Draai om je oren
Festivalverslag



home  
    
    
 

Soundsofmusic: breed van opzet, diep de ziel in
21-26 oktober 2014, diverse locaties, Groningen

door Eddy Determeyer (tekst) & Willem Schwertmann (foto's)

Het festival begon bedaard. In de wetenschap dat er nog zes drukke dagen te gaan waren, gaf slechts een enkele ziel acte de présence op het guerilla-optreden van gitarist Jorrit Westerhof. In het petit café van het Grand Theatre gaf hij samen met altsaxofonist Michael Moore een recital van Ellington-stukken, eigen werk en 'The Sweetest Sounds', uit de echte 'Sound of Music'. En omdat Moore een trein naar Amsterdam moest halen, was het optreden over voor je goed en wel halverwege je biertje was. (Ben ik nou gek of is de bierprijs inderdaad weer eens omhoog gegaan?) Het café, de oude hal beganegronds, die nooit een echte functie had, heeft voor al dat glas en steen een verrassend goede akoestiek.

Meer publiek was er op de been voor de Michael Moore Pool, een band van studenten van het Prins Claus Conservatorium, die vier dagen later in het Concerthuis werk van Ellington uitvoerde. Met zes blazers was dat een economy size orkest; de Duke zelf had er vanaf 1926 al zeven of meer. Maar in een arrangement van Misha Mengelberg klonk 'Mood Indigo' een paar tinten donkerder en spookachtiger dan het indigo dat we kennen. Baritonsaxofonist Guiseppe Doronzo had hier een glansrol. In 'Depk' (uit de 'Far East Suite') viel het perfecte interlocken van de instrumenten op – naarmate de middag vorderde groeide de cohesie. In het pittige 'Blue Pepper' rockte de Pool zó aanstekelijk, dat je zou wensen dat de heren ook eens op zo'n nieuwerwets dance event optraden. Hier hoorden we ook dat trompettist Tobias Krüger behalve subtiel demperwerk ook uitbundige spuitkracht in zijn ransel heeft.

Afgezien van een kortstondige performance met stadsgeluiden door Remko Wind was het het Gentse trio De Beren Gieren dat Soundsofmusic opende. Ook zij pogen nieuwe kaders te scheppen voor het 'klassieke' jazzpianotrio. De leden zijn puzzelstukjes, maar dan wel met elk eigen ritmes en klankidealen. Om beurten komen instrumenten centraal te staan. Er wordt wel in structuren gedacht en gespeeld, maar dat zijn dan eigen structuren. Aan dynamiek geen gebrek en er was een fraai evenwicht gevonden tussen compositie en de ontsnapping daaraan, de eeuwige uitdaging. Een echt traditionele rol had niemand hier. Pianist Fulco Ottervanger zag je tastend naar de noten zoeken, naar de enige echte.

The Necks uit Australië tapten uit een heel ander vaatje. Minimal zou je het kunnen noemen, zelf vind ik procesmatige muziek een betere aanduiding. Hun optreden, vijf kwartier ononderbroken, begon verstild met een enkele noot van pianist Chris Abrahams, die van commentaar werd voorzien door bassist Lloyd Swanton. De vleugel was, heel ongebruikelijk, zó geplaatst dat de bespeler van de groep wegkeek, zodat het contact uitsluitend auditief was. De verstilling noodde tot vergelijkingen met pianist Keith Jarrett. De herhalingen waarop de muziek gebaseerd was liepen niet synchroon, wat haar spanning en reliëf verleende. In het drone-achtige geheel leken melodieën op te duiken die na korte tijd weer verdwenen. Zo meende ik echt de spiritual 'Sometimes I Feel Like A Motherless Child' te ontwaren. De meer dichte structuren kregen allengs het karakter van de energy music van de late Coltrane.

Via het voetgangersgebied is de afstand van het Grand Theatre naar De Smederij op de fiets een kwestie van nog geen twee minuten. Daar was het feest, in casu het optreden van de Afrikaanse groep Groove Lélé met cellist Ernst Reijseger, in volle gang. Centraal stond de antifone zang van voorman Willy Philéas en de rest. De twee zangeressen gaven een aangenaam scherp randje aan het geheel. Kennelijk is op Réunion, tussen Madagaskar en Mauritius, de beschaving nog niet in haar volle pracht losgebarsten. Geen discobeat, derhalve. Dat mag wel in de krant. Wel een gastje van negen, Jyothi Lambert, zoontje van een der vocalistes, die met overgave en talent de kayamb hanteerde, een rechthoekig schudinstrument. Reijsegers cello, die uitsluitend in de open plekken van het oerwoud hoorbaar was, riep herinneringen op aan het geluid van die oude alt- of c-melody saxofoons, zoals je die in de Afrikaanse dansmuziek van de jaren vijftig kon tegenkomen. Als mc Diederik Idema het laatste stuk aankondigt - "een rustig nummer" - is dat het sein voor alle aanwezige muzikanten en zangers om één voor één een bezield nummertje ten beste te geven. Publieksparticipatie was op dat moment al een vast ingrediënt van de voorstelling. Groove Lélé werd gedurende het festival op verschillende plekken gesignaleerd, maar leider Willy Philéas verklaarde na afloop dat een workshop met een Grand vol scholieren van het Zernike College het hoogtepunt van hun bijdragen was geweest.

