Draai om je oren
Festivalverslag



home  
    
    
 

Zijn het sounds? Of is het muziek? Bakstenen?
Soundsofmusic Festival, 24-30 oktober 2011, diverse locaties in Groningen

Het Soundsofmusic Festival is een voedzame mix van improvisatiemuziek, hedendaagse toonkunst, minimal music en meer theatrale situaties. Ontstaan uit een samenvoeging van bestaande festivals heeft het qua opzet en scope wel iets van November Music in Den Bosch.

door Eddy Determeyer (tekst) & Willem Schwertmann (foto's)

Dit jaar stonden de componisten Steve Reich en Marc-Anthony Turnage, gitaarvirtuoos Marc Ribot en geluidskunstenaar Harry de Wit centraal. Voor die laatste was het een soort homecoming. Voordat hij naar het Westen verkaste, maakte hij in de jaren zeventig immers deel uit van de Groninger impro-scene. Het was dan ook passend dat zijn optreden in het Grand Theatre het karakter van een retrospectief had. Niet dat hij letterlijk uit zijn vroege werk citeerde, maar hij opende bijvoorbeeld met een vrijmoedige referentie aan zijn 'Klankast' uit 1978. Bij De Wit weet je nooit precies of je wel op het goede adres bent. Is het jazz, is het minimal music, is het klankexploratie, is het cabaret, is het kitsch? Jazeker. Huisvlijt, ook. De muziek van Harry de Wit heeft zo'n lage drempel dat je erover struikelt. Hij schrikt ook niet terug voor een Nat & Nathalie-act, wanneer hij een duet speelt met de vorig jaar overleden, maar op de band voortlevende zangeres Busi Mhlongo.

In de Der Aa-Kerk had hij samen met Orgelmakerij Van der Putten de installatie 'Vallend Rood' met zes kistorgels ingericht, waarbij bakstenen uit den hoge neer kwamen dalen, precies op de toetsen van de charmante instrumentjes. De Wit had zich laten inspireren door de recente historie van het acht eeuwen oude godshuis. Veertig jaar geleden was het dermate slecht gesteld met het onderhoud van de kerk dat er van tijd tot tijd metselwerk uit de kap losliet, uiteraard precies op de schedeldaken van ouderlingen en andere godsvruchtigen. Alle zegen komt van boven, immers. Minieme schommelingen in de elektromotoren die de stenen lieten zakken resulteerden in frivool dansend gesteente. Enfin, het werd een heel kabaal. Het zag er ook allemaal prachtig uit, mede dankzij de bundels strakke kabels die vanuit de hemel reikten, als zonnestralen door een gat in het wolkendek. Na een paar minuten lawaai stegen de stenen een voor een weer op, gelijk ruimteschepen in formatie.

Eerder op de avond concerteerden het klassiek ensemble van het Prins Claus Conservatorium en Capella Frisiae in de Der Aa-Kerk. Van Steve Reich werd 'Four Organs' uitgevoerd. Ik ben altijd van mening geweest dat je slechts na de consumptie van een aan een overdosis grenzende hoeveelheid straffe drugs ten volle van Reichs repetitieve muziek kunt genieten. Bij nader inzien geloof ik dat ook lieden die graag met waterverf kliederen en de kleurtjes zo leuk in elkaar kunnen laten overvloeien deze verschuivende klanken kunnen appreciëren.

De akoestiek van de kerk, met haar galmtijd van zes seconden, was geknipt voor Arvo Pärts 'Da Pacem Domine'. Het Friese koor, bezielend gedirigeerd door Gijs Leenaars, gaf de compositie glans en reliëf. De partijen van de tenoren en de sopranen ontmoetten elkaar in steeds wisselende harmonieën. Capella Frisiae kan ook extreem zacht zingen, zoals in Marc-Anthony Turnages 'Calmo'. Chapeau, Frisiae boppe!

Marc Ribot was ontegenzeglijk een van de attracties van het festival. De meesten zullen hem kennen als gitarist van, ahem, zanger Tom Waits, maar wij van de jazz hebben hem al gevolgd sinds hij deel uitmaakte van de band van organist Jack McDuff en de Jazz Passengers. Het waren, dacht ik, de gebroeders Arling die hem in 1994 voor hun Bastards Of The Universe-project in Groningen introduceerden. In het undergroundcentrum Vera opende Ribot zijn optreden solo op de dobro. Traditionals als 'Spoonful', 'The Song Has Ended' en 'Midnight Special' kregen een typische Ribot-behandeling. Hij transformeert de melodietjes alsof hij in een stroomdiagram telkens net de verkeerde aftakking neemt. Hij deconstrueert de liedjes, om ze vervolgens als een olijke Frankenstein weer schots en scheef in elkaar te knutselen.

