Draai om je oren
Festivalverslag



home  
    
    
 

De gretigheid van de jonge garde
Tumult Extravaganza, vrijdag 6 september 2013, Bimhuis, Amsterdam

Toppunt van ironie: terwijl de Belgian Jazz Meeting in Luik plaatsvindt naar Amsterdam trekken voor een avondje met de lokale vertegenwoordiging. Elf bands (in totaal 28 muzikanten) verenigden zich daar onder de naam Tumult om, onder coördinatie van Marcel Kranendonk, regelmatig een statement te maken. Deze keer kregen vier van de bands de eer om het nieuwe concertseizoen van het Bimhuis op gang te trekken. Iets dat ze met verve deden.

Tekst: Guy Peters
Foto's: Cees van de Ven & Maarten van de Ven

Het laat ook zien dat we van organiseren en zelfpromotie nog wat kunnen leren van de Nederlanders. Is een organisatie als Stichting dOeK met zijn concerten, educatieve projecten en befaamde festival intussen een onmisbaar platform geworden binnen de Nederlandse geïmproviseerde muziek, dan versterkt Tumult die eendracht nog eens door de diepgang van dOeK om te zetten in een avontuurlijk gamma aan bands. Heel wat muzikanten uit het dOeK-milieu vallen ook in een van de elf bands te horen, maar het gaat hier van de free jazz van Cactus Truck en de gedirigeerde vrije improvisatie van het Royal Improvisers Orchestra tot de verbasterde jazzrock van PumpOrgan en een lawaaierige noise en genrehopping (die je in verschillende bands tegenkomt), die schatplichtig is aan onder meer het eclecticisme van The Ex en andere kleppers die moeilijk te labelen zijn.

Voor het programma van start ging liet Yedo Gibson, zelf lid van maar liefst vier Tumultbands, weten dat de avond in mineur begon. Die dag was net het nieuws bekend gemaakt dat componist Dick Raaijmakers, een pionier van de elektronische muziek die door zijn functie als docent aan het Koninklijk Conservatorium van Den Haag van onschatbaar belang is voor de avontuurlijke muziek in Nederland, overleden was. Met een microfoon en een glas water zorgde Gibson ook voor een korte muzikale ode van fluitende resonanties, maar die was van korte duur, want de micro begaf het al snel. Misschien zou Raaijmakers de symboliek wel kunnen waarderen; het is nu aan de jonge garde om hun sporen achter te laten.

De vier van The Ambush Party kozen een uitstekende naam, die zowel het rebelse schrikeffect als de humor belichaamt die al jaren als een rode draad door de Nederlandse geïmproviseerde muziek lopen. Toch was dit geen doorslagje van het ICP-verhaal, ook al kan je pianist Oscar Jan Hoogland soms beschouwen als een opvolger van Mengelberg. Het ene moment raast en kronkelt hij met de exuberante, encyclopedische aanpak van een Jaki Byard, om even later weer in de piano te duiken met een drumstok of andere prullaria waar hij zijn klank mee vervormt. Het kwartet speelde regelmatig uitbundig en met guitige knipogen (drummer Marcos Baggiani was zo ook in de weer met een veelkleurige kinderxylofoon én er lag een cakevorm klaar), maar trok soms ook de kaart van de introverte weerbarstigheid.

De combinatie van inside piano en het kleurrijke cellospel van Harald Austbø liep geregeld op een simultaan, maar ontregeld spoor om soms als een hechte eenheid in elkaar te vallen, terwijl de Argentijnse saxofonist Natalio Sued op tenorsax en klarinet kon slalommen tussen drama in pocketversie en gepruts met een mondstuk. Het kwartet speelde een relatief korte set, maar die werd zo inventief en divers ingevuld dat de aandacht geen seconde verslapte. Kreeg je heel even een marshint, dan pasten sommige stukken zo goed in elkaar dat het wel gecomponeerd leek, om daarna weer de carnavaleske toer op te gaan met een rondtollende cello, theatrale zang en even zelfs een bezwerende groove. The Ambush Party tastte voortdurend de grenzen af, maar hield de luisteraars bij de les. Een half uur ver, en we hadden het puntje van de stoel al gevonden.

De set van EKE – Oscar-Jan Hoogland op elektrisch klavichord, rietblazer Yedo Gibson en drummer Gerri Jäger – was nog korter en ging behoorlijk explosief van start. Blikvanger is daar natuurlijk Hoogland, die zijn zeldzame instrument voortdurend bewerkt en de klanken én stemming manipuleert tot het klinkt als een gemuteerde gitaar met eindeloze mogelijkheden. Voordeel daarvan is dat hij voor onverwachte combinaties met zijn collega's kan zorgen, want meer dan eens zaten vreemdsoortige geluiden een dansje uit te voeren met elkaar, kreeg je snerpende spiraalvormen te horen die deden denken aan het gitaarspel van Mick Barr of de sopraansaxtrance van Evan Parker. Gibson gebruikte in amper vijfentwintig minuten trouwens drie verschillende saxen en een klarinet, maar dat zonder de samenhang van het concert uit handen te geven.

