Draai om je oren
Festivalverslag



home  
    
    
 

Gent Jazz Festival 2012 Dag 2

Een festivalverslag in woord (Paul van den Belt) en beeld (Cees van de Ven).
Vrijdag 6 juli 2012, De Bijloke, Gent.

Het programma van de tweede avond van Gent Jazz 2012 leek zorgvuldig samengesteld te zijn, concludeerde ik na afloop met tevredenheid. Grootste gemene deler van de vier concerten: intiem en persoonlijk. Dat dan toch de verschillen haast niet groter denkbaar zijn, stemt alleen maar gelukkig: jazz kent meer kleuren dan de regenboog.

Een Vlaamse band, Ifa Y Xango, beet het spits af. Jong talent, zeven man sterk, verdrong zich op het podium in een onconventionele opstelling. Meer achter dan naast elkaar, leek het wel, maar ja, je moet wat, zeker als je naast drie blazers en een bas nog een vleugel en twee maal slagwerk moet zien te schikken. De kwaliteit leed er in ieder geval niet onder.

Zoals ik vorig jaar volledig gevloerd werd door het eveneens Vlaamse Nathan Daems Quintet, zo werd ik nu door Ifa Y Xango (Brussel/Antwerpen) prettig door elkaar geschud. Het deugt, wat hier te lande wordt gecreëerd – ik sprak daar al eerder over in mijn recensie van 'Belgian Jazz 2011', een compilatie-cd met een keur aan jonge Belgische jazz-ensembles. De eigenheid van een Ifa Y Xango, het lef van een Nathan Daems Quintet: zulke muziek kun je alleen maken als je die diep vanuit jezelf haalt, en niet om je heen kijkt naar modes en trends, naar het spinrag van 'de traditie' en naar wat en vogue is in de VS.

Tja, en wat lees je dan allemaal over zo'n jonge-hondenband in het programma? 'Orkestrale soundscapes'... 'complexe ritmische structuren'... Oké, dan gooi ik er zelf ook nog wat labels tegenaan: esthetische avant-garde, romantiek, verstilling. En het mooie is, dat je er dan nóg niet bent. Want net als met de band van Nathan Daems moest je hier bij zijn, om te ervaren dat je deze artiesten, hoezeer je ook rondrent en schuift met al je hokjes, nergens in kunt vangen. Ik hoorde eerst en vooral muzikale essentie, ik hoorde hoe ernstig deze jonge musici hun kunst nemen en hoe belangrijk ze een goede performance voor het publiek vinden. Dat maakt het tot jazz, tot muziek in het hier en nu – een vlam, de hitte in je gezicht, wat rook die resteert, en wég is het weer...

Zangeres Gretchen Parlato zorgde, om in dezelfde metaforische omgeving te blijven, voor een smeulend haardvuur. Intensiteit, schijnbaar eeuwig aangehouden, nooit dovend of zelfs maar afzwakkend. Zoiets bereik je alleen met begenadigde musici in je kielzog. Een verpletterende begeleidingsband was het, met Taylor Eigsti op piano, Burniss Travis op contrabas/basgitaar en Kendrick Scott op drums. Muzikanten die stuk voor stuk weten wat geven en nemen is, en dan vooral: nooit te veel of te weinig. Toevoegen wat nodig is, weglaten wat anders ook maar éven ergens bovenop zou komen te liggen. Zodat er zelfs een duidelijke functie is voor Parlato's eigen hand clapping – of hoe moet je het noemen wat zij doet met haar handen? Werkelijk, álles verandert in haar handen in goud, zelfs de ingenieuze ritmes die ze creëert door haar handen... tja, schijnbaar alleen maar langs elkaar te vegen.

Parlato beleeft de realiteit hoogst sensitief en wat ze zo beleeft, maakt ze tot muziek. Zo creëert ze haar eigen muzikale taal – en als het nodig is vertaalt ze bestaande popsongs naar die eigen taal toe. Songs als 'Weak' en 'Holding Back The Years' winnen zo een slordige vijftig procent aan gevoeligheid en goede smaak. Met welke laatste term misschien ook meteen de grens van Parlato's muzikale rijk is aangegeven. Het is verdomd smaakvol, het is beheerst, uitgekristalliseerd en gehard als een diamant – en daarmee ook vrij statisch en eenvormig. Parlato's timbre wordt geroemd, maar het is maar een timbre. En zo klinkt zij in elk nummer ongeveer hetzelfde, en klinken concertopnames uit 2010 zo'n beetje hetzelfde als anno nu, te Gent. Daarmee is het dan toch meer popmuziek dan jazz, maar dan wel pop van subliem niveau.

