Draai om je oren
Festivalverslag



home  
    
    
 

Gent Jazz Festival 2011 Dag 2

Een festivalverslag in woord (Paul van den Belt) en beeld (Cees van de Ven).
Vrijdag 8 juli 2011, De Bijloke, Gent.

Gent Jazz speelt zich af in en rond een grote tent op een ruim bemeten grasveld. Wie wil blijven genieten van het zonnetje, kan buