodes had dat ik niet hoefde te spelen. In Paderborn hadden we de centrale plek waar de instrumenten stonden, en ook de bus. Daar vandaan probeerde ik zo veel mogelijk naar huis te gaan. Ik was getrouwd en had twee kinderen. We hielden ook één of twee maanden vakantie. Na het vertrek van Jasper en Peter was ik nog de enige Nederlander in Association, dat toen verder bestond uit Joachim Kühn, Toto Blanke, Sigi Busch en Jeremy Steig."

"Op projectbasis (twee tot drie weken per jaar) speelde ik ook in het European Jazz Quintet. Drie tenoren, bas en drums. Gerd Dudek, Alan Skidmore en Leszek Zadlo, plus bassist Ali Haurand. Dat kwintet kwam als volgt tot stand: Haurand belde me op. We zouden spelen op het Moers Jazzfestival (1977) met Louis Sclavis en Gerd Dudek. Met z'n vieren dus. De avond van tevoren belde Sclavis af. Er moest snel een andere saxofonist geregeld worden. Zowel Haurand als ik belden toen verschillende saxofonisten. Het resultaat was dat er de volgende dag naast Dudek niet één, maar twee saxofonisten stonden. Alan Skidmore (door mij benaderd) en Leszek Zadlo. Dat kon toen allemaal. We wisten niet wat we gingen spelen, maar alles ging goed. Dat zou nu niet meer kunnen, alleen al gelet op de administratieve, bureaucratische rompslomp die eraan vastzit. In die tijd ging het er gemoedelijker aan toe. We tourden voornamelijk in Duitsland, Zwitserland, Italië, Frankrijk en Oostenrijk. De groep heeft een jaar of tien bestaan en drie platen uitgebracht, waaronder 'Live At Moers Festival'."

"Nadat Association midden jaren zeventig uiteenviel, werd ik door impresario Wim Wigt gebeld. Hij had contact met de Stichting Schoolconcerten. Hij vroeg of ik schoolconcerten wilde doen. Dat heb ik zes, zeven jaar gedaan. Drie dagen in de week. Soloconcerten. Ik vond dat erg leuk. Ik heb het in totaal meer dan vierhonderd dagen gedaan. Ik weet dat omdat ik op basis daarvan een klein beetje pensioen krijg uitgekeerd. Nadien heb ik nog diverse groepen opgericht. In 1984 New Association met violist Heribert Wagner, vibrafonist Ben Gerritsen en bassist Ferdy Rikkers, in 1991 Jubilation PC (al gauw het Pierre Courbois Kwintet genoemd) met musici als Eric Vloeimans, Jarmo Hoogendijk, Fred Leeflang en Dick de Graaf, later het Dubbelkwintet, aangevuld met onder anderen de blazers Leo van Oostrom, Jasper Blom en Jan Menu, en de meest recente groep: het Vijfkwarts Sextet. Trompettist Toon de Gouw was en is een zeer gewaardeerd lid van mijn kwintet. Eerst was hij vaste invaller, maar later werd hij een onmisbaar bandlid. Zeer betrouwbaar en stabiel."

"De laatste jaren heb ik met Joe van Enkhuizen, samen met Bert van den Brink, drie cd's gemaakt. Allemaal driekwartsmaat-nummers. Van Enkhuizen heeft mij niet alleen gevraagd vanwege mijn kennis van oneven maatsoorten, in dit de geval de 3/4 (hij noemt het de Europese maat bij uitstek die er eerder was dan de 2/4 en 4/4), maar ook vanwege mijn brushesspel. Van Enkhuizen, die vroeger een zeer verdienstelijk tenorsaxofonist was, speelt nu uitsluitend accordeon. Hij speelt niet meer in het openbaar. Dat is erg jammer. Vroeger heb ik ook vaak met saxofonist Gijs Hendriks gespeeld. Evenals Van Enkhuizen is Gijs van huis uit ook accordeonist. Het is jammer dat ook hij nog maar nauwelijks speelt. Maar welke jazzmuzikant doet dat wel, althans in Nederland?! De muzikanten willen wel, maar het podiumcircuit is totaal in elkaar gezakt. Daar hebben we het al over gehad. Wat gebeurt er dan met de weinig spelende muzikanten? Ze gaan lesgeven op muziekschool en conservatorium en leiden dus veel leerlingen op waarvoor nooit werk zal zijn. En wat doen die opgeleide jongens en meisjes? Ook weer lesgeven. Een audio-vicieuze cirkel!"

