Draai om je oren
Jazz en meer - Interview



home  
    
    
 

Eric Boeren:
"De term ‘free jazz’ zegt mij helemaal niets."

Aldus cornettist Eric Boeren in de nababbel na een boeiend interview in het Amsterdamse grand café 1e Klas bij het Centraal Station. En al stemt het huidige politieke en maatschappelijke klimaat hem somber, zijn passie voor jazz en improvisatiemuziek blijft onaangetast. Waarvan akte in het nuvolgende relaas...

door Jacques Los & Maarten van de Ven, november 2004

Eric Boeren (foto: Cees van de Ven)"Mijn oudere broer en ik werden door een oom lid gemaakt van de brassband Ulicoten. Ulicoten is een klein plaatsje in Brabant dichtbij de grens met België. In een leeggemaakte boerenstal leerden we noten lezen. Dat ging bij mij snel, want ik had al blokfluitles gehad. Al gauw kreeg ik een instrument. Op tv had ik al eens iets van Louis Armstrong gehoord en gezien. Dus ik wilde wel een trompet. Maar de brassband had een solo euphoniumspeler nodig. Inmiddels hadden ze bemerkt dat ik vrij goed noten kon lezen. En zo kreeg ik dus dat instrument in handen gestopt. Dat was een oud instrument. Het had ook nog een hoge stemming. Later, bij het bereiken van een redelijk niveau, kreeg ik een nieuw instrument. Vanaf de vijfde klas lagere school zat ik al in de brassband. Ik speelde toen al gauw met een paar jongens in een bandje. The Happy Cowboys heetten we. We speelden natuurlijk eenvoudige, populaire liedjes. Ik heb er nog wel zoete herinneringen aan. Als ik nu wel eens op een feestje met een ad-hoc bandje moet spelen, noem ik dat altijd de Happy Cowboys."

"Ik vond het trouwens erg leuk in de brassband te spelen. Ik speelde de solopartijen. Fraaie melodische lijnen. Er zaten vooral wat oudere jongens in dat orkest en dat vond ik reuze interessant, want na het spelen was het 'een pilsje pakken' en stoere verhalen vertellen. Dat was dus ontzettend gezellig. Toen mijn broer ging studeren nam ik zijn instrument over, de Es-tuba. Na verloop van tijd ontwikkelde het repertoire zich in een meer moderne richting. Het werd muzikaal interessant, ik zag steeds beter hoe de muziek in elkaar zat en leerde ook beter in een groter verband samen te spelen. Als beroepsmuzikant heb ik dan ook veel profijt gehad van mijn vormingsjaren in de brassband. In Available Jelly, bijvoorbeeld, zijn de muzikale lijnen en het samenspel essentieel en daarmee had ik dus al kennis gemaakt in de brassband. Dat is een essentieel onderdeel van mijn muziekpraktijk. Available Jelly en mijn Eric Boeren 4tet zijn groepen waar improviseren in contrapunt belangrijk is. Daarvan zou je kunnen zeggen dat het meer met klassiek dan met jazz te maken heeft."

"Toen mijn broer studeerde ging ik regelmatig naar hem toe. Bij hem op de draaitafel lagen dan bijvoorbeeld Miles Davis en Duke Ellington. Dat was zo'n beetje het moment dat ik bij de jazz ben terechtgekomen. Ik had niets met de popmuziek waar jongens uit mijn klas mee bezig waren. Ik wilde niet meedoen met wat iedereen mooi vond. In Baarle-Nassau werd halverwege de jaren zeventig een dependance van de Belgische muziekbibliotheek geopend en daar leende ik veel platen. Nou moet je weten dat ik niet eens een platenspeler had. Ik leende die platen om de hoesteksten te lezen. En als er een feestje was nam ik die platen mee. Dan kon ik ze horen! Ik draaide dus bijvoorbeeld Sonny Rollins. Nou, daar vonden ze natuurlijk niets aan, veel te wild. Er kwam uiteraard een moment dat ik een platenspeler aanschafte. De eerste plaat die ik kocht was 'Rhapsodie In Blue'. Prachtig. Nog steeds trouwens. André Previn was de pianist van dienst. De tweede plaat die ik kocht was 'Rock And Roll Animal', een live-lp van Lou Reed. Ook dat vond ik geweldig. Vooral omdat het zo 'los' is en live. De derde plaat was een jazzplaat: 'Agharta' van Miles Davis. Die kende ik nog van mijn broer."

