Draai om je oren Festivalverslag |
home |
||
|
Gent Jazz Festival 2014 Dag 2 Een mens kan er uren over bezig blijven, maar het valt niet te ontkennen dat de twee weken van Gent Jazz, vroeger respectievelijk gereserveerd voor meer klassieke jazz en de meer popgerichte varianten, naar elkaar toegroeien. Het beste voorbeeld daarvan was zonder meer de tweede dag, waar de bezoeker bij momenten echt wel een paar oordopjes kon gebruiken. Een festivalverslag in woord (Koen Van Meel) en beeld (Cees van de Ven).
Voor het grote spektakel moest een luisteraar niet bij OakTree zijn, voor ambachtelijke en artisanale muziek daarentegen wel. Zo leende de bezetting van het basistrio met accordeon, zang en cello zich uitermate tot elegante, melodische stukken, die de schemerzone tussen chanson en jazz bespeelden. Toch lieten de muzikanten op Gent Jazz horen ook meer in hun mars te hebben. Daarvoor konden ze in de eerste plaats rekenen op een stevige muzikale bagage. Die liet zich niet zozeer opmerken door grote virtuositeit, maar wel door de exactheid in de uitvoering, zowel wat betreft ritme en samenspel als qua intonatie. Vooral zangeres Sarah Klenes en celliste Annemie Osborne kweten zich zo goed van hun alles behalve eenvoudige taak, al was het maar omdat de muziek door het klare klankbeeld elke individuele bijdrage genadeloos tegen het licht hield. Voor accordeonist Thibault Dille lagen de zaken net iets eenvoudiger, maar hij slaagde er dan weer in mooi zijn plaats te vinden in het geheel, waar hij even gemakkelijk een dominante rol had kunnen opeisen. De eerste gast die zijn opwachting maakte om de formatie uit te breiden was Michel Massot. Met zijn growls op gedempte trombone zorgde hij in 'Kitchen Mandolin' voor een scheut jazz uit de jaren 30, waar hij op andere momenten (op tuba, euphonium en als zanger) meer klaar en melodisch te werk ging. Met Massot als zanger werden de vocale kwaliteiten van de groep voor het eerst en bloc getest, wat resulteerde in een geluid dat sterk aan het solowerk van Liesa Van der Aa deed denken.
Toch leek de muziek van Oaktree wat verloren te lopen in de grote tent. Ook toen met de komst van Kristof Hiriart de band in maximale sextetbezetting begon te spelen. Die koos immers voor een heel bescheiden klankpalet, waardoor hij als slagwerker amper invloed had op de klank. Als zanger kwam hij beter in het stuk voor dankzij zijn zuiderse benadering. Zeker in de mysterieuze afsluiter 'Gau', die een mooi contrast vormde met het oudere, uitgesproken melodische 'The Magicians' dat ervoor te horen was. Ondanks de heel typische bezetting liet de groep op Gent Jazz zich dus in heel verschillende gedaantes horen, mede dankzij de inbreng van de gastmuzikanten en hun composities. Toch konden die niet vermijden dat het optreden af en toe leek in te zakken. Een optreden van vijfenzeventig minuten bleek voor OakTree een boog die net te breed gespannen moest worden, al zaten de afmetingen van de concertlocatie daar zeker ook voor iets tussen.
In het daaropvolgende 'Holy' vertoefde de muziek in een gelijkaardige atmosfeer, waarbij er een glansrol weggelegd was voor zangeres Areni Agbabian. Gesteund door Hamasyan op piano en Charles Altura op elektrische gitaar zweefde haar stem engelachtig door de tent in een eindeloos brede melodie. Even geschikt voor de Sint-Baafskathedraal als voor het concertpodium dreef de muziek in een melancholische atmosfeer, die lonkte naar slow motion beelden van het evacuerende elfenvolk in 'Lord Of The Rings'. In 'The Year Is Gone' mocht de knetterende elektronica dan weer een prominente plaats innemen, waarna de muziek, door kort en scherp gesneden ritmes en opnieuw een daarboven zwevende Agbabian sterk naar Return to Forever begon over te hellen. Gevarieerd was dus wel het minste dat van Hamasyans set gezegd kon worden, zeker toen hij later als pianist enthousiast op het klavier begon te beuken of de elektronica weer Warp-achtige gedaantes aannam, zij het jammer genoeg niet die van het meest verfijnde werk van dat label.
Ook promotioneel interessant: als jazzmuzikant je naam koppelen aan een figuur uit de rockscene. Dat dat niet altijd tot beschamende resultaten moet leiden, bleek toen Mauro Pawlowski en Teun Verbruggen elkaar vonden voor Othin Spake. Voor Gent Jazz was het aan saxofonist Robin Verheyen en Tom Barman om een samenwerking op te zetten die na vier try-outs op het festival echt in première ging. TaxiWars zomaar wegzetten als het nieuwe hobbybedrijfje van de twee muzikanten zou de waarheid geweld aandoen. Want zelfs wie niet wild was van het idee moest toegeven dat de band, vervolledigd met bassist Nicolas Thys en drummer Antoine Pierre, er zich niet zomaar vanaf gemaakt had. De nummers mochten dan kort en niet zo groot in aantal zijn (het laatste nummer van de set, net als de twee bisnummers waren gewoon hernemingen van eerder gebrachte songs), ze bewogen zeker niet allemaal in hetzelfde straatje. Tempowisselingen en momenten waarop of Barman of Verheyen even wat meer naar de achtergrond verdwenen, gaven de set een aardige variatie. Waar het ene nummer als een muzikale bevlieging klonk, was het andere beter uitgewerkt, inclusief refrein en overgangen. Bovendien wisselde de band ook geregeld van insteek, waarbij de meest energieke momenten aan Sonny Rollins en Charles Mingus deden denken, terwijl de vaak hoekigere of wat lichtere stukken vage herinneringen aan de Brecker Brothers opriepen.