"Ik was eens een keer op een vergadering van de Jazzdienst en daar ging het over de twee P's: Plannen en Pegels. Toen zei ik: 'Jullie vergeten één P, namelijk Publiek. Publiek, daar gaat het om. We moeten het publiek bereiken. Niemand houdt zich bezig met het aankweken van publiek. Ik kom nu nog mensen tegen op concerten die mij hebben gezien en gehoord op een schoolconcert. Die Stichting Schoolconcerten is in de tachtiger jaren opgeheven. Mensen van onze generatie (de zestigers) werden vroeger zelfs met jazz geconfronteerd door de schoolconcerten van Pim Jacobs. Zoiets zou weer op scholen moeten gebeuren."

"Ook het jazzaanbod op radio en tv is te verwaarlozen. Op de tv helemaal en op de radio is alleen op Radio 6 nog jazz te beluisteren. Maar dan geen al te lange nummers. De meeste mensen weten trouwens niet hoe ze Radio 6 moeten ontvangen. Op de autoradio is die zender al sowieso niet te ontvangen. Vorig jaar was ik gast (ik kon toen niet spelen) op North Sea Jazz. Jaap Lüdeke kwam toen op me af. Mijn sextet-cd was pas uitgekomen. Hij zei: 'Het is een geweldige cd, maar de stukken zijn veel te lang, dat kan ik niet draaien.' Ik antwoordde: 'Als Mozart nu nog geleefd had, zou jij dan tegen hem zeggen: schrijf eens een compositie van vier minuten?' Hahaha. Later vernam ik uit betrouwbare bron dat hij wel degelijk langere stukken heeft gedraaid."

'Coltrane'"Voor de VPRO heb ik ook een radioprogramma gemaakt. Eén keer in de veertien dagen. Op mijn vijftigste verjaardag, 23 april 1990, kreeg ik voor het eerst darmproblemen en toen moest ik ermee stoppen. Kees Polling heeft het programma overgenomen en nu zit Vera Vingerhoeds er. Ik ben door Vera gevraagd een uur radio te maken op de datum dat ze de Boy Edgar Prijs-uitzending gaan doen. Die uitzending zal zijn op 14 juni. Dat wordt een uur in het kader van welke cd's je meeneemt naar een onbewoond eiland. In ieder geval neem ik dan het Impulse-album uit 1962 getiteld 'Coltrane' mee, waarop onder andere 'Soul Eyes', 'Tunji' en 'Out Of This World' staan. Dat is echt mijn lievelingsplaat. Het is één van de eerste platen die ik kreeg. Mijn moeder kwam met die plaat aanzetten. Dat is de periode dat Coltrane net bij Miles Davis weg was. En van het Modern Jazz Quartet neem ik mee de cd met opnamen uit Scandinavië uit 1960."

"Ik heb zo'n duizend favorieten. Coltrane staat bovenaan. De laatste tijd kick ik erg op het Modern Jazz Quartet. Dat swingt zo vreselijk goed. De accenten die ik leg in mijn drumstel zijn geïnspireerd op John Lewis. Die man heeft namelijk een waanzinnig swingende timing. Evenals trouwens zijn compaan Milt Jackson. Wat drummers betreft zijn het voor mij Elvin Jones en Kenny Clarke. Het zijn twee uitersten. Clarke speelt relatief bescheiden, Jones het tegenovergestelde. Ik heb vreselijk veel platen van Coltrane. Die staan allemaal in Frankrijk. Daar draai ik alleen maar platen. Hier thuis alleen maar cd's. Eric Dolphy behoort ook tot mijn favorieten. Ik beluister hem vaak op de platen met Coltrane. In Duitsland heb ik nog met hem gespeeld. Met pianist Wolfgang Dauner en bassist Isla Ecklinger. Dat was vlak voor zijn overlijden."

