Draai om je oren Festivalverslag |
home |
||
|
Gent Jazz Festival 2013 Dag 1 Een festivalverslag in woord (Koen Van Meel) en beeld (Cees van de Ven).
Met tegendraadse thema's die zich weinig aantrekken van de klassieke muzikale wetten van spanning en ontspanning, een metrum dat stevige tikken krijgt (zonder protserig technisch te worden) en een gelaagdheid waarbij iedere muzikant een heel eigen bijdrage levert, zat de band niet meteen in traditioneel jazzy vaarwater. Bovendien werd het geluid vaak bewust leeg gehouden, waardoor de contrapuntiek extra duidelijk werd, maar het geluid ook wat cerebraal bleef. Dat bleek echter geen zwaktebod. Alsof Messiaen een plaat van Octurn zou produceren, ontwikkelde The Unrevealed Society een eigen sound die niet uit was op grote climaxen, maar waarbij de opbouw voorzichtig, soms zelfs tergend en plagerig traag verliep. Quasi-atonale en dissonante momenten testten het incasseringsvermogen van het publiek, waarbij echter ook opviel dat de groep in de verschillende stukken een ander accent legde.
In de volgende stukken passeerde The Unrevealed Society met Dupleix op getransformeerde Fender Rhodes langs meer spacy of puzzelachtige terreinen, waarbij de muzikanten exact in elkaar pasten. Toen de band koos voor een gelijkmatige, haast mechanische ritmiek, klonk de muziek voorwaar als een slaapliedje, zij het dan eentje voor het dochtertje van een koppel diehard wetenschappers. Iets na het half uur leek het concept uitgewerkt. De rek verdween uit de aanvankelijk uitdagende muziek, tot Siedl opteerde voor langere lijnen en zo zijn collega's weer op de sporen sleurde. In het afsluitende stuk werden de geïsoleerde, simultaan gedachte en zodoende levensgevaarlijk stoten de band even te veel. Kleine slordigheden vielen op, maar haalden de groep niet echt uit haar ritme. Bovendien werd hier opnieuw creatief met het gecomponeerde materiaal omgesprongen. Thema's zijn er bij The Unrevealed Society immers niet om louter herhaald te worden. Ze laten evolueren is meer wat de heren in gedachten hebben. Met wat The Unrevealed Society op Gent Jazz liet horen, bestaat de kans dat ze zich op termijn kunnen inschrijven in de lijst met onder andere De Beren Gieren en Ifa Y Xango, bands die na hun overwinning in Jong Jazztalent Gent niet de eeuwige belofte blijven, maar een eigen plaats kunnen veroveren in het Belgische jazzlandschap. Of het de heren echt lukt, zal sterk afhangen van hoe ze hun heel eigen aanpak weten te stroomlijnen en hoe ze hun eigen ideeën kunnen laten evolueren en uitwerken.
Wat dat eerste betreft kon Terrasson buiten een ritmesectie rekenen op de aanwezigheid van de jonge zangeres Cécile McLorin Salvant, de minder jonge, maar meer eminente rietblazer Michel Portal en trompettist Stéphane Belmondo. Voor zij echter het podium op mochten, had Terrasson even een kwartiertje voor zichzelf en zijn kwartet, als om duidelijk te maken dat het hoe dan ook zijn feestje was. Hij liet er overigens weinig twijfel over bestaan dat het effectief zo was. Met speels gemak en even groot plezier speelde hij een potpourri van 'Somewhere Over the Rainbow', Michael Jacksons 'Beat It' en andere klassiekers, waarbij hij vlot en zonder met de ogen te knipperen overschakelde van koppige eenstemmigheid naar akkoorden, ratelende ritmes en inside piano-effecten. Bassist Burniss Travis en percussionisten Minino Garay en Leon Parker pikten links en rechts in, maar hadden dat evengoed niet kunnen doen. Hun rollen binnen het geheel waren haast verwaarloosbaar, aangezien het feestvarken alle aandacht naar zich toe trok. Die deed dat vaak technisch indrukwekkend, maar helaas ook zonder al te veel richting. Het vlot wisselen van speelstijl had al snel meer van een demonstratie dan van een coherent muzikaal verhaal, iets wat later haast een constante zou worden. De eerste die echt mee mocht komen spelen was McLorin Salvant, die haar lichte, fragiele geluid liet schitteren in het dromerige 'Oh My Love' van John Lennon, waarbij ze alle ruimte kreeg van de vederlichte begeleiding. Meteen daarna mochten Belmondo en Portal op voor een speelse 'Gouache', waarbij vooral Portal goed voor de dag kwam. Waar Belmondo een salsabegeleiding achter zich kreeg, kon de sopraansaxofonist rekenen op een geheimzinnigere omgeving met een repeterende pedaalnoot in de piano, waar hij vrijelijk bovenuit kon vliegen. Terrasson zelf switchte van piano naar Fender Rhodes, tot dat instrument plots de geest gaf en hij veiligheidshalve maar opnieuw het akoestische instrument opzocht.
Na de jonge horde van The Unrevealed Society en de veertiger Terrasson was het tijdens het derde concert van de eerste dag Gent Jazz de beurt aan ouderdomsdeken Ramsey Lewis. Deze 78-jarige pianist stond geprogrammeerd met zijn eigen kwintet en bracht als speciale gast zangeres Dee Dee Bridgewater mee. Voor de twee grote namen het podium betraden zette de begeleidingsband 'On Broadway' in, meteen de soundtrack voor de opkomst van Bridgewater en Lewis, alsof ze als twee Jay Leno's ten tonele gevraagd werden.
