Draai om je oren
Festivalverslag



home  
    
    
 

Onderaardse muziek onaards
Soundsofmusic, 15-20 oktober 2013, diverse locaties, Groningen

Uit de diepste krochten komt de diepste jazz. Het Groninger 'festival voor nieuwsgierige oren' Soundsofmusic speelde zich af op negen podia, maar in Atelier il Sole, ook wel bekend als de Cantina, hoorde je de spannendste muziek.

door Eddy Determeyer (tekst) & Willem Schwertmann (foto's)

In dat eeuwenoude keldertje trad zaterdag 19 oktober bijvoorbeeld Gum Takes Tooth op, een Brits duo bestaande uit Jussi Brightmore, vocalen en synthesizer en Thomas Fuglesang, drums. Het grappige was dat ik eerder op de avond naar een documentaire over de Nederlandse dancescene had zitten kijken die mijn vooroordeel, dat dit huisvlijthoempa betrof door en voor jongelui met een vriendelijk gezegd amorfe smaak, maar weer eens bevestigde. Edoch: met dit trance-inducerende gebeuk zou toch iets creatiefs gedaan kunnen worden, dacht ik. En ik werd op mijn wenken bediend. Want bonken kan Fuglesang als de beste en voor een roes heb je bij Gum Takes Tooth geen xtc nodig. De drummer is Animal en Brightmore is een reïncarnatie van Yochanan, The Space Age Vocalist. De gruizige impropunk van het duo zou je neo-oer kunnen noemen of, beter nog, far-oer. Met handgebaren en blikken van verstandhouding stuurde de vocalist de begeleiding, zich daarbij bedienend van een gruwelijk versterkt speelgoedmegafoontje. Het patroon van de stukken is simpel: starten op een pittig energieniveau, waarbij de muziek nog een zekere transparantie bezit, en dan halverwege alle boosterraketten tegelijk ontsteken. Opgeruimd van zin en tuitend van oren verlieten de bezoekers de kerker.

Een nacht eerder stond het basklarinettenduo Michael Moore-Ziv Taubenfeld er, plus percussioniste Tatiana Koleva. Die laatste improviseerde een set met lekker roffelwerk en lieflijke melodietjes op de xylofoon, die doorsneden werden met hakkend getrommel. Hors categorie: Tatiana-muziek. Als Ziv door het publiek naar de hoek bij de geluidsinstallatie waadt, waar de klarinetten staan opgesteld, weet je dat de tweede set op het punt van beginnen staat. Wanneer je de rolverdeling tussen Moore en Taubenfeld kernachtig zou moeten verwoorden, zou je kunnen zeggen dat - globaal gesproken - die eerste vliegt en de tweede in de grond wroet. De muzikanten houden elkaar secuur in de gaten en reageren feilloos op elkaar, alsof ze een vestzakzwerm vormen. De basklarinetten produceren reeksen zingende boventonen. Op een gegeven moment heeft Moore het trillingsgetal van het keldertje zelf gevonden, maar hij is wijs genoeg om dat niet te lang vol te houden: je weet maar nooit. In Jericho lachten ze zich aanvankelijk ook rot. Voor de laatste twee nummers komt Koleva een stekelige groove toevoegen.

Michael Moore had het festival dinsdag 15 oktober in De Smederij geopend met een niet minder ziedend optreden van zijn Pool, een selectie studenten van het Prins Claus Conservatorium. Dat begon met een soort oersoep waarin ritmisch geroerd werd en van waaruit van tijd tot tijd individuele stemmen opborrelden. In Eric Boerens 'Shaggy March' transformeerde de Michael Moore Pool zich tot een kolkend, groovend, stampend orkest, waarin Ziv Taubenfeld een intense solo blies. Wat ook opviel: alle individuele stemmen bleven hoorbaar – het was dus eerder Ellington dan Lunceford. Duke Ellington en Jimmy Giuffre leken trouwens de referentiepunten voor Moore. 'Moten’s Swing' was ingebed in Sean Bergins 'Lavoro', wat prima paste, ook al daar Bergin de neiging had zijn composities maar meteen evergreenkwaliteiten mee te geven. Gitarist Jorrit Westerhofs bijdrage bestond hier uit een gedecideerde solo. Chaos en structuur en de wegen om vanuit de ene wereld in de andere te raken, daar draaide het om bij de Pool. De beide contrabassisten ondersteunden deze acties met mooi verdeeld pizzicato- en arcowerk, maar konden ook eendrachtig donderen en knallen.

Steven Bernstein speelt schuiftrompet (een echte, dus geen trombone). Da's handig als je microtonen wilt spelen en onhandig als je niet vals wilt spelen. Wel, beide mogelijkheden werden door hem beproefd, die woensdag met zijn Sexmob in het Platformtheater. Hij bracht vooral Nina Rota-composities en het was bijna magisch, om melodieën als 'Gelsomina' en 'Giulietta Degli Spiriti' terug te horen, een halve eeuw of daaromtrent nadat ik ze voor het eerst en soms ook voor het laatst had gehoord. De trompettist combineert de heldere kopersound van een Louis Armstrong met de melancholie van Miles Davis en de hit-and-miss-aanpak van Lester Bowie. Een postmodern concept, derhalve. Want het ging van statige koraalklanken tot aanstekelijke hardcore punk. Daarbij waren de stilistische wendingen haarscherp. De trompet van Bernstein en de altsax van Briggan Kraus stipten het thema van 'Corinne, Corinna' aan en hier transformeerden ze zich tot het illustere duo Ornette Coleman-Don Cherry. "Dit is het oudste jazzliedje," claimde de leider, "en het verbaast jonge muzikanten tijdens workshops en masterclasses telkens weer."