Met zijn eigen trio liet hij 's anderdaags in het Grand Theatre de elektrische gitaar aanvankelijk aarzelen tussen de Malinese ngoni en de mbira uit Zimbabwe. Dat zijn groep ooit als een Albert Ayler-project begon, hoorden we terug in diens 'Ghosts'. Grappig om nu eens een Amerikaan Ayler te horen spelen – die was in Europa immers altijd populairder dan in zijn geboorteland. Voor het overige was het optreden een dolle potpourri van eigen werk en standards die we associëren met Gene Ammons (was dat niet 'Twistin’ The Jug'?), Billie Holiday ('Easy Living'), Paul Desmond ('Take Five', jawel) en Ornette Coleman ('Dancing In Your Head'). Daarbij kan Ribot, zoals gezegd, raadselachtige paden verkennen, maar hij bezit ook de faculteit zo helder en puur als kindertranen te klinken. Zo'n beetje de complete geschiedenis van de gitaar kwam de afgelopen dagen voorbij.

Het was goed de oude meester Henry Grimes (76) op het podium te zien, als bassist en violist van Ribots trio. Een paar jaar geleden werd hij na een afwezigheid van meer dan drie decennia in Los Angeles opgespoord. Hij had zich in leven gehouden met losse baantjes en gedichten. Van zijn oudste opnamen, met rietblazers Gerry Mulligan en Tony Scott, kennen we hem als een solide walker met een ruimhartige toon. En eigenlijk is daar weinig aan veranderd. Ook al speelde de rest van de groep nog zo vrij, Grimes liep daar onverstoorbaar dwars doorheen. Zijn sound is nog altijd donker en rijk.

Als je diep in mijn hart zou kijken – en niet eens zo vreselijk diep – zou je zien dat de optredens van het Lucien Dubuis Trio mij nog het best bevielen van dit festival. Organisator Marcel Roelofs had deze Zwitserse garde als een soort guerrillacommando's in allerhand cafés, scholen en jongerencentra ingezet. Dat begon goed, met een knal waarmee ze daar bij Bienne onwillige Alpen plegen te splijten. Plaats van handeling: café De Spieghel. Het bovenzaaltje is goed gevuld en als Dubuis zijn altsax omgordt en 'En Descendant De La Montagne' inzet, zie je een blondje aan het tafeltje pal voor de band bevriezen. Er trekt een frons over haar gezichtje die dieper en dieper wordt, ze denkt na, bedenkt net op tijd dat ze nog een andere afspraak heeft, trekt haar jackje aan en beent weg. Als het eerste nummer is afgelopen zijn de twee voorste tafeltjes volledig ontruimd, een half biertje kijkt verdwaasd om zich heen. Inmiddels zitten wij in de cat's corner al volop opgewonden aanmoedigingen te roepen.

Wat is hier in godsnaam aan de hand? Hier is free jazz aan de hand, free jazz zoals free jazz bedoeld was. Bostic op benzedrine. Deze muziek heeft inderdaad meer met oer-R&B van doen dan met keurig aangeharkte bebop. Na de alt neemt Dubuis de basklarinet ter hand, maar dat helpt niet echt. In overwegend medium tempo's waagt hij vervaarlijke intervalsprongen, van laag geknor naar extatisch gepiep, en zo ziet hij zelfs kans verbijsterende dubbeltonen te produceren. Paradoxaal genoeg is hij daarbij ook steeds orkestraal bezig. Een vormgever in de meest letterlijke zin van het woord, dat is hij. De barokke contrabasklarinet komt hier, onversterkt, niet zo goed tot haar recht (dat zou in Vera, met behulp van drie microfoons, beter lukken), maar evengoed blaast de pezige kaalkop ook in de afsluitende jam met trombonist Joop van der Linden en bassist Floris Vermeulen heldere riffjes die de zaak vorm en houvast geven. In no time staat hier een kolkend bandje. Vermeulen laat zich niet onbetuigd en laat de muziek dansen en springen.

In het rookhok van De Spieghel zegt een dertiendejaars (ja, ik wist ook niet dat ze nog bestonden) mismoedig zijn blonde manen schuddend tegen een twaalfdejaars: "Dan heb je dat allemaal geleerd op die saxofoon en dan zet zo'n gozer dat weer compleet op zijn kop."

Nog één ding en dan hou ik echt op: je hoort vaak dat er slechts kalen en grijzen naar die jazzmuziek komen luisteren. De jeugd zou immers alleen nog maar naar haar mobieltje zitten te staren. Nou, in De Spieghel was ik wel mooi de enige bejaarde! Vet lauw.

Klik hier voor een fotoverslag van het concert van het Marc Ribot Trio door Maarten Jan Rieder.