Barman kweet zich immers heel geëngageerd van zijn taak. Met de juiste overgave, maar zonder er een overdreven pathos in te leggen, voorzag hij de songs van teksten die hij doorgaans als een vaag geritmeerde spoken word performance aan de man bracht. Af en toe zocht hij de grens met het zingen op, maar aan croonen waagde hij zich gelukkig niet. Om zijn stem wat extra variatie te bezorgen stuurde Barman een reeks effecten aan die zijn vocalen bijkleurden, van een delay voorzagen of uitzonderlijk verdubbelden. Op geen enkel moment kwamen deze technieken over als trucjes, alleen toen hij zijn stem even iets hoger pitchte dan die normaal klinkt, was het even oppassen, maar de leute die op de loer lag, mocht niet echt doorkomen. Zo kon de muziek (en bij momenten zelfs de jazz) echt aan het woord zijn en die kwam er beter uit dan gevreesd kon worden. Dat afsluiter Ibrahim Maalouf het graag luxueus heeft, is geen geheim. Dat is zelfs te zien aan de doosjes waarin hij zijn cd's aan de man brengt. Het lijken wel boxen, maar binnenzit zit gewoon een nieuw hoesje met een cd en nog wat extra fotomateriaal: mooie hebbedingetjes, dat zeker. Ook muzikaal ziet de uit Libanon afkomstige trompettist het graag groot, zoals op zijn laatste cd 'Illusions'. Die vormde grotendeels het repertoire dat Maalouf in Gent kwam brengen.
Wat daarvan de mogelijkheden waren, liet Maalouf horen in 'Illusions' en vooral 'Conspiracy Theory', waarmee hij meteen langs de grote poort binnenkwam. Het grote, imposante geluid scheurde symfonisch en postrockachtig open en werd bovendien tegen stevige volumes de tent in gejaagd. Phil Spector zou er zeker niet vies van geweest zijn en het mag gezegd worden: het klonk allemaal bijzonder indrukwekkend. Toch had het hele verhaal ook een keerzijde. Voor de zachte toon en de fluwelen aanzet die de trompettist zo kenmerken, was in het bij momenten Teutoons geluid weinig plaats. Spijtig voor wie gekomen was om de finesses van de man te horen dus, hoewel gelukkig wel het spelen met kwarttonen aanwezig bleef. Dankzij het vierde ventiel aan zijn trompet verschenen de voor hem zo kenmerkende Arabische krulletjes in de melodielijnen, zeker toen het in 'InPRESSI' af en toe even wat rustiger mocht. Improvisatorisch bleef het publiek tussen al die pracht en praal echter wel wat op zijn honger zitten. De vraag-en-antwoordstructuren tussen Maalouf en zijn imiterende collega's waren immers perfect ingestudeerd, wat het rockaspect van het concert nog wat meer in de verf zette. Dat veranderde allemaal pas echt toen Maalouf met 'Beirut' in zijn ouder werk dook. Plots lag de focus helemaal op de trompettist, die met een ijle en brede melodie - als het zingen van de wind - een heel andere sfeer opriep. Met de begeleiding van gitarist François Delporte, eigenlijk niet meer dan een arpeggio van steeds hetzelfde akkoord, kon alle aandacht naar die melodie gaan, waarin Maalouf maximaal zijn ventielgebruik en soepele liptechniek uitbuitte, zowel voor de kronkelende kwarttonen als voor ruiseffecten. Bovendien kreeg het publiek hier wel zijn verfijnde techniek te horen. Althans tot hij het stuk liet openscheuren in Led Zepplin-achtige stadionrock, waarop Delporte zijn eerder hoorbare bescheidenheid mocht afleggen en zich solistisch, assorti met de muziek, kon uitleven.
Of zo leek het althans, plots dook trompettist Youenn Le Cam op met een biniou (een doedelzakachtig instrument), waarmee het optreden een folkachtige wending nam. De grootsheid van het geluid bleef daarbij wel intact en als klap op de vuurpijl mocht ook drummer Stéphane Galland nog even alleen voor de keper komen, maar zijn solo liet op geen enkel moment het uitdagende horen dat hij bij Aka Moon serveert. Wat aanvankelijk energiek en bij momenten zelfs opwindend geklonken had, werd zo gaandeweg wat vermoeiend. Meer aandacht voor de fijnere dingen van het muzikale leven hadden de set van Maalouf geen kwaad gedaan. Al liet de set weinigen onberoerd, al was het maar omdat de meeste bezoekers het geluid, zowel van kleur als qua decibels, nog wel enkele dagen gingen meedragen. Lauw was de passage van Maalouf op Gent Jazz dus alles behalve te noemen. Zelfs niet na een dag die eigenlijk meer in de tweede week van het festival gepast had. Dit verslag verscheen ook op Kwadratuur.be Klik hier voor het fotoverslag van dag 2 van Gent Jazz 2014 door Cees van de Ven. |
|