Draai om je oren
Festivalverslag



home  
    
    
 

Moers Festival toch weer met onverwachte hoogtepunten
vrijdag 17 t/m maandag 20 mei 2013, Freizeitpark & Rathaus, Moers

Een festivalverslag in woord en beeld door Ken Vos.

Het zal duidelijk zijn dat een goede programmering en ervaring alleen geen garantie bieden voor een succesvol muziekfestival. Juist dit jaar, onder de druk van verminderde subsidies en achterblijvende sponsorgelden, was het programma als geheel weer iets minder ambitieus dan in de jaren daarvoor. Toch kon de organisatie een dag voor het einde al bekendmaken dat er een record aantal kaartjes was verkocht. Op vrijdagavond en zondag was de festivaltent namelijk uitverkocht. Hoewel het festival sinds jaar en dag ter verluchting wat r&b- en wereldmuziekachtige acts inroostert, is het toch bijzonder dat een grotendeels muzikaal uitdagende programmering in een klein stadje bijna 15.000 bezoekers trekt. Daaronder zijn uiteraard veel Nederlandse bezoekers, gezien de ligging tussen Duisburg en Venlo.

Dag 1

Een interessante, maar ongetwijfeld kostbare greep was de 'Zorntag' op vrijdag, een voorproef van wat we in juli onder meer op North Sea Jazz en Gent Jazz kunnen gaan zien. De opzet is een soort retrospectief van John Zorns projecten ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag. Noodzakelijkerwijs is het slechts een kleine selectie van waarmee de immer bezige Zorn zich onledig heeft gehouden. Zorn zelf is als altsaxofonist slechts in het eerste en laatste programma-onderdeel te horen. Vaker is hij te zien als dirigent, maar ook zijn er formaties waarin hij slechts als componist of producer de hand in heeft gehad.

Het eerste onderdeel, Song Project, bestaat uit een bonte verzameling stukken, veel in de rock- en country & western-modus, inclusief materiaal van Naked City, gezongen door drie zangers en een octet gedirigeerd door Zorn. De set hangt als los zand aan elkaar en lijkt een beetje op een educatieve workshop of een revue. Dat is ondanks de ontegenzeggelijke kwaliteit van de instrumentalisten: Marc Ribot (gitaar), John Medeski (toetsen), Trevor Dunn (basgitaar), Kenny Wollesen (vibrafoon), Cyro Baptista (percussie) en Joey Baron (drums). Van de zangers overtuigt Mike Patton het meest, terwijl Sofia Rei en Jesse Harris wat minder op hun gemak lijken. De tweede set wordt begonnen met Illuminations, een energieke, wilde en romantische compositie op basis van de gelijknamige gedichtenserie van Arthur Rimbaud. De uitvoering door Steve Gosling (piano), Dunn (contrabas) en Wollesen (drums) moet de hallucinante, vervreemdende teksten vormgeven en dat doet het trio virtuoos. De compositie zelf klinkt als een energieke verzameling associaties, die alle kanten opschieten.

Juist haast pastoraal is Holy Visions, een archaïsch aandoend stuk voor vijf zangeressen. Dat stuk is gebaseerd op de wederwaardigheden van Hildegard von Bingen en klinkt aanvankelijk ook middeleeuws. Naarmate in de elf delen vaker ritmische woordloze zang de Latijnse teksten aanvult, verliest de compositie aan kracht en samenhang. Erg levendig is de muziek ook al niet. Haast het tegenovergestelde daarvan is de uitvoering van The Alchemist, een stuk voor strijkkwartet. De aanstekelijk meanderende compositie wordt prachtig warm vertolkt door het Arditti Quartet, dat klanklaag op klanklaag stapelt zonder de samenhang geweld aan te doen. Hier is juist sprake van een buitengewone dynamiek, die je als het ware de muziek inzuigt.

De derde set van de Zorntag wordt gevuld door Moonchild, een kwartet van Mike Patton, John Medeski (orgel), Trevor Dunn (basgitaar) en Joey Baron. Thematisch uitgangspunt zijn de kruisridders, weer een middeleeuws onderwerp. Hier is het een leuk excuus voor gothic heavy metal, waarin de onheilspellende akkoorden van Medeski met het geschreeuw en gegrom van Patton het middelpunt vormen. Het klinkt als een soundtrack voor een griezelfilm of een enge videogame. Erg onderhoudend en ondanks het hoge volume en de korte duur van de stukken zijn er veel leuke details te horen, ook van Baron en Dunn.