Bridgewater keerde terug voor 'Save Your Love For Me' en later riep ze, ter vervanging van Lewis, haar vaste begeleider Edsel Gomez op het podium. Met deze aan de piano werd de richting enigszins bijgestuurd. Hij kon meer wegen op het geluid, waardoor de popatmosfeer meer opschoof naar soft jazz en soul. 'I Can’t Help It' (van Stevie Wonder en Michael Jackson) klonk plots veel energieker, al stond Bridgewaters scatsolo zo luid in de mix dat de hoogtepunten onaangenaam begonnen te klinken. Het meest jazzy nummer van de set zou Michael Franks 'Night Movies' worden, waarin Bridgewater het wat rustiger aan deed en de drums met een latingroove even anders klonken.
De openingsdag van Gent Jazz werd besloten door het Brussels Jazz Orchestra (BJO), een van Europa's beste bigbands en de Amerikaanse saxofonist Joe Lovano. Opnieuw was er reden tot feesten, want het BJO bestaat twintig jaar en viert dat - hoe kan het ook anders - met een nieuwe cd, die pas drie dagen in de winkel lag. 'Wild Beauty' laat het orkest horen met Lovano, in composities van deze laatste, gearrangeerd door Gil Goldstein, die in een grijzer verleden nog samenwerkte met Gil Evans en Wayne Shorter. Dat Lovano ondertussen ook de zestig voorbij is, was hem niet meteen aan te horen. Akkoord, de vlotheid waarmee hij in het verleden het overblazen integreerde in ranke melodische lijnen was er niet meer, maar de saxofonist had er in Gent duidelijk zin in. Die gretigheid straalde af van het titelnummer van de cd, dat meteen de allures van een showcase kreeg. Lovano kon van meet af aan zijn gang gaan en liet er geen gras over groeien. Het ene idee na het andere blies hij de zaal in en als het arrangement hem niet verplicht had te stoppen, had hij waarschijnlijk nog een kwartiertje door kunnen gaan.
Het enthousiasme van Lovano werkte aanstekelijk op de ritmesectie van het BJO en hij sleurde vooral Vitacolonna en pianiste Nathalie Loriers enkele malen mooi mee in zijn opbouw. Deze laatste toonde in haar solo's niet de energie van de saxofonist, maar demonstreerde wel haar eigen, in stevige gedaante verschijnende lyriek, waarbij ze op haar beurt enkele malen kon rekenen op een erg attente drummer. In het arrangement afgesproken of niet: wanneer Loriers besloot over het metrum heen te spelen, pikte Vitacolonna meteen zijn wagentje aan. Iets meer ruimte voor het orkest was er in 'Streets Of Napels' - de roots van Lovano liggen niet voor niets in Italië. Met een volksdansachtig begin, inclusief semi-ontstemde klarinet, doken er plots nieuwe kleuren op in het repertoire. Die werden verder uitgebuit met een collectieve improvisatie van sopraansax, trompet en trombone, waarna het stuk als een overenthousiaste voetbalmars ten einde kwam. Dit is het soort muzikaal hoogstaand vermaak dat doorgaans uit de pen van Italianen als Gianluigi Trovesi komt, maar dat ook in net iets minder spontane en soepele Amerikaanse gedaante kon charmeren. Het blijft overigens fascinerend hoe een band als het BJO kan werken met slechts een minimum aan leiding op het podium. Buiten het begin en het einde van elk stuk, liep het orkest weer als een trein, waarbij echter ook opviel dat de band niet echt getest werd. Zeker in de eerste nummers leken de muzikanten de arrangementen vlot op routine te kunnen spelen. De solisten werden door de arrangeur met rust gelaten en speelden met enkel de ritmesectie als zetel. Dat veranderde plots toen in 'Big Ben', opgedragen aan Ben Webster, het BJO korte, venijnig dissonante prikken liet horen, die verdeeld werden over de verschillend gelederen van het orkest. Een rondje van vier elkaar telkens met kortere tussenpozen afwisselende sopraansaxsolisten zorgde hier ook voor een andere insteek. Ook het andere solowerk bleef solide en erg ad rem. Zo pikte trombonist Lode Mertens Lovano's laatste uithaal op om zelf zijn improvisatie te beginnen en haakte later ook trompettist Nico Schepers op deze kleine muzikale cel in. Improviseren is immers spelen én luisteren.
Voor de laatste stukken mocht het BJO dan uiteindelijk echt zwaar aan de bak. 'Sanctuary Park', 'Miss Etna' en 'Viva Caruso' gingen meer over het orkest dan over de gastsolist en lieten het indrukwekkende sectiespel van de band horen. Het voorlaatste stuk liet ook ruimte voor BJO-leider Frank Vaganée, die als solist op sopraansax de spreekwoordelijke puntjes op de i kwam zetten. Zijn Charlie Parker-warmte en swingende timing, gecombineerd met het vlotjes en speels kunnen uitvliegen, lieten hem opnieuw horen als de meest begenadigde solist van het hele orkest. Een orkest dat er op Gent Jazz wel in slaagde een verjaardagsfeestje te geven, de band en de gastsolist waardig. Deze recensie verscheen eerder op Kwadratuur.be Klik hier voor het fotoverslag van Gent Jazz 2013 door Cees van de Ven. |
|