Dit is dan ook een band waarmee je volk uit diverse niches op het verkeerde been kan zetten en bekoren. De liefhebbers van de vrije improvisatie worden op hun wenken bediend met onvoorspelbaarheid, die van de elektro-akoestische experimenten met onalledaagse klanken en de lawaaijunks kregen naar het einde van de set dan weer een vriendelijke kopstoot in de vorm van een behoorlijk heftige noise-uitbarsting. Mooist van al is echter de gretigheid waarmee deze drie hun individuele stijl kunnen bewaren (ook Jäger met zijn kenmerkende gebroken ritmes) en de zoektocht centraal stellen binnen een knappe democratie. Geen snel weghapbaar vertier, maar dit gretige publiek lustte het wel.

Na een langere pauze was het aan het kwintet PumpOrgan, een vrij nieuw, door bassist/saxofonist Dirk Bruinsma geleid kwintet, waar ook de volledige Cactus Truck ooit deel van uitmaakte, en dat de vrije improvisatie even terzijde schoof. Het domein tussen jazz en rock-'n-roll werd afgebakend met een set potige fusion, die met een been in de traditie stond, maar nergens stoffige oorden opzocht. Was de aanpak soms erg rechttoe rechtaan, met de scheurende baritonsax van Christian Ferlaino en de excentriek bespeelde Hammond van Wilbert Bulsink in een glansrol binnen deze bluesy melange die avant-jazz aan roots koppelde, dan zocht het later soms ook hoekiger oorden op, met complexe composities vol verschuivende maatsoorten en baldadige spreidstanden.

Er sloop soms een vaag New Yorkse invloed in, je dacht hier en daar onvermijdelijk aan X-Legged Sally en consoorten, of aan de knetterende jazzrock van Zappa. Een drummer als Nout Ingen Housz heeft vermoedelijk ook wel wat platen van King Crimson en Mahavishnu Orchestra in huis, ook al wist hij mooi de overdaad te vermijden. Meest opvallend was dat Bruinsma een van de weinige muzikanten is die zowel elektrische bas als altsax speelt. Op die bas speelt hij virtuoos, swingend en met een vette sound, terwijl hij als altsaxofonist - gitarist Mikael Szafirowski, die altijd een carrière als body double voor acteur Ben Foster kan najagen, schakelde dan over op bas - zorgde voor een voluptueuze verdubbeling van de frontlinie. Bij momenten klonken de composities erg arbeidsintensief en na de korte sets ervoor was deze langere set van PumpOrgan best een taaie brok, maar het was niettemin een derde sterk concert, waarmee het stilistische bereik van Tumult duidelijk begon te worden.

Afsluiter Knalpot van gitarist Raphael Vanoli, drummer Gerri Jäger en cruciale geluidsman Sandor Caron, is intussen al even een van de gangmakers van een jongere generatie en het valt er dan ook aan te horen, want de band heeft niet alleen een volstrekt persoonlijke stijl gevonden, maar brengt die ook met vanzelfsprekend gemak. Op het podium is het nog altijd een wirwar van doosjes en kabels, waarvan het helemaal niet duidelijk is waar het allemaal voor dient, maar dat maakt niet uit in die wereld van versnellende en vertragende ritmes, retrofuturistische beats, stompende elektro-effecten, galmende gitaren en cheesy toetsen. Doet het nu eens denken aan hiphop in zijn meest minimale vorm, dan vraag je je even later of die gitaarversterker wel aanstaat. Niets is wat het lijkt.

De vrije improvisatie lijkt hier afwezig en ook van jazz is weinig sprake, maar het is wel een bastaardvorm die er ergens een uitloper van is, maar dan in een cocktail belandde waar de wetten van een excentriek minimalisme gelden. De afgemeten slagen van Jäger blijven gedoseerd en retestrak, terwijl Vanoli voortdurend in de weer is met kleine verschuivingen in zijn uitwaaierende sound, discomelodieën en synthetische machinegeweerratels. Soms onweerstaanbaar groovy – ergens tussen kapotte dub(step), Kraftwerk en de oude Daft Punk -, maar net zo goed in de weer met slepende stoner/doom-dynamiek. Kortom: Knalpot blijft een buitenbeentje en is een mooi uithangbord voor de eigenzinnige filosofie van Tumult.

Deze recensie verscheen eerder op Enola.be