Draai om je oren
Jazz en meer - Column



home  
    
    
 

Cocqolumn #12
Terugdenken aan de Kameleon

door René de Cocq, mei 2008

De jazzscene in Arnhem: voor het eerst kreeg ik ermee te maken toen ik net in Oosterbeek woonde. Op 6 september 1964 bezocht ik in De Kameleon een concert door het Dick Vennik-kwartet, en gedreven door enthousiasme schreef ik (met de hand, want een schrijfmachine bezat ik nog niet) een lovende bespreking. De volgende ochtend bracht ik die naar de stadsredactie van Het Vrije Volk, toen nog aangevoerd door Adri Laan. Hadden ze daar wat aan? Jawel, want aan jazz deden ze toen nog vrijwel niks, en ze waren blij met iemand die (zo op het oog) wist waarover hij schreef. 's Avonds stond het stukje in de krant, en daarmee begon mijn bescheiden carričre als jazzrecensent.

De benodigde 'deskundigheid' had ik in de jaren ervoor opgedaan als verwoede fan en als programmaleider van de Utrechtse Jazz Liga, die huishield in een van de roemruchte Utrechtse werfkelders. Wij waren niet de belangrijkste jazzsociëteit aldaar: die eer was weggelegd voor de Utrechtse Jazz Club en Persepolis, waar de vaderlandse jazztop van die jaren wekelijks aantrad voor concerten en sessies. De Liga mikte meer op plaatselijk en regionaal amateurtalent, en organiseerde ook een aantal jaren lang concoursen (met in de jury vaak beroemdheden als Michiel de Ruyter en Aad Bos).

De Arnhemse Kameleon was te vergelijken met de UJC en Persepolis. Een belangrijk verschil was evenwel dat de jazzscene in Arnhem min of meer was gegrondvest op het gegeven dat slagwerker Pierre Courbois in Arnhem woonde. Veel concerten en sessies draaiden om hem, en om de verschillende groepen en combinaties waarmee hij werkte. Maar de sfeer was bekend. Live-muziek van klasse (niet gehinderd of gesteund door elektronische hulpmiddelen, dat kwam allemaal later pas), waarbij het publiek was opgebouwd uit min of meer gelijke delen jazzfanatici (de mensen die elkaar om het luttele podium verdrongen en met hoofd en voeten deelden in het rime) en gezelligheidsdieren (de mensen die elkaar verdrongen om de tap).

Erg lang heeft het allemaal na mijn intrede niet geduurd. De concurrentie van de opkomende beat werd allengs zwaarder en na enkele seizoenen moest de Kameleon het jazzhoofd in de schoot leggen. Ik herinner me nog verhalen over financiële problemen en een openbare verkoping, maar daarna komt de Kameleon niet meer in de jazzarchieven voor. Ik meen me te herinneren dat er nog wel enig tijd beatmuziek te beluisteren viel; de jazzliefhebbers stapten over naar jazzcafé De Buik en er werd ook in de kunstacademie (min of meer de overbuurman van woonschipbewoner Courbois aan het Onderlangs) nog wel eens een jazzconcert gegeven (Sonny Rollins!).

Ik denk dat voor de teruglopende belangstelling voor jazz in die tijd niet alleen de opkomst van de beatmuziek verantwoordelijk kan worden gesteld. Een belangrijke rol daarin heeft ongetwijfeld ook gespeeld dat de jazz zelf voor de argeloze liefhebber te moeilijk werd. Free jazz en andere uitingsvormen van de geďmproviseerde muziek wonnen het van de populaire hardbop en van de souljazz, en er viel steeds minder ritmisch mee te tikken aan de rand van het podium...

Na mijn verhuizing naar Apeldoorn ben ik de Arnhemse muziekwereld uit het oog verloren: ander werk, gezin in opbouw, je weet wel. Maar ik denk nog altijd met warmte terug aan die jaren van de Kameleon, waar je indringende gesprekken kon voeren over wie wanneer op welke plaat en in welk nummer die prachtige solo speelde. En die onbedoeld een eerste aanzet gaf voor mijn loopbaan in de journalistiek.

René de Cocq

René de Cocq (1941) organiseerde al jazzconcerten en jazz–concoursen op z'n achttiende voor de toenmalige Utrechtse Jazz Liga. Vanaf 1964 publiceerde hij met regelmaat over jazz (concerten, platen) in kranten en tijdschriften. Al vele jaren is hij jazzmedewerker van het audioblad HVT (Hifi Video Test). Behalve over jazz schrijft hij ook nog over oude muziek in het maandblad Luister.