"Aan het eind van mijn middelbare schooltijd ging ik naar de jazzconcerten in Baarle-Nassau (voor het eerst in 1978). Bij mijn broer had ik ook wel eens iets van Willem Breuker gehoord en in die tijd was ook de 'Zeeland Suite' van Leo Cuypers op de tv. Dat was erg belangrijk voor mij. Twee momenten in die film hebben grote indruk op mij gemaakt. Het eerste, dat ze met z'n allen op een plek op een dijk slechts één noot speelden en het tweede - de laatste scène - dat ze met hun instrumenten het water in liepen. Dat laatste vond ik decadent. Ik wilde sparen om een instrument te kopen en die gasten vernaggelden hun dure saxofoons met zeewater! Maar de muziek vond ik geweldig! Ja, en toen trad Breuker live op in Baarle-Nassau met Leo Cuypers, Arjen Gorter en Han Bennink: 'Heavy Days'. Ik was werkelijk totaal knock-out. Ik vond het zó ontzettend goed. In het plaatselijke krantje heb ik toen een zeer enthousiaste recensie geschreven. Naar aanleiding daarvan nodigde de organisator van de jazzconcerten in Baarle-Nassau en nog enkele jazzfanaten mij uit om mee te gaan naar de Jazzmarathon in Groningen. Dat was het helemaal. Bij mij ging nu echt 'de deur open'. Ik zag daar (nog steeds in 1978) het Human Arts Ensemble, Anthony Braxton solo, Butch Morris met Nedley Elstack, ICP, Martin van Duivenbode, Maarten Altena en trompettist Leo Smith. Goddelijke ervaring!"

Eric Boeren (foto: Cees van de Ven)"Twee weken later gaf Butch Morris in Tilburg een workshop. Ik ging naar mijn oom, die mij bij de brassband had gehaald, en vroeg hem of hij een cornet voor me te leen had. Daarmee kwam ik op die workshop terecht. Ik moest van Butch de melodie spelen. Kon ik niet. Ik had dat instrument nog nooit gespeeld! Tijdens de pauze ben ik vertrokken en nooit meer teruggekomen."

"Ik ging sociale wetenschappen studeren in Amsterdam en kocht van mijn vakantiegeld en spaarcenten mijn eerste eigen cornet. Ik ging op een dinsdagavond naar de workshop van Arnold Dooyeweerd in het Bimhuis. Ik was onder de indruk van hetgeen ik daar hoorde, maar durfde de cornet niet uit te pakken. Arnold zei toen tegen me “volgende keer gaat de koffer open, hoor”. Nou, dat gebeurde pas na een maand of drie. Een kleine drie jaar heb ik meegedaan met die workshop. Ik heb er erg veel van opgestoken en ik heb daar het improviseren goed kunnen ontwikkelen. Met mijn broer Frenk op trombone formeerde ik in die tijd een jazzgroepje. We speelden op podia rond Breda en Tilburg. Het repertoire was een mix van feest-, dans- en salsamuziek, en Art Ensemble Of Chicago-achtige stukken. Van het Art Ensemble was ik een groot bewonderaar en ik had ze inmiddels ook al een paar keer live gezien."

"Jazz pakte me meer en meer. Niet alleen om te spelen, maar ook om naar te luisteren. Naar concerten in De Kroeg van de Blue Notes (Chris McGreggor, Johnny Diyani, Dudu Pukwana en Louis Mogolo) en Archie Shepp. Ik ging naar het Bimhuis en kocht bij Concerto - een legendarische tweedehands platenzaak - talloze albums, onder andere alles van Anthony Braxton."

"Uit die periode van Arnolds workshop ben ik samen met Bart van der Putten de enige die professioneel is doorgegaan in de muziek. Uit die workshop ontstond een collectiefje. We organiseerden zelf improvisatieavonden in het concertzaaltje van de muziekschool Bijlmer, waar ik conciërge was en dus de sleutels beheerde. Ook hadden we een sextet geformeerd dat twee avonden per week repeteerde. Nieuwe, eigen stukken. Gericht op vooral collectieve (contrapunt-) improvisatie. We waren niet zo van de 'jazzsolo', waarin je moest laten zien wat je technisch zoal kon. Te vaak, en nog steeds, hoor je dan het resultaat van hard studeren en heel weinig muzikaliteit. Daar ligt voor mij het wezen van de muziek: je muzikaliteit kunnen uitdrukken in communicatie met je medemuzikanten."

