Draai om je oren Festivalverslag |
home |
||
|
Swingin' Groningen: Nederlandsche waar Twee zaken hebben de organisatie van Swingin' Groningen dwarsgezeten, meldt Marcel Schlaman, bestuursvoorzitter van de stichting. Met het wegvallen van Gasterra als hoofdsponsor resteerde een meer bescheiden programmabudget. En nu de inkomsten uit het clubcircuit en de verkoop van cd's kelderen, zijn voor de musici de grote festivals een allengs belangrijkere bron van inkomsten geworden. Met als gevolg dat vraagprijzen van topacts verdrievoudigd zijn. Ergo: geen Dirty Dozen Brass Band, geen Dr. Lonnie Smith en geen Candy Dulfer die tijdens eerdere edities de Grote Markt vol deden stromen. Vandaar deze 'Dutch Edition'. Waarbij aangetekend moet worden dat het met dat Nederlandse nog wel meeviel, gezien het relatief grote aandeel van de internationale Prins Claus Conservatoriumstudenten. Een verslag in woord (Eddy Determeyer) en beeld (William Ejam Maail).
De grootste concentratie aan Prins Claus-jongelui vind je vanzelfsprekend in de bigband van het conservatorium. Qua homogeniteit en stuwkracht maakte die zeker zoveel indruk als de Stageband, daags erna. Orkestleider Kurt Weiss had een arrangement van de hand van Gerald Wilson ('Perdido') op de lessenaars gelegd dat erin ging als koek en eruit kwam als de gesmeerde bliksem. Ook het Basie-repertoire was hier in goede handen. Van de verrichtingen van gastvocalist Ruben Hein was ik minder onder de indruk. Dat was een in alle opzichten vlakke affaire. Ik heb hem, op dezelfde plek, met een Ray Charles-programma, wel eens stomender aan het werk gezien. Wie dacht dat de Stageband eigenlijk alleen maar goed is voor intrigerende moodstukken of harmonische hoogstandjes, kwam zaterdag bedrogen uit. Voor het betere spuitwerk ben je hier ook aan het goede adres. Izaline Calister, die als zangeres was toegevoegd, serveerde niet alleen haar charmante Papiamentse chuculati, maar bewees met 'I’m Gonna Live Until I Die' dat haar jazzwortels er nog steeds gezond bijliggen.
Wat al die Nederlandse nu-soul vocalisten in die Bill Withers zien is mij een raadsel. Sabrina Starke is er zo een. Ga toch eens wat verder luisteren, denk ik dan, naar Billy Eckstine of Edna McGriff. Nee, dan bluesman Ralph de Jongh. Die probeert met ritmisch klompgestamp de geest van Robert Johnson naar de crossroads (hoek Zwanestraat/Stoeldraaierstraat) te lokken, het liefst met die van Son House erbij. Voor elke spirit afzonderlijk heeft De Jongh een gitaar klaarstaan – zeven stuks in totaal. Hij is de enige echte Nederlandse bluesbard. Net zo extatisch als Ralph de Jongh is Harm Wierda in de weer, de geestelijk leider van Harm's Fork, een band die psychedelische gospelmuziek aan de man brengt. Dat voltrok zich vrijdagavond in muziekcafé De Spieghel. De muziek kan ongemakkelijk hobbelen of mierzoet zalven – feit is dat de gelovigen een voor een afhaakten en het hellepad van de Peperstraat bleken te verkiezen. Eveneens buiten de eigenlijke route, in Jazzcafé Alto namelijk, opereerde het trio Klatwerk3 van pianist Boelo Klat. Een uitbundig 'Blues For Monk' liet al horen wie een inspiratiebron voor zijn speelse speelwijze is. Chick Corea lijkt mij een ander baken. Het nummer 'Hitchcock' heeft niets van doen met de omineuze muziek van Bernard Herrmann: alle suspense was hier samengebald in een weldadige uitbarsting.
De slotavond bood meer kwaliteit. De Stageband is al genoemd. Jörn Anders, de vocalist van organist Joe Dinkelbach, is een onvervalste scatter. Geen daapse doebadiedoeba dus, maar watervlugge vocalese en geďmproviseerde zanglijnen. Een stuk adembenemender nog bleek Andy Ninvalle, die samen met Shooster van bassist Sven Schuster de hekken sloot. Er zijn honderd rappers, maar er is slechts één Andy Ninvalle. Met zijn vocale scratch-techniek, zijn body pops en zijn onstuimige freestyle bracht hij een overdonderende ode aan veertig jaar hiphop. Ik waande me weer even terug in The Roxy, een art deco ballroom in New York, waar ik in 1981 tijdens een Night of Rapture kennismaakte met het genre. The Furious Five, The Sugarhill Gang, Kurtis Blow, dat niveau heeft Nirvalle inderdaad. Grote schoenen, wat u zegt. Dat drummer Victor de Boo het omni-ritmische vuurtje heet hield, dat leider Schuster als een mongool op één noot bleef benzen, dat gitarist Anton Goudsmit zoals verwacht alle kanten uitspatte en dat tenorist Ondrej Stveracek een voorkeur voor verschroeide aarde aan de dag legde, dat alles hielp alleen maar. De hele weg terug naar huis kon je tegen lege blikjes en plastic bekertjes aanschoppen. Klik hier voor een fotoverslag van Swingin' Groningen 2015 door William Ejam Maail. |
|