Draai om je oren
Festivalverslag



home  
    
    
 

Opmonterende Uiteinden
dinsdag 30 december 2014, Grand Theatre, Groningen

Pianist Ralph van Raat stelt met zijn noot-voor-noot reproductie van Keith Jarretts succesnummer 'The Köln Concert' een interessante kwestie aan de orde. Kan dat wel, zo'n stuk zo perfect mogelijk naspelen? In de jazz wordt oorspronkelijkheid altijd toegejuicht. Ook wanneer een saxofonist er niet in slaagt, de stijl van Charlie Parker echt te benaderen, wordt diens onvermogen eerder gezien als een verdienste, iets waarmee hij zich onderscheidt, dan als een falen.

door Eddy Determeyer / foto's: Willem Schwertmann

Sinds de jaren vijftig (Glenn Miller) kennen we het verschijnsel van ghost bands. Orkesten die het repertoire van overleden bandleiders zo getrouw mogelijk kopiëren. Grappig daarbij is dat ook de soli nagespeeld worden, terwijl dat bij die oorspronkelijke orkesten lang niet altijd het geval was. Live speelden Al Klink en Tex Beneke telkens een andere battle in 'In The Mood'. Later verbreedde het concept zich naar de praktijken van repertory bands, ensembles die zich op projectbasis bezighielden met de respectieve oeuvres van swingorkesten. Ook solo's van saxofonisten als Charlie Parker en Lester Young werden geharmoniseerd en als nieuw werk gepresenteerd. Kort geleden dook de groep Mostly Other People Do The Killing diep in 'Kind Of Blue' van trompettist Miles Davis. Ook hier werd alles noot-voor-noot gekopieerd en iemand was zelfs zo verstandig geweest tevens de ruis van de oorspronkelijke tape mee te nemen. Is dat idioot? Voor de muzikanten in ieder geval niet: het lijkt me best leerzaam om in de hoofden van Davis of John Coltrane te kruipen en rond te kijken. En om de resultaten van dat onderzoek vervolgens mee te delen aan een concertpubliek, daar is ook wel wat voor te zeggen. Overigens schijnt dat dan weer niet de bedoeling te zijn van MOPDTK: die heeft een cd uitgebracht met het resultaat. Tja.

Maar goed, Ralph van Raat heeft het Keulse concert opgevat als een kant-en-klare compositie – zoals hij ook Chopin of Gershwin zou kunnen spelen. Daarmee komen we aan het volgende punt. Veel klassieke composities zijn in feite hun leven begonnen als improvisaties. Alle grote componisten waren die kunst vaardig en het is goed te beseffen dat improvisatie tot diep in de negentiende eeuw volstrekt normaal was. Dat gaat zelfs terug tot de veertiende eeuwse Guillaume de Machault: in diens werk hoor ik ook als met een prehistorische bandrecorder vastgelegde geďmproviseerde boerendansjes. Met de opkomst van de muziekuitgeverijen, de conservatoria en de symfonie-orkesten verdween improvisatie buiten het spectrum. En we mogen in dit verband het effect van de herontdekking van Johann Sebastian Bach door Felix Mendelssohn, anderhalve eeuw later, niet onderschatten. Dat resulteerde in de vlijtige studie van tonnen bladmuziek.

Zo vreemd is Van Raats experiment dus niet. Een goede solo verdient het nagespeeld te worden, zou je kunnen stellen. Per slot deden grote solisten als trompettist Louis Armstrong en saxofonist Don Byas dat ook met hun eigen werk. En zelfs de ultieme vrije vogel Parker strooide met gulle hand citaten en vaste loopjes door zijn solo's. Van de andere kant reageerde saxofonist John Coltrane op door derden uitgeschreven soli van zijn hand met "dat kan ik nooit spelen, hoor!"