"Het Bimhuis programmeerde begin tachtiger jaren nog in de zomermaanden. Wij kregen met ons bandje in 1980 een uitnodiging om te komen spelen. Een jaar later speelden we een soort free-funk. Ornette Coleman deed toen ook iets dergelijks, net als Oliver Lake, Shannon Jackson, Defunkt en James Blood Ulmer. Onze gitarist speelde een beetje als Ulmer. Hans Dulfer hoorde ons op een gegeven moment - hij speelde met zijn groep Reflud zelf ook elektrische funk jazz - en hielp ons aan wat optredens. Daarmee waren we finalist in het Meervaart Jazzfestival in 1982. Onze groep heette ACE (Amsterdams Creatief Ensemble). Het spelen begon toen een serieuze aangelegenheid te worden. Ik werd regelmatig gevraagd mee te spelen, in te vallen of in ad-hoc formaties te spelen.Zo speelde ik onder meer met Ernst Glerum en J.C. Tans in De Kroeg. Sean Bergin nodigde mij en Kees van Veldhuizen - mijn muzikale maatje in ACE, een natuurtalent dat helaas niet verder is gegaan in de muziek - uit voor een concert in het Bimhuis met o.a. Michael Vatcher, Roberto Bellatala en Tony Heimer. Stukken van Monk als 'Pannonica'. Moeilijk hoor! Maar ook stukken van mij. En die vonden zij dan weer moeilijk."

"En zo rol je dan verder in de muziek en van het één in het ander. Ondertussen had ik me aangemeld op het conservatorium. November 1983 belde Michael Moore voor een tournee met Available Jelly in Duitsland en Frankrijk. Het eerste concert in Duitsland was in Bielefeld. Buiten in de kou, maar wel voor de tv: een kerstshow op straat. Ik was al heel lang liefhebber van Available Jelly en het was voor mij dus geweldig deel uit te maken van die formatie. Met deze groep op reis is: in de bus, repeteren, spelen, eten en... platenzaken afstruinen. Dus toen we in Frankrijk gespeeld hadden en in Parijs tijd over hadden, heb ik op advies wat platen aangeschaft van Duke Ellington. Ik was er gelijk kapot van. Sindsdien ben ik me gaan verdiepen in ook de oudere helden."

"Het is jammer dat we met die groep niet zo vaak kunnen spelen. Het aantal podia in Nederland is zeer beperkt. We hebben nog wel enkele buitenlandse tournees gedaan: Amerika, Canada, Turkije, Hongarije en Oostenrijk. Verleden jaar hebben we slechts drie keer in Nederland gespeeld. Dat is toch krankzinnig. Hiermee wordt de niet al te beste situatie in Nederland aardig weergegeven. Het is hier onmogelijk met een vaste groep continu aan het werk te blijven. De regelmaat om met dezelfde groep op de podia te spelen wordt steeds kleiner. Eind jaren tachtig, toen ik met J.C. Tans speelde, hadden we 25 tot 30 concerten per seizoen, en dat kon je een jaar later weer herhalen. Kom daar nu maar eens om."

Eric Boeren (foto: Maarten van de Ven)"Er bestond nog niet zo lang geleden een regeling dat podia via de MTN (Muziek Theater Netwerk) een lumpsum bedrag ontvingen en op basis daarvan concerten konden programmeren. Er moesten dan wel per podium minimaal 8 concerten per jaar georganiseerd worden. Voor veel kleine podia was dat aantal niet haalbaar en die vielen dus gelijk al af. Het podiumcircuit is sindsdien nog verder geminimaliseerd. Ik denk dat er nog zo'n 25 podia over zijn. De concertgebouwen en schouwburgen die soms ook wel iets aan jazz doen, negeren de geïmproviseerde jazzgroepen. Vooral in de randstad bevinden zich de 'grotere' jazzpodia, zoals het Bimhuis, het SJU Jazzpodium enzovoorts. Ik kan me nog de speelplekken in bijvoorbeeld Zwolle en Deventer herinneren... allemaal weg. En zo zijn er meer verdwenen. Je bent dus wel gedwongen je heil ook in het buitenland te zoeken. Dat valt niet echt mee. Je moet het allemaal zelf regelen. Het is dan ook van belang goede connecties te hebben en je moet er vooral de moed inhouden."

"Om nog enigszins regelmatig te kunnen spelen worden door veel groepen programma's c.q. thema's bedacht. Dat is natuurlijk vooral bedoeld om hernieuwde aandacht te genereren. In 1995 kreeg ik op uitnodiging van MTN een wat ze toen noemden 'reprise-tournee' aangeboden, gebaseerd op mijn initiatief om alle kwartetmuziek van Ornette Coleman uit te zoeken en verspreid over twee maanden te presenteren in PH31. Het 4tet dat daaruit ontstond (met Michael Moore, Wilbert de Joode en Han Bennink) heeft tijdens die 'reprise-tournee' in 1997 zo'n twintigtal concerten in Nederland gegeven. Sindsdien is deze groep bijna niet meer in Nederland te horen. “Meer van hetzelfde” is de ergste opmerking die ik gehoord heb toen ik een programmeur vroeg of we nog eens met die groep konden spelen. Wat mij betreft gaat onze spontaan-creatieve muziek over diepgang. Diepgang krijg je als de muzikanten met elkaar kunnen lezen en schrijven, als ze elkaar goed kennen. En wat ik zo leuk vind: die muzikanten ontmoeten elkaar in steeds andere samenstellingen, onder wisselend leiderschap, met andere muzikale uitgangspunten. En we zijn zo goed dat zo'n groep dan steeds weer een eigen groepsgeluid ontwikkelt."

"In de klassieke muziek gaat het al sinds jaar en dag uitsluitend om programmatische concerten. Dat werkt daar. Je kan dan met dezelfde muzikanten blijven spelen. In de jazz gaat men dat ook steeds meer doen. Elk jaar weer een nieuw programma bedenken. Dat is lastig. Het liefst blijf ik bezig met het ontwikkelen van mijn eigen muziek. Om werk te blijven houden kun je het ook zo doen, dat je niet je repertoire ontwikkelt maar wel je groep. Je noemt die groep dan 'New huppel-de-pup' of zo, en blijft je oude hits herhalen. Bah. Wat je ook kunt doen is regelmatig gastsolisten uitnodigen. Maar ontwikkel je daar je muziek mee? Voor mij werkt dat alleen in een puur geïmproviseerde situatie. Dat doen we op dinsdagavond zo in Zaal 100. Improviseren in wisselende bezettingen. Daar leer je een hoop van. Je speelt immers voor publiek, helemaal vanaf nul. Als je het goed doet is dat de mooiste muziek die er is. Als publiek leef je helemaal mee met het ontstaan en het uitwerken daarvan. Instant composing. Geweldige definitie: van Misha."

"Naast mijn eigen kwartet en Available Jelly speel ik in Bik Bent Braam, Frankie Douglas' Sunchild - alhoewel de optredens van die groep zeer minimaal zijn, wij hebben het dan altijd over de 'annual gig' - en Sean Bergin's MOB. In Utrecht ben ik met wat conservatoriumstudenten een nieuw bandje begonnen. Wat mij in Utrecht opviel, was dat als ik er wel eens speelde er weinig jongeren en/of conservatoriumstudenten waren. Ik had een plan om met enkele jonge musici op het SJU Jazzpodium een soort werkplaats op te zetten, met de gedachte de muziekstudenten en het podium bij elkaar te brengen. Het mes snijdt aan twee kanten. Ik zou me daar met die studenten bezighouden met het ontwikkelen van eigen muziek en improvisatie (instant composing). Ik vind ook dat er te weinig doorstroming is van jonge musici naar de hedendaagse geïmproviseerde muziek. Ik heb de indruk dat de huidige studenten weinig kennis hebben van de muziek die ik maak. Han Bennink en Misha Mengelberg kennen ze niet. En dan moet je nagaan dat er wordt uitgekeken naar het uitkomen van nieuwe cd's uit Nederland. In het Amerikaanse jazztijdschrift Down Beat bijvoorbeeld hebben al mijn cd's 4 of 5 sterren gekregen, en Willem Breuker en ICP zijn er wereldberoemd! Dat betekent wel iets."

"Ik merk ook dat de muziekstudenten niet bezig zijn met het opzetten van een circuit, dus speelmogelijkheden. Of een pool van muzikanten. Wij speelden destijds overal en kwamen elkaar ook overal tegen. En zo vormden we weer verschillende groepen. Met Available Jelly bijvoorbeeld grepen we elke gelegenheid te spelen met beide handen aan. We konden daardoor de muziek uitdiepen en een circuit creëren. Op die manier speelden we ook weer in andere groepen: Michael Vatcher en ik bij Maarten Altena en Michael Moore bij ICP. Zo vormde zich een circuit en pool van improvisatoren. Ik vind het heel erg belangrijk dat je als aankomend musicus zo veel mogelijk probeert te spelen. Daar leer je van. Naar concerten gaan is ook belangrijk. Kijken en luisteren hoe de 'professionals' het doen. Beroepsmuzikanten hebben een veel hoger beslissingstempo. Jonge muzikanten hebben veel meer tijd nodig om een compositie of improvisatiesituatie te doorgronden. Die ervaring moet je opbouwen. Dat kost tijd, maar je kan het wel trainen. Dat doen we dus in Zaal 100: trainen. Joost Buis en ik hebben dat opgezet, niet alleen om zelf een podium te hebben om regelmatig met onze eigen groepen te kunnen spelen, maar ook om nieuw talent de ruimte te geven."

