Draai om je oren
Festivalverslag



home  
    
    
 

Kleinere editie van Moers Festival ook de moeite waard
Moers Jazz Festival 2012, vrijdag 25 t/m maandag 28 mei 2012, diverse locaties, Moers

Een festivalverslag in woord en beeld door Ken Vos.

Dag 2 (vervolg)

Andrew N D'Angelo DNA Orchestra
Het DNA Orchestra laat een frisse nieuwe wind waaien door de bigbandwereld van New York. De muziek van deze bigband (twee trompetten, een cornet, drie tromboness, vier rieten, gitaar, bas, drums en géén piano) is een soort traît d'union tussen de traditionele bigband en hedendaagse jazz. Ritmisch is het soms behoudend, maar de arrangementen van D'Angelo hebben regelmatig kleine, hedendaagse verrassingen in zich die het orkest doen uitstijgen boven het competente. Altsaxofonist D'Angelo lijkt als solist vooral beïnvloed door Cannonball Adderley en John Zorn. Hij heeft een wat onrustige speelwijze. De stukken variëren in stijl van rustige swing via fusion tot harde free funk. Het solowerk is van hoog niveau, met als uitschieter de basgitaarsolo van Trevor Dunn in het funkstuk. De leider vertelt tussendoor dat hij, sinds hij een kankergezwel overwon, een nieuwe muzikant is geworden. Amerikaanser kan haast niet. Het merendeels Duitse publiek reageert er dan ook lauw op. Een mooi orkest dat nog niet alle potenties waarmaakt.

I Don't Hear Nothin' But The Blues Trio
Deze pas enkele maanden actieve band is ontstaan uit een duo van saxofonist Jon Irabagon (Mostly Other People Do The Killing, Foxy Trio) en drummer Mike Pride (From Bacteria to Boys, Period). Irabagon zag gitarist Mick Barr van Orthrelm vorig jaar in Moers optreden en de saxofonist vroeg of Barr zich bij het duo wilde voegen. Het concert bestaat uit één lawine van noise, die over de toeschouwers wordt uitgegoten. Het is op het eerste gehoor niet erg subtiele en wat klankbeeld betreft enigszins conservatieve muziek, die het in de New Yorkse noisetraditie moet hebben van kleine, langzaam verschuivende variaties in de boventonen. Hetzelfde geldt voor het hyperactieve slagwerk, waarin variaties in de versierende accenten de muziek spannender moeten maken. Het kost me enige tijd om die nuances in het spel ook te ontwaren. Het kan ook aan het harde zaalgeluid liggen, maar ik vermoed dat veel subtiliteiten aan mij voorbijgaan. Het trio maakt aangenaam levendige muziek, maar meeslepend wordt het optreden niet.

James Blood Ulmer with Joe Bowie's Defunkt N'EU Soul Band
Hoewel Bowie's nieuwe band overtuigt met zijn nieuw opgetuigde punkfunk, is de combinatie met de wat vermoeid ogende Ulmer niet een echt gelukkige. Het aandeel van Ulmer in het optreden lijkt stilistisch los te staan van de rest van het repertoire. Bowie's Europese band heeft dezelfde agressieve sound als Defunkt eertijds, al lijken door de zang van Emma Lamadji de allerscheprste kantjes er een beetje vanaf. De hiphopinvloed is natuurlijk onvermijdelijk, maar de pittige bijdragen van de leider geven de band toch een bijzonder cachet. Basgitarist Linley Marthe maakt zowel technisch als creatief een bijzonder sterke indruk. Ulmer verschijnt na enige stukken van Defunkt op het podium en speelt en zingt zoals de laatste jaren een soort metalblues. Hij wordt wat halfslachtig begeleid door de band en past zijn spel ook nauwelijks aan aan het repertoire van Defunkt. Bowie maakt met zijn snelle solowerk daarentegen nog altijd een frisse indruk.

Dag 3

Morning Sessions
De tweede ochtendsessie kent door het grote aantal leden van The Dorf een eveneens groot Duits aandeel. Het aantal Dorflers bedraagt in de gemeentelijke kantine vijf op de tien, in het slottheater drie op de 10. Sommige musici die in hun eigen orkest (The Dorf, DNA Orchestra en de Bohuslän Big Band) weinig op de voorgrond treden, kunnen hier de aandacht van het publiek opeisen. De contrasten in de uitvoering zijn in beide zaaltjes niet zo groot als de dag ervoor, misschien omdat Duitsers eerder dan bijvoorbeeld Amerikanen geneigd zijn om zich aan het collectief aan te passen. Er zijn ook weinig verrassingen op soloniveau, de optredens zijn eerder de moeite waard omdat er onverwachte klankcombinaties kunnen ontstaan.