Is Jarretts improvisatie een goede solo? De voorlaatste keer dat ik het Köln Concert toevallig uit de kast haalde, een paar weken geleden, ging het er net zo snel weer in: wat een saaie zooi! Nu ik er, na de live-uitvoering, weer naar zit te luisteren, valt het eigenlijk reuze mee. Kennelijk moet je ervoor in de stemming zijn. Er zit, zoals Van Raat opmerkt, structuur in en Jarrett maakt het voor de luisteraar met terugkerende motiefjes en ostinato ritmes een stuk beter behapbaar. En hoewel hij dinsdag alle nootjes speelde, drukte hij er toch een eigen stempel op. Om te beginnen benadrukte Van Raat de dynamiek. En ik ontdekte in zijn interpretaties elementen die ik bij Keith Jarrett zelf nog niet zo duidelijk had opgemerkt. Een Spanish tinge. Gospel. Minimal. New Age. Bij Ralph van Raat rollen de noten niet zo lekker, zo organisch. Maar bij hem zijn de contrasten tussen het luchtledige en de explosieve spanning pregnanter. Hij kan de vleugel zachtjes laten zingen én kermende boventonen aan de snaren ontwringen.

Interessant aan het 'Köln Concert' is dat Jarrett zwakke momenten – en die zijn er wel degelijk – oplost door er een nieuw repeterend motiefje tegenaan te gooien. Wanneer hij zijn improvisaties eveneens als een uit te voeren compositie had beschouwd, zou hij die loze momenten - zo stel ik me voor - hebben laten vallen of vervangen hebben door frasen met meer zeggingskracht. De kraakjes op mijn dubbel-lp, die miste ik ook.

Aanzienlijk vrijmoediger pakt Zapp 4 het oeuvre van Radiohead aan. Hier worden geen noten gereproduceerd, maar wordt de lyriek en de power van een popband vertaald naar het idioom van het strijkkwartet. (Eerlijk gezegd vind ik er geen bal aan, aan de muziek van Radiohead, voor zover ik die ken dan, maar dat het geen top veertig-kots is, hoor ik ook wel.) Zapp benadrukt het folkkarakter van de muziek en brengt er de vrijheid van de jazz in. 'My Iron Lung' wordt gesierd met stemmige kleurtoetsen en een vormvast ostinato-motiefje. In de hit 'Paranoid Android' is violist Jasper le Clercq de hyperromantische Stehgeiger die aan je tafeltje je partner komt verwennen met Bach-reflecties.

Tussen het Radiohead-materiaal is ruimte ingeruimd voor eigen composities. Le Clercqs 'Bohemian Groove Seance' begint als een statige hofdans, waar hofnar Oene van Geel provocerend doorheen trippelt. In Van Geels 'Taborn', een ode aan zijn idool, pianist Craig Taborn, dansen de strijkstokken en creëren de vier muzikanten verschillende, door en tegen elkaar lopende ritmes. Van Geel tokkelt en laat het stuk swingen. Hij is de primarius die iedereen de goede groove instuurt.

De enorme fysieke kracht die cellist Emile Visser in Radioheads 'Exit Music' stopt, geeft dat stuk een expressie die het oorspronkelijke liedje niet bezit. Le Clercq laat zijn viool zachtjes fluitend eindigen. Een kleine mot dwarrelt in sierlijke spiralen boven zijn hoofd.

Om iedereen met suďcidale neigingen in deze somberste maand van het jaar op te monteren was het duo Jasper van 't Hof-Han Bennink aan het einde van deze Uiteinden geprogrammeerd. In een zestal vrije improvisaties legden deze titanen elkaar het vuur na aan de schenen. De pianist begon met ferme clusters en een schichtig betoog, waar de slagwerker onverstoorbaar zijn eigen opvattingen doorheen klutste. De eerste liet zich opnaaien door de ontploffingen die de laatste aan de kit ontlokte – maar niet lang. Om beurten namen ze het initiatief. Bennink speelde een korte solo met de hihat als middelpunt, als een soort hommage aan Max Roach in een eerbetoon aan Big Sid Catlett. Alles gebeurde in the moment. Elke vorm van routine was ver te zoeken. Dit was een expeditie door een nog niet in kaart gebracht terrein, waarbij het kompas ongelukkigerwijs in de rivier was gevallen ("het gebeurde zó snel, het was gelijk weg") en ook de GPS-ontvanger geen bereik bleek te hebben. Slechts zeer ervaren ontdekkingsreizigers maken dan nog een kans.

Klik hier voor foto's van het Uiteinden-festival door Willem Schwertmann.