Eric Boeren (foto: Cees van de Ven)"Ik probeer jonge musici te enthousiasmeren voor improvisatie en ze ertoe te bewegen de concertpodia te bezoeken. Ik vertelde al over de werkplaatsplannen in Utrecht. De coördinator van het conservatorium in Utrecht zag mijn plan wel zitten en gaf mij de gelegenheid tijdens een projectweek improvisatielessen te geven en me te oriënteren over mogelijkheden met jonge musici bij het SJU Jazzpodium een soort werkplaats op te zetten. Uiteindelijk heb ik een aantal studenten kunnen selecteren en met hen heb ik een band gevormd. Inmiddels hebben we al enkele keren publiekelijk opgetreden. Improviseren moet je ontwikkelen, trainen. Op conservatoria is er, met uitzondering van projectweken of incidentele initiatieven of momenten, nauwelijks aandacht voor improvisatie. Het is vooral gericht op het harmonisch, ambachtelijk muziek maken. Dat is erg jammer. Er is zoveel knowhow in Nederland wat betreft instant composing. Met mijn nieuwe groep Rix' probeer ik door te gaan. Ik vind het belangrijk dat die jongens van mij het één en ander opsteken en speelervaring opdoen. Ik steek ook veel van hen op. Ze zijn allemaal heel goed op hun instrument. Ze kunnen heel goed spelen. Door te spelen met oudere, meer ervaren muzikanten (en dan met name in concertsituaties!) steek je het meeste op, was mijn ervaring. Dat wil ik nu zelf proberen door te geven. Ik hoop dus bij te dragen aan de ontwikkeling van het improviseren in Rix', dat we de gegeven thema's leren uit te bouwen en verder te ontwikkelen en gaan zien als instant componeren."

"Improviseren is communiceren. In communicatie met je medemuzikanten ontstaat er iets gezamenlijks. Het is als het ontwikkelen van praten door kleine kinderen. Iets dergelijks is het in de geïmproviseerde muziek. Het is haast organisch, het ontwikkelt zich en het vocabulaire oftewel de muzikaliteit breidt zich uit. Wat heel erg belangrijk is, is dat de interactie een zeer grote rol speelt. Het is continu reageren op elkaar. Ik vind het interessant te zien hoe ver ik buiten de gebaande harmonische paden kan gaan binnen een groep als Rix', en ook in hoeverre ik dat kan overbrengen welke kant ik op wil (bijvoorbeeld terug naar het thema of dat iemand anders het al improviserend moet overnemen). Ik zie dat als een uitdaging."

"Belangrijk in jazz en improvisatie vind ik dat je als muzikant een eigen verhaal en sound hebt. Daarom ga ik te gek op musici als Clifford Brown, Charlie Parker, Duke Ellington, en in Nederland onder meer Ferdinand Povel en Piet Noordijk. Ik koop regelmatig platen met bijvoorbeeld dertiger jaren-muziek, zoals John Kirkby en Jabbo Smith. Die sound. Alles wat wij nu doen komt voort uit die traditie. Dat moeten we koesteren."

"Momenteel zet ik mijn tanden dus in mijn nieuwe groepje Rix'. Ik wil er echt iets mee. Ik zie ook dat de groep zich goed ontwikkelt, en nogmaals: ik wil dat voortzetten. In april 2005 wil ik met Guus Janssen, Cor Fuhler, Michael Vatcher en tubaspeler Oren Marshall een cd maken. Ook van Available Jelly komt binnenkort weer een nieuwe cd uit, met daaraan gekoppeld een tournee. Ik heb nieuwe stukken geschreven voor mijn - laten we zeggen - Ornette Coleman-kwartet en ik draai natuurlijk lekker mee in de band van Michiel Braam. En ik blijf actief met het spelen en organiseren in Zaal 100. Dat is altijd op de dinsdagavond. Kom eens kijken, zou ik zeggen."

Kijk voor meer informatie over Eric Boeren op de website van Stichting dOeK