Myanmar Meets Europe
Dit project is van de Moerser bassist Tim Isford, van wie ik eerder een spectaculair optreden met Filippijnse bamboepercussie heb kunnen zien op het festival van twee jaar terug. In Birma wordt het als onbetamelijk gezien om werkenden op hun vingers te kijken, zodat de Birmese musici van priemende blikken worden afgeschermd door traditionele, goudgelakte houten schermen. Dan is het bijzonder jammer om de stersolist van de delegatie uit Myanmar, Hein Tint, niet echt te kunnen zien spelen. Om hem hangt een cirkel van eenentwintig gestemde trommen, de pat waing, die hij zeer virtuoos bespeelt.

Evenals in het eerdergenoemde project versmelten de werelden van de klassieke Birmese muziek en de jazz niet echt, maar zo ontstaat er ook geen gemakzuchtig klinkende new age-synthese. De afzonderlijke genres worden grotendeels intact gelaten, terwijl we wel in staat zijn om te genieten van de individuele kwaliteiten van de musici. Birmese muziek is nauwelijks bekend in Europa, maar virtuositeit speelt er een belangrijke rol in. De klankkleur doet door de nadruk op de percussie van gongs, basgong en bekken – in de zesmansdelegatie uit Myanmar zit slechts één blazer, Htun Oo op de hne, een hobo – toch sterk denken aan de gongorkesten van Thailand en Indonesië, terwijl de precieze stemming van de trommen weer associaties met India oproept. Opvallend is ook de aanwezigheid van zowel afzonderlijk bespeelde basgongs als bastrommen. De Duitse sectie van trompettist Marcus Türk, gitarist Francesco Diodati, drummer Anne Paceo en bassist Isfort kiest voor een gedoseerde inzet, waarin geen harmonieën worden opgelegd. Een bevredigende fusie van muziektradities, die mischien niet meer is dan de som der delen, maar ook niet geforceerd klinkt. In ieder geval een aansporing om eens wat van de muziekvormen van Myanmar kennis te nemen.

Dus-Ti
Een jong Keuls duo bestaand uit trompettist Pablo Giw en drummer Mirek Pyschny, die beiden ook elektronica inzetten. Het is vrije improvisatie die ze spelen, maar wel met veel grooves die - tenminste deels - uit de dansmuziek afkomstig zijn. Hoewel Dus-Ti bewust dynamische contrasten gebruikt, lijken die mij soms willekeurig. Toch lijken de musici elkaar goed aan te vullen in de spontane opbouw van hun interacties. Het geluid van het duo kan waarschijnlijk alleen gewaardeerd worden door liefhebbers van elektronische muziek. Het concert duurt minder dan veertig minuten, maar zelfs na een minuut of twintig begon ik al te verlangen naar een kleurrijker geluid. De musici heb ik ook tijdens de Morning Sessions in actie kunnen zien. Ze lijken meer in hun mars te hebben dan wat ze tijdens het optreden lieten zien. Een deel van dit optreden is te zien op hun website.

Phall Fatale
Achter deze wat merkwaardige en dubbelzinnig aandoende naam verbergt zich het laatste project van de Zwitserse drummer Fredy Studer, dat op zijn minst vanaf 2008 actief is. Zoals tegenwoordig wel vaker het geval is, spelen hiphop en elektronica als hedendaagse ingrediënten mee in de improvisatie. De andere musici in deze band zijn zo'n veertig jaar jonger dan de leider. Het is een interessant concept dat in de basis als een dubbeltrio werkt, met twee vocalisten/elektronica-bespeelsters (Joy Frempong en Joana Aderi) en twee bassisten (John Edwards en Daniel Sailer). Op het podium is het resultaat wisselvallig, maar wel altijd intrigerend. Soms lijkt de spanningsboog bijna afwezig en moeten we het doen met leuke klankcombinaties over een strakke ritmiek. Op andere momenten lijkt er plotseling vaart in de muziek te komen, vooral als de beide vrouwen in de band wat meer vrijheid opeisen.