De laatste set wordt ingezet door The Dreamers, een band die op basis van Electric Masada is samengesteld. De muziek is zeer toegankelijk en een makkelijk verteerbare fusie van surf music, latin jazz en wereldmuziek. De sfeer is uitgesproken laid back en de grooves zijn opzettelijk rustig gehouden. Er wordt vooral verdienstelijk gesoleerd door Ribot, maar uiteindelijk ontbeert de muziek van dit sextet (verder Jamie Saft op keyboards, Dunn, Wollesen op vibrafoon, Baron, Baptista) toch spanning. Het ademt de sfeer van een soort hedendaagse hippiemuziek.

Met de toevoeging van elektronicaspeelster Ikue Mori sluit deze band de avond af als Electric Masada, duidelijk een hoogtepunt van het festival. Zorn neemt nu de altsax ter hand, maar blijft ook dirigeren - overigens een leuk gezicht. De vele breaks en snelle wendingen maken dit ook nodig. Deze formatie vertegenwoordigt het repertoire van Zorn het meest zoals we hem kennen uit de jaren tachtig met vooral Naked City. Het vinnige spel van Zorn bestaat uit meest korte fraseringen met bijzonder goed getimede uithalen en gekrijs, veelal in het hogere register. Het is grotestadsmuziek, waarin alle elementen een dringend karakter krijgen. Een muzikaal mooie avond met een bevredigend doch wisselvallig programma.

Op de eerste drie dagen van het festival wordt elke nacht in de kleine club Die Röhre een jonge Poolse band gepresenteerd. Op de vrijdag is dat het Maciej Obara Quartet, een soepel samenspelende improformatie die heel gedisciplineerd en origineel klinkt. Helaas is het zaaltje – de naam zegt het al – nogal smal en ook nog ondergronds en aircoloos, zodat met een grote opkomst de zaal nogal benauwd wordt. Ondanks de goede muziek hield ik het na een half uur voor gezien. Gelukkig zijn leden van de drie Poolse bands ook in de Morning Sessions te beluisteren. In ieder geval lijkt het erop dat er in Polen een nieuwe generatie interessante improjongens – het zijn allemaal mannen – is opgestaan.

Dag 2

De Morning Sessions, een verzameling ad hoc-improsessies, zijn dit jaar in twee in plaats van drie zalen te horen. Beide zalen bevinden zich in het gemeentehuis van Moers. De avond ervoor worden de bezettingen vastgesteld en op flyers gezet, maar er is altijd wel een muzikant die zich op het laatste moment in een andere zaal meldt. Zoals eerder vermeld, staan vooral jonge Polen op de lijsten. Die ochtend woon ik twee sessies van ongeveer een half uur bij, waarin het samenspel meestal leidt tot voorzichtige gezamenlijke thema's, op zich al ongebruikelijk. De sessies zijn georganiseerd door programmeur Angela Niescier, die af en toe op altsax meespeelt. Contrabassist Achim Tang speelt daarnaast ook regelmatig een leidende rol. Het interessantste solowerk wordt vooral door de Polen geleverd, zoals trompettist Pjotr Damasiewicz en altsaxofonist Adam Pindur (beiden van het Art Escape Quintet), Marek Pospieszalski (de tenorsaxofonist van Power For Unit 4), maar ook de locale muziekdocent Georg Wissel (altsax) weet zijn medemuzikanten mooi bij te sturen.

Het hoofdprogramma met de concerten in de circustent begint met het grote orkest The Dorf, samengesteld uit 26 musici uit de regio rond Keulen en geleid door rietblazer Jan Klare. Vorig jaar maakte The Dorf een uitstekende indruk, maar dit jaar is het optreden iets minder overtuigend. Een van de redenen is het uitgebreide citeren uit zowel de klassieke- als de rockgeschiedenis (Beethoven en 'Roll Over Beethoven'), dat nogal geforceerd klinkt. Het wordt aanvankelijk ook niet duidelijk wat de meerwaarde van zo'n grote bezetting is, maar halfweg het optreden weet Klare echter duidelijk te maken dat The Dorf toch meer is dan een veredeld workshoporkest, door de verschillende improviserende secties zodanig te dirigeren dat de improviserende groepen als delen van een wave over het podium gaan. Geheel in de stijl van het programma wordt er in het laatste stuk gespeeld met operacitaten.