Draai om je oren Festivalverslag |
home |
||
|
Gent Jazz Festival 2014 Dag 4 Met de vierde dag eindigde het eerste deel van Gent Jazz. Voor het festival enkele dagen ging rusten om daarna meer de kaart van de pop, rock en soul te trekken, was het nog even aan de jazz en die klonk bij momenten opvallend (en in de context van deze Gent Jazz ook verrassend) klassiek. Een festivalverslag in woord (Koen Van Meel) en beeld (Cees van de Ven).
Of dat een goede of een slechte zaak is, hangt natuurlijk af van de muzikanten en groepen waar het concreet over gaat, maar Redman maakte van zijn muzikale achtergrond in elk geval geen geheim toen hij met 'Chill' het concert struinend in gang zette: niets opzienbarend, maar wel degelijk, het zal de man al wel vaker verteld zijn en niet zonder reden. Dat het kwartet daarna uitgerekend in 'Summertime' wat sneller en steviger voor de dag kwam, deed bijgevolg wel deugd. Redman geraakte op dreef en koppelde, zonder grensverleggend te spelen, instrumentale virtuositeit aan de nodige ritmische variatie. Opvallender dan de bandleider klonk pianist Aaron Goldberg, die als solist steevast een vreemd parcours aflegde. Vertrekkend vanuit een melodisch-minimalistische aanzet, sprong hij nu en dan over op akkoorden, vaak zonder voor een noemenswaardige overgang te zorgen. Wanneer hij in deze afwisseling bleef hangen, klonk zijn muziek wat beperkt, maar aangevuld met voorzichtige, latin-achtige elementen en occasioneel wat sturen van de linkerhand, liet hij een opmerkelijke ontwikkeling horen. De actie die de band in 'Summertime' had laten horen, verdween jammer genoeg in 'Lush Life'. Niet dat de muziek echt doodviel, maar beklijven deed het allemaal niet. Hetzelfde gold voor Redmans eigen 'She Knows', nochtans een leuke compositie in min of meer vrij tempo. Pas met 'Disco Years' zette de groep er terug stevig de pas in, alleen bleef Redmans inbreng in wat het hoogtepunt had moeten worden, wat hangen in stevig blazen. Een wat tegenvallend slot van een concert waar ook niet het onderste uit de kan gehaald werd.
Het begon echter allemaal verdacht rustig, maar al snel moest de serene, melodische inzet van 'Warrior' plaatsmaken voor machinegeweer–staccatoritmes, die in een bochtig parcours concurrentie kregen van tegen astronomische snelheden voorbijflitsende melodieën en ritmisch complex geramde en gebeukte akkoorden. Bij al het waanzinnig draaien en keren van Uehara mocht Anthony Jackson laten zien dat hij op contrabasgitaar zijn jonge bandleidster kon volgen. Het resultaat was een optreden waar de energie en de virtuositeit van afspatte: een indrukwekkend spektakel dat even strak geregisseerd als uitgevoerd werd, gymnastiek voor de oren, de vingers en de hersenen. In 'Player' ging de band op hetzelfde elan voort. Pas bij 'Dreamer' ging het aanvankelijk, volledig in lijn met de titel, iets rustiger, maar al snel bleek dat Uehara ook hier het uitpakken niet kon laten. Improviserend toonde ze dezelfde inzet, waarbij ze af en toe weggeraakte uit de clichés en liet horen dat ze meer dan alleen power in huis had. Al te vaak echter bleef ze hangen in de trucjes en leek het voor haar allemaal een spelletje. Zeker toen ze al spelend de eerste rijen van de bezoekers inspecteerde. Dat ze het meer moest hebben van 'veel' dan van diepgang bleek nog het best in 'Place To Be', de enige ballade van de set die Uehara bovendien solo bracht. Muzikaal heel doorzichtig en haast poppy bleef ze opvallend braaf binnen de lijntjes, wat haar muziek een hoog suikergehalte gaf. Met haar collega's terug op het podium eindigde ze haar set met 'The Ride', opnieuw een stuk dat knalde als een Nederlandse gemeente in oudejaarsnacht. De staande ovatie die van ver in de lucht hing, kwam er dan ook spontaan en op basis van haar fysieke prestatie had Uehara die dubbel en dik verdiend. Muzikaal had het echter gerust wat meer mogen zijn.