Erik Friedlander
Cellist Erik Friedlanders vader Lee was een vooraanstaande fotograaf, die de familie per camper meenam naar alle uithoeken van de Verenigde Staten. Friedlander baseert zijn grotendeels gecomponeerde materiaal op herinneringen aan deze tochten. Daarbij worden niet alleen foto's, maar ook clips van filmer Bill Morrison getoond. Friedlander toont zich een romantische en virtuoze improvisator op country-achtige thema's, die we nu eenmaal associëren met zo'n roadmovie-achtige thematiek. Hij stopt veel humor in zijn spel, zowel in de thematiek als in de afgewogen uitwerkingen daarvan. Friedlander werkt met veel subtiele klankverschillen in zijn intonaties en mijdt alles wat riekt naar overdrijving of populaire clichés. Een bijzonder aangenaam en ontspannend concert.

Carla Bley's La Leçon Francaise
Dit project doet qua grootte en ambitie aan Bley's vroege pièce de résistance 'Escalator Over The Hill' denken. Ze heeft daarvoor de beschikking over de Zweedse Bohuslän Big Band (15 man, zonder bas) en een flink jongenskoor uit Dortmund. Echtgenoot bassist Steve Swallow is ook van de partij. Zoals de titel suggereert, speelt het jongenskoor de rol van een schoolklas die aan haar eerste Franse les begint. De arrangementen zijn zoals te verwachten van Bley van ambachtelijk hoge kwaliteit en de Zweden kwijten zich ook solistisch goed van hun taak. De wat statische partijen voor het jongenskoor lijken echter een beetje een sta-in-de–weg voor een vloeiende continuïteit in de muziek. Het resultaat is dan ook niet echt groter dan de som der delen; er lijkt nog volop ruimte voor het nodige schaafwerk.

Rocket Science
Rocket Science is een nieuw kwartet van trompettist Peter Evans, waarin abstracte klankcombinaties tussen de akoestische instrumenten van Evans, saxofonist Evan Parker en pianist Craig Taborn enerzijds en de elektronica van Sam Pluta anderzijds centraal staan. Parker en Evans traden natuurlijk al zeer vaak samen op, en de interactie tussen hen klinkt dan ook soepeler dan met de anderen. De bijzondere technieken die de blazers in huis hebben, doen de grenzen tussen de akoestische en elektronische geluiden vervagen, ongetwijfeld ook het uitgangspunt voor Taborn en Pluta. Het optreden heeft een voortdurende opborrelende spanning, die grote intensiteit heeft. Het is niet alleen het dynamisch verloop, maar vooral ook de kaleidoscopische verschuivingen in het ensemblegeluid, die het optreden een extra dimensie geven. Uiteindelijk werkt het kwartet zich via improvisaties van korte, explosieve geluiden naar een mooie climax.

Lakecia Benjamin Soul Squad
Altsaxofoniste en zangeres Lakecia Benjamin is een nieuwe New Yorkse ster aan het r&b-firmament. Het materiaal is optimistische, huppelige funk met de nodige hiphop-elementen, waarbij haar heldere, directe geluid opvalt. Ze wendt zich daarmee af van de alomtegenwoordige David Sanborn-vibrato, die de generatie vóór haar zo graag hanteerde. Het groepsgeluid is aan de grove kant, zodat ik wat moeite heb om er tot het einde van het concert naar te luisteren. Het lijkt erop dat de populaire zwarte muziek in New York om nieuwe impulsen verlegen zit, al moet gezegd dat Benjamin zeker een instrumentaliste is die het waard is om gevolgd te worden.

Dag 4

Morning Sessions
Doordat de bezetting - met grotendeels leden van The Dorf, het DNA Orchestra en Dus-Ti - voor een groot deel overeenkomt met de sessies van de voorafgaande dag, lijken grote verrassingen bij voorbaat uitgesloten. Dat is mede een gevolg van de kleinere opzet van het festival, zodat er geen musici uit de bands van een vierde dag toegevoegd kunnen worden. De kwaliteit van de muziek in de twee zalen (respectievelijk twaalf en tien musici) verschilt opnieuw niet veel, al moet gezegd worden dat in beide sessies de muziek wat losser lijkt te klinken dan de dag ervoor, mogelijk omdat de meeste musici gewend zijn aan het format en de akoestiek.

Deze uitgave van het Moers Festival was weliswaar kleiner dan de laatste die ik bezocht in 2010, maar de kwaliteitsdichtheid heeft er niet noemenswaardig onder geleden. Misschien is dat wel een beetje het geval voor het bijprogramma, de Morning Sessions, maar dat kan ook toeval zijn. Natuurlijk luister ik liever nog een halve dag langer naar de internationale top van improviserende musici, maar de ontspannen sfeer en de slimme programmering geven nog steeds de doorslag.

Klik op bovenstaande foto's voor een groter formaat.