Draai om je oren Festivalverslag |
home |
||
|
Gent Jazz Festival 2012 Dag 1 Een festivalverslag in woord (Guy Peters) en beeld (Cees van de Ven).
De aftrap werd gegeven door het Igor Gehenot Trio. Nu ja, maak van die aftrap een voorzichtig duwtje, dat is iets dichter bij de waarheid. De 23-jarige pianist Gehenot won in 2011 de Sabam Jazz Award voor jong talent en mag als Luikenaar in de voetsporen treden van eminent jazzvolk als Bobby Jaspar, René Thomas en - iets recenter - Eric Legnini. Geen makkelijke opdracht, al leidt het geen twijfel dat Gehenot, die de microbe te pakken kreeg na het zien van 'Ray' (de biopic over Ray Charles) en na enkele jaren muziekschool er de brui aan gaf om als autodidact verder te gaan, een grote liefde voor zijn stiel heeft. Dat zorgt er misschien voor dat hij, ondanks een voorkeur voor ECM-pianisten, toch wel wat meer in de breedte kan gaan. Net als op zijn recent verschenen debuut 'Road Story' werd de pianist vergezeld door bassist Sam Gerstmans en alomtegenwoordige drummer Teun Verbruggen, die natuurlijk al grote sier maakte binnen een ander pianotrio en zich met sprekend gemak van zijn taak kweet, moeiteloos, maar vooral sierlijk dansend over cimbalen, met nu en dan een welgemikte roffel of abrupte uitval. Samen met Gerstmans zorgde hij voor een degelijke fond voor het gestroomlijnde spel van Gehenot. Die wist niet altijd de spanning erin te houden, want vooral de tragere songs bleven soms wat trappelen in een lyrische romantiek tussen een vluchtiger Jef Neve of Brad Mehldau. Wanneer de prikkels de bovenhand kregen, zoals in puike afsluiter 'Rude Awakening', dan ving je wél een glimp op van de mogelijkheden. Het valt dan ook te hopen dat Gehenot verder kan werken aan zijn eigen stem, misschien door die traditie iets meer de rug toe te keren, en een knappe carrière kan uitbouwen, die bij voorkeur wat langer aanhoudt dan die van Jaspar en Thomas.
Hij staat soms wel driftig heen en weer te wiebelen en de exotische invloeden zijn duidelijk merkbaar in de composities, maar de muziek blijft vaak erg gestileerd, op het droge af, met een ingehouden uitbundigheid die er op en top luistermuziek van maakt. Pianist Luis Perdomo, bassist Hans Glawischnig en drummer Henry Cole zijn daarbij een duidelijk op elkaar ingespeeld stel dat een solide ondergrond vormt voor Zenóns scherpe altsound en -stijl, die meer dan eens aan de kwikzilveren glibberigheid van Jackie McLean deed denken. En bij Zenón hoor je ook die onwaarschijnlijk snelle spurtjes, die met schijnbaar gemak afgevuurd worden. Het kwartet ging van start met een luchtige compositie van Rafael Hernández, maar pieken gebeurde daarna met het tweeluik 'Alma Adentro'/'Olas Y Arenas van Sylvia Rexach, dat aanvoelde als een gelaagde suite met een brede waaier aan stijlen en sferen, van minimalistische ingetogenheid tot expressievere jazz met meer punch en strak uitgevoerde thema's, waarbij Zenón zich ook vaak terugtrok om het trio te laten schitteren. Nochtans kon het niet voorkomen dat het concert gaandeweg zijn focus leek te verliezen met een gepolijste esthetiek die appelleerde aan lichaam, maar vooral hoofd, en na een tijdje kabbelde zonder al te veel impact. Jammer, want de toewijding van het kwartet stond nooit ter sprake.
Van meet af aan stond 's mans aanzienlijke passie en virtuoze controle centraal. Hij is het typevoorbeeld van een muzikant die vergroeid is met zijn instrument, waarbij de vingers vliegensvlug over de snaren sprintten, de vingernagels fungeerden als plectrums en de klankkast gebruikt werd als percussieve kadering. Ook viel op hoe uniek die flamencotraditie eigenlijk wel is, en hoe ver ze van onze volksmuziek staat. De songstructuren zijn vaak enorm complex, met voortdurende wendingen die om de hoek loeren en melodieën die blijven ontglippen. En toch werkt dat, omdat het muziek is die tegelijkertijd met een immense concentratie en intensiteit gebracht wordt, wat dan ook zorgde voor de nodige extatische reacties in de tent. Net als bij Al Di Meola werd er ook geëxperimenteerd met bezettingen, waarbij eerst een percussionist en drie zangers zich bij de artiest voegden. En het stak ineens vol met dramatische vocale uithalen, gebracht door venten met hese stemmen, die de vuisten balden en emotie uit hun strot persten op leven en dood. Indrukwekkend. Uiteindelijk zou het gezelschap nog vervoegd worden door een tweede gitarist, elektrisch bassist en een toetsenist/harmonicaspeler. Die laatste leek even goed op weg om het boeltje te verpesten met wansmakelijke synthklanken, maar die waren gelukkig slechts van korte duur. Op harmonica kwam hij heel wat sterker voor de dag, de snelheid van de Lucía hernemend en zelfs met een knikje richting Thielemans' 'Bluesette' (meer uitzinnige reacties).
Deze recensie verscheen eerder op Enola.be Klik hier voor het fotoverslag van de eerste dag van Gent Jazz 2012 door Cees van de Ven. |
|