Met violiste Monica Germino, het JACK Quartet en het Sylvie Courvoisier-Mark Feldman Quartet gingen we de zaterdagavond het diepe in. Voor zijn compositie 'Hammerhead', een première, had David Dramm bedacht dat Germino al spelend met haar hakken twee bastrommels diende te bedienen. Dat resulteerde in een manke reus die woest door het stuk stampte. In haar uitvoeringen van Missy Mazzoli's elektro-akoestische werk werd haar viool als een in essentie romantisch en gepassioneerd instrument op een elektronische achtergrond geprojecteerd. De integratie van de akoestische instrumenten en elektronica kwam het best tot haar recht in 'Orizzonte', waar ook klarinettiste Fie Schouten voor was ingeschakeld. De piano van de componiste stuwde en een hoge brom nestelde zich behaaglijk tegen de viool. Over de geelbruine jurk van Missy Mazzoli, die zo mooi accordeerde met de houten vloer en met het binnenwerk van de vleugel, kunt u verder alles lezen in de Libelle.

Het JACK Quartet uit New York is een van de meest prominente strijkkwartetten van dit moment. 'Mind-blowingly good', zo karakteriseerde de Los Angeles Times de groep en daar was geen woord van gelogen. Nochtans overtuigde het 'String Quartet No.5' van Georg Friedrich Haas, waarmee het programma werd geopend, mij niet. Geleid door de cello van Kevin McFarland bewoog het viertal eenparig omhoog, omlaag, sneller, langzamer, om voorzichtig uit te sterven in een suizende stilte. Meer reliëf en zeggingskracht bevatte Allain Gaussins 'Chakra'. Wanneer je dit stuk op een cd zou horen, zou je je afvragen waar die merkwaardige krakende geluiden vandaan kwamen. Welnu, dat effect werd gerealiseerd door met de strijkstokken hard op de snaren te drukken en een draaiende beweging te maken. Zo ontstond een boventoonrijk gegons. Deze met veel energie gepeelde compositie bood volop variatie. Legato passages werden afgewisseld met delen waarin de muzikanten een scala aan strum- en tokkeltechnieken etaleerden. John Zorns 'The Dead Man' is een serie vignetten van gemiddeld misschien driekwart minuut, waarin contrast de belangrijkste parameter lijkt. Telkens wanneer er een soort logica dreigde te ontstaan, was het betreffende gedeelte alweer voorbij. Ik wil niet beweren dat Zorns composities vanuit de saxofoon geconcipieerd zijn, maar je zou je inderdaad kunnen voorstellen dat hij dit soort werk ook op zijn alt uitvoert. Nog heftiger ging het er aan toe in 'Tetras' van Iannis Xenakis. Het stuk barst uit zijn voegen van de tegenstellingen en de afwisseling. De muziek is zo elegant en onvoorspelbaar als een zwerm spreeuwen. Wat hier aan instrumentbeheersing, gevoel voor nuances en precisie gepresenteerd werd, was bovenmenselijk. Bloed, zweet en tranen waren de voornaamste ingrediënten.

Nauwelijks minder intens was het optreden van het Sylvie Courvoisier-Mark Feldman Quartet dat de avond afsloot. Reden we met het JACK Quartet in een achtbaan die versneld werd afgespeeld, hier hadden we te maken met intense kamermuziek die onbedaarlijk kon swingen. Al direct in het eerste nummer speelde violist Mark Feldman een uitermate relaxte solo op een nerveuze ritmegroep, die gelijk een trein doorstoomde. Ook hier was de hoge kunst van het naar elkaar luisteren aan de orde. Dat kwam nog het best tot uiting bij een verstilde vioolsolo, die door bassist Scott Colley zo voortreffelijk werd ondersteund en aangevuld, dat je in feite slechts één instrument hoorde dat subtiele kleurtoetsen aanbracht. Drummer Billy Mintz kende ik eerlijk gezegd niet - maar Lee Konitz, Alan Broadbent en Vinny Golia kennen hem des te beter. Hij is een Max Roach-man met een lekkere losse stijl vol lucht en precisiebombardementen. De meest prominente solist van het kwartet is Feldman. In zijn solo's hoor je flarden klezmer en voortdurend lijkt hij op het punt te staan in een standard weg te glijden. Overigens was het uitsluitend eigen werk dat werd gespeeld. Dat leek soms fractale eigenschappen te bezitten, in de zin dat je door de gespeelde fragmenten achter elkaar te plaatsen een soort van oneindige verzameling zou krijgen.

Dat was, summa summarum, Soundsofmusic. Een brede kijk op muziek die de diepte ingaat. Diep je ziel in.


Willem Schwertmann maakte fotoverslagen van Soundsofmusic:
- klik hier voor foto's van De Beren Gieren
- klik hier voor foto's van The Necks
- klik hier voor foto's van Ernst Reijseger & James McVinnie
- klik hier voor foto's van het Sylvie Courvoisier-Mark Feldman Quartet.