De vrijdag begon al vroeg met een lunchconcert door het Ensemble Onbegrensd, gevormd door conservatoriumstudenten. Uitgevoerd werd 'De Stijl' van Louis Andriessen, een stuk geïnspireerd door de schilder Piet Mondriaan. Het was sterk ritmisch, maar swingde niet. Vermoedelijk was dat ook niet de bedoeling. Als het al ergens naar verwees, was dat naar het orkest van pianist Stan Kenton, en dan diens neophonic-periode. Vermakelijk vond ik de tekst van Maaike van Domselaer-Middelkoop, een kennis van de jonge Mondriaan, die tijdens de uitvoering werd gereciteerd. "’s Avonds gingen we vaak naar Hamdorff omdat Piet dol op dansen was. Wanneer hij met een (liefst héél jong) meisje had afgesproken, was hij voelbaar in een goed humeur. Hij danste rechtop, met zijn hoofd schuin naar boven en maakte 'gestileerde' passen. De Larense artiesten hadden hem dan ook al spoedig de 'dansende madonna' gedoopt."

Drie gezelschappen traden er die avond in het Grand Theatre op. Het Matangi Quartet voerde 'Eothinon' van Calliope Tsoupaki uit, een compositie die bij stukjes en beetjes tot stand was gekomen. Zoals een huiszwaluw zijn nest bouwt (als ze dat inmiddels weer doen, tenminste). Een groeibriljant, zo noemden de leden van het strijkkwartet het stuk dan ook. Het begon introspectief, had een orkestraal karakter en werd gegouverneerd door parameters als tricky kwarttonen, overdreven tremolo's, een uitgelaten dynamiek en glissando's alsof we op de kermis zaten. De cello van Arno van der Vuurst creëerde een bourdontoon, zoals we die kennen van veel traditionele volksmuziek en 'Eothinon' eindigde daar waar geluid overgaat in het niets.

Van zijn platen en optredens kennen we pianist Matthew Shipp als een structureel denkende muzikant. Tijdens zijn solorecital in het Grand gaf hij zijn improvisatie vorm met felle rechterhand-akkoorden. Een aleatorisch moment vormde zijn snelle lichte getrippel over de toetsen en even onverwacht doken er fragmenten van de songs 'Tenderly' en 'Angel Eyes' op, als dolfijnen die van golf naar golf springen. Bij Shipp zagen we een perfect samengaan van het cerebrale en het fysieke.

De Zwitserse vocaliste Erika Stucky hebben we wel eens gestoorder in de weer gezien. In haar show 'Black Widow' laat ze zich begeleiden door een dienstbaar trio, wat de gekte binnen de perken houdt. Haar werk komt beter tot zijn recht wanneer ze soleert of met een andere, aan haar gewaagde improvisator speelt.

'Satie, Godfather Of Minimal Music', heette het programma dat zondags in de Der Aa-kerk werd uitgevoerd. Kamerkoor Capella Frisiae en organist Jochem Schuurman lieten de 'Messe Des Pauvres' van Erik Satie herleven en ook dat was voor mij een Aha-Erlebnis. Ik had de mis 45 jaar geleden voor het laatst gehoord, maar de sonore, diepe akkoorden en de typerende intervallen van het Schnitger-orgel veegden het opgehoopte spinrag resoluut uit mijn oren. Ja, kunst, zó wil ik ook wel katholiek zijn en arm. Maar was Satie met deze uitgebeende muziek inderdaad een voorloper van de Reich's en de Glasses? Moeten we daarvoor niet eerder naar de trommelaars van West-Afrika? Eerder was hij in mijn oren een jazzman-avant-la-lettre: de wijze waarop hij een karig, doch fascinerend motiefje varieert, doet mij in ieder geval denken aan een pianostilist als Mal Waldron. Van de overige gespeelde werken kon je alleen het 'Concerto For Organ And Percussion Orchestra' van Lou Harrison met een beetje goede wil aan Satie ophangen. De verdeling van de noten had een open, gespreid karakter. Hiervoor was een slagwerkensemble van studenten van de Groninger en Rotterdamse conservatoria gerekruteerd, onder leiding van de onvermoeibare Tatiana Koleva. En die arme Jochem Schuurman maar heen en weer rennen van het orgeltje vóór de slagwerkers naar het negen meter hogere pijporgel, in verband met de verschillende stemmingen.

Soundsofmusic werd afgesloten door Ritual, het kwartet van gitarist Leonardo Grimaudo, dat lichtgewicht zondagmiddagjazz speelde. Voor de ruwe randjes zorgden de tenorsax van Natalio Sued en het nerveuze trommelwerk van Onno Govaert. Doch alleen in het slotstuk, 'Scherzo In 2', met componist Grimaudo's gitaar die met wat ontregelende klanken een psychedelisch element binnenschoof, werd de muziek even spannend. Dat alles speelde zich dus af in Het Concerthuis, een voormalige bioscoop. Welja, een nieuw jazzpodium erbij in Groningen. Het is daar ook nooit genoeg.

Klik hier voor een fotoverslag van Soundsofmusic door Willem Schwertmann.