Dat de pianist en de bassist hun set openden met de tweeling 'Sometime Ago' en 'La Fiesta' (ook bij de eerste opname op het album 'Return To Forever' al samengesmolten tot een track) liet er geen twijfel over bestaan: het publiek zat mee op een trip down memory lane. Niet meteen het spannendste van het spannendste, zeker niet wanneer die gewandeld wordt met twee muzikanten die het elkaar niet lastig willen maken. Waar dit doorgaans een goed opstapje is naar een flauw kameraadschappelijk onderonsje, pakte het bij Corea en Clarke echter anders uit. Met hun bagage, maar vooral hun geestelijke en fysieke paraatheid als respectievelijk zeventiger en zestiger hadden ze genoeg achter de hand om ook zonder wederzijdse plaagstoten het optreden vorm te geven. Vooral Clarke toonde zich duidelijk in vorm. Met zijn typerend, elektrisch aandoend geluid (maar wel op contrabas gespeeld) en zijn lichte tred speelde hij met een opvallend zwierige articulatie, die zijn geluid soms ronduit zangerig deed klinken. De beweeglijkheid van zijn vingers, die bij momenten wel over de snaren leken te dansen, was in de muziek al prominent aanwezig, maar werd door de beeldregisseur met enkele fraaie close-ups nog wat extra in de verf gezet. Niet alleen qua klank kwam Clarke goed voor de dag, ook technisch maakte hij indruk met goed gemikte dubbelgrepen of de flamenco-achtige ritmes in 'La Fiesta'. In zijn eigen 'La Cancion De Sophia', grotendeels a capella op bas gebracht, ging hij nog een stapje verder. Enkele knappe meerstemmige passages waarin hij voorbij het louter spelen van akkoorden ging of met enkele stevig rockend aangeslagen samenklanken bewees nog steeds meer dan het nodige in huis te hebben. Het fraaist was echter zijn ontroerende melodische spel, zowel met boog als getokkeld: eenvoud die omwille van de naaktheid levensgevaarlijk was, maar die bij Clarke recht op het hart mikte en raak trof.
Vernieuwing, daar hadden de twee blijkbaar niet aan gedacht en waarom zouden ze ook. Het sympathieke treffen van twee oude bekenden leverde immers voldoende op om het publiek te boeien: zonder onnodige franje, maar met een verhaal dat decennia na de eerste optekening ervan nog steeds fris klinkt. Voor het bisnummer visten Clarke en Corea Hiromi Uehara uit de coulissen. Die mocht - de pianokruk delend met Corea - meedraaien in een rondje 'Spain': nu eens in quatre-mains met haar collega, dan weer in afwisseling. Wanneer een van de twee de pianostoel verliet en de eer aan de ander liet, werd het verschil tussen de twee extra in de verf gezet. Zo ritmisch en hard de piano bij Uehara klonk, zo warm en vloeiend speelde Corea. Toch wist Uehara tussen de twee brokken ervaring perfect overeind te blijven. Steeds wist ze waar haar kompanen in het stuk beland waren en kon ze reageren, zoals de muziek dat vroeg. Zo breed was de generatiekloof dus blijkbaar ook niet en daar werd het publiek met deze bij momenten pakkende, maar op het einde toch vooral feestelijke afsluiter in de grote tent alleen maar beter van. Dit verslag verscheen ook op Kwadratuur.be Klik hier voor het fotoverslag van dag 4 van Gent Jazz 2014 door Cees van de Ven. |
|