Draai om je oren
Jazz en meer - Frappant Vinyl



home  
    
    
 

Teddy Charles:
Altijd een cerebraal buitenbeentje gebleven

Geboren in 1928 groeit Teddy Cohen op in een gezin waar muziek heel belangrijk is; zowel zijn moeder als zijn broer spelen piano en zijn zus speelt harp. Op de middelbare school krijgt hij slagwerkles en op 18-jarige leeftijd raakt hij in New York verzeild, waar hij wijze lessen krijgt van drummer Max Roach, vibrafonist Red Norvo en pianist Hank Jones. In 1946 wordt hij als slagwerkstudent toegelaten tot de Juilliard School of Music. Dan besluit hij zich volledig op de vibrafoon te storten. Hij speelt in de bigbands van Bob Astor, Randy Brooks, Benny Goodman en Artie Shaw, waarin hij veel opsteekt op het gebied van samenspel, klankkleur, dynamiek, projectie en swing, maar de stilistische dogma's van de swing krijgen geen vat op hem; sterker nog: ook als bebop-vibrafonist zal hij met zijn nogal koele, beredeneerde spel altijd een cerebraal buitenbeentje blijven.

In 1951 maakt hij zijn eerste plaat als leider: Teddy Cohen Trio - 'Vibe Solos' (Prestige PRLP 132). Het verhaal wil dat twee clubeigenaren, Goldberg en Schwartz, Cohen het dringende advies hebben gegeven om zijn achternaam te veranderen, omdat je met een Joodse achternaam bij de boekingsbureaus (en andere instanties) in die tijd niet bepaald een streepje voor had. Omdat Teddy Cohen in de eerste vijf jaar van zijn muzikantenbestaan nogal wat subtiele en botte staaltjes antisemitisme heeft mogen ondervinden, gaat hij voortaan als Teddy Charles door het leven.

Op zijn eerste plaat - met als bezetting: vibrafoon, gitaar en bas - toont hij zich nog schatplichtig aan het trio van Red Norvo met Tal Farlow en Charles Mingus. Bovendien bevat het repertoire slechts overbekende standards. Maar vanaf zijn tweede plaat, 'New Directions Vol. 1', staat hij stilistisch op eigen benen en gaat hij steeds meer eigen composities uitvoeren. Bovendien beschikt hij over leiderschapscapaciteiten; als hij in 1957 opstapt bij Prestige kan hij bogen op zeven lp's die onder zijn naam zijn uitgebracht en vier titels waarop hij de dominante factor is geweest ('Olio', met Thad Jones, Frank Wess en Mal Waldron, 'Coolin’', met Idrees Sulieman en John Jenkins, 'The Prestige Jazz Quartet' en 'Teo Macero With The Prestige Jazz Quartet').

De platen die samen de 'New Directions'-serie vormen zijn kleinschalig van opzet (trio, kwartet of kwintet) en hebben allemaal een andere instrumentatie. Op de vijfde en laatste plaat, die in januari 1955 is opgenomen, horen we een kwartet. De 27-jarige tenorsaxofonist J.R. Monterose maakt hier zijn lp-debuut, de bassist Charles Mingus heeft het druk met zijn eigen projecten (componeren, laboratoriumbands leiden, het runnen van het Debut-label), maar hij voelt verwantschap met de wereld van Teddy Charles en vindt het daarom niet beneden zijn stand om in dit kwartet een betrekkelijk ondergeschikte rol te spelen, de degelijk opgeleide drummer Jerry Segal (23) mag meedoen omdat hij bekend staat als een plooibare vakman, en Teddy Charles (vibrafoon) is verantwoordelijk voor de algehele gang van zaken. Charles heeft slechts een eigen compositie ingebracht, 'Relaxo Abstracto', waarbij de solisten niet kunnen terugvallen op een sturend akkoordenschema, maar in hoge mate op eigen kracht hun melodische koers moeten bepalen. Het resultaat is mager. In de toelichting schrijft Ira Gitler: "Charles and Monterose make the most of the chordal freedom."

De beide ballads leveren de hoogste opbrengst. In 'The Night We Called It A Day' krijgt de sterke vibrafoonsolo subtiel tegenspel van de tenor, en ook de ruim zeven minuten van 'I Can’t Get Started' blijven permanent boeien, mede dankzij een gevarieerde, autoriteit uitstralende bassolo van Charles Mingus. Ook als begeleider speelt hij in dit transparante, pianoloze kwartet een opvallende rol met zijn beeldbepalende, ploffende basnoten. Het dunne, enigszins geknepen geluid van J.R. Monterose combineert goed met de vibrafoon van de leider, en tijdens hun samenspel doen zij vaak denken aan Gerry Mulligan en Chet Baker. Het enige kwartetlid dat onder de maat blijft is Jerry Segal; hij is geen stoorzender, maar doordat hij meestal bleek en bangelijk speelt, voegt hij ook niets toe. Hoe fantastisch zou dit kwartet niet geklonken hebben met een drummer als Shelly Manne of Dennis Charles.

Besproken plaat: Teddy Charles - 'New Directions Quartet' (Prestige NJLP 1106). Deze maakt deel uit van de cd 'Evolution' (OJCCD 1731-2). De rest van het Prestige-materiaal is te vinden op de volgende acht cd's: Teddy Charles - 'New Directions' (OJCCD 1927-2), Teddy Charles/Shorty Rogers - 'Collaboration: West' (OJCCD 122-2), 'The Dual Role Of Bob Brookmeyer, With Teddy Charles And Jimmy Raney' (OJCCD 1729-2), 'Wardell Gray Memorial, Vol. 1' (OJCCD 050-2), 'The Prestige Jazz Quartet' (OJCCD 1937-2), 'Teo Macero With The Prestige Jazz Quartet' (OJCCD 1715-2), 'The Prestige All Stars: Olio' (OJCCD 1004-2) en 'The Prestige All Stars: Coolin’' (OJCCD 1866-2).