"Ik denk niet zo na over het ophouden met spelen. Op het moment dat mensen tegen mij gaan zeggen 'voor zijn leeftijd speelt hij wel aardig', wordt het tijd ermee op te houden. Ik heb nog twee projecten in het vooruitzicht. Een zevenkwartsproject op mijn zeventigste verjaardag en het uit de kast halen van het dubbelkwartet. Daar heb ik al drie nieuwe arrangementen voor geschreven. Het vijfkwartsproject is eigenlijk door Jarmo Hoogendijk tot stand gekomen. Jarmo viel een keer in. Wij speelden toen twee nummers in vijfkwartsmaat. Ik zei tegen Jarmo – voor de gein - 'ik zou wel eens willen inventariseren wat er in vijfkwartsmaat mogelijk is'. Jarmo begon me toen eigenlijk een beetje uit te lachen. Hij zei dat dat helemaal niet kon. Dat lukt niet en dat wil niet. Maar als je het ooit wil doen, doe ik mee! Het is me dus wel gelukt. Een speciale band, het Vijfkwarts Sextet en alleen maar stukken in vijfkwartsmaat. Helaas, Jarmo speelt niet meer."

"Ik was echt heel blij met de Boy Edgar Prijs. Ik heb inmiddels al heel veel interviews achter de rug, en dat gaat nog steeds door. De avond dat het bekend werd, stond er de volgende ochtend al een wagen van Radio Gelderland voor de deur. Overal ben ik geweest: Met Het Oog Op Morgen, Casa Luna... noem maar op. In de maanden oktober, november en december maak ik een uitgebreide tournee. Het Muziek Centrum Nederland is dat aan het organiseren. Ook Egon Kracht van Stichting Promptmusic bemoeit zich met de organisatie. Ik speel dus ook op het aanstaande North Sea Jazz Festival. Eén keer met Polo de Haas en de andere keer met mijn eigen Vijfkwarts Sextet. Everard van de Marck van Muziek Centrum Nederland gaat uit van een twintigtal optredens. Het gekke is dat ik in mijn eigen woonplaats niet kan spelen. De Arnhemse jazzbobo Guus Tangelder wil wel dat ik een concert doe, maar alleen met Arnhemse musici en dus niet met mijn eigen Sextet. Een onbegrijpelijke gedachtengang. Het lijkt erop dat er enige kinnesinne bestaat, waardoor ik feitelijk in Arnhem geboycot word. Inmiddels heb ik me over mijn boosheid heen gezet. In Nijmegen speel ik wel en daar ben ik blij om."

"Inmiddels heb ik vernomen dat er een nieuw podium komt in Arnhem, Luxor Live. Joop Mutsaerts wordt hiervan de jazzprogrammeur. [noot van de redactie: dit gaat niet door] In december van dit jaar bestaat de Stichting Jazz in Arnhem, waarvan ik samen met Tiny Hofman de oprichter was, vijftien jaar en dat gaat een groot feest worden. Ik speel er met mijn Vijfkwarts Sextet en we gaan proberen de aloude Association PC bij elkaar te rapen. En dat allemaal op initiatief van genoemde Joop. Al met al heeft dat vele muziekmaken me twee aan elkaar vastzittende huizen in Frankrijk opgeleverd. Eén huis is oefenruimte en gastenverblijf. Daarvan wordt trouwens het dak thans gerepareerd. In die zin komt het geld van de Boy Edgar Prijs niet ongelegen."

Meer informatie op de website van Pierre Courbois.