Brad Mehldau zag ik eerder dit jaar al in het Bimhuis. Een bekende van me bezocht toen de hele trits aan avonden die hij daar afwerkte. Geen van de avonden, vertelde hij mij naderhand, toonde ook maar een moment gelijkenis met een van de andere. En ook ik zag nu een Mehldau die in een geheel ander vel stak dan aan het eind van de jongste winter. Met zijn trio werkte hij deze avond een hele reeks beproefde standards af – daarmee zijn laatste album 'Ode' voor de verandering maar eens vrijwel buiten beschouwing latend.

Maar ja, standards – er is niets standaard aan hoe Mehldau een standard speelt. Het aanvangsthema is deel van de boodschap, het wordt gespeeld met de liefde en concentratie waarmee de componist het ooit aan het papier heeft toevertrouwd. Zo wordt alles weer nieuw, en gaat het thema als een nieuwe vondst aan de éigen nieuwe vondsten van de pianist vooraf. Oneindig rijk aan klank en nuance kwam 'I Concentrate On You' opnieuw tot bloei, meerstemmig met de leidende stem onderaan – het vereist denken en structureren als een componist, en in Mehldau's geval kun je dan nog het beste aan Bach denken.

En - leuk! - er ging ook iets mis. Mehldau verwarde twee standards met elkaar (bekende hij even later ruiterlijk), maar werd gered door zijn bassist Larry Grenadier, die direct na de misstap zijn route aanpaste. Tja, Mehldau is wel eens verweten dat hij het soms allemaal iets te magnifiek en te virtuoos maakt, maar ik ben het daar niet mee eens. Mehldau neemt risico, stelt zichzelf op de proef en probeert nieuwe dingen uit. Zeker op deze avond deden enkele ongelooflijke hoogtepunten juist bij uitstek uitkomen dat Mehldau niet steeds op een piekniveau door het zwerk schiet. Wie er oor voor heeft, merkt hoe speels hij is, hoe afhankelijk hij is van zijn stemming, van de vorm van de dag. Daarmee is zijn muzikaliteit veel 'stoffelijker' dan die van een Keith Jarrett of een Herbie Hancock, bij wie echt nooit iets fout lijkt te gaan.

Toch trakteerde hij maar mooi op een onaardse apotheose met 'I Fall In Love Too Easily'. Rachmaninov had soms een extra notenbalk nodig, maar hier waren er vier nog niet genoeg geweest. En nee, dan nog verwijt ik Mehldau geen vertoon. Je verwijt een componist toch ook niets als hij iets voor een symfonieorkest schrijft?

Een levende legende besloot de avond: gitarist Jim Hall, bijgestaan door bassist Scott Colley. Twee heren maar, op zo'n groot podium, een gitaar, een bas. Over intiem gesproken. Maar een succes was het bezwaarlijk te noemen. Nee, op zich maakt het niet uit als je roestig van lijf en leden bent (zie Sonny Rollins), maar als de roest in je spel zit? Toen de eerste mensen vroegtijdig de zaal verlieten, schertste de 81-jarige gitarist: "Just two more hours – uh, no, one more number!" Humor kon hem gelukkig niet ontzegd worden. Technische afwerking en finesse helaas wel. Het tekent Gent Jazz en zijn bezoekers in positieve zin, dat bijna iedereen bleef zitten en hem met een gul applaus uitgeleide deed. Hall had zijn antwoord alweer klaar: hij stak vrolijk zijn wandelstok omhoog, die plotseling blauw oplichtte door een rij ledjes die er in bleek aangebracht. Op Gent Jazz kan het allemaal.

Klik hier voor het fotoverslag van de tweede dag van Gent Jazz 2012 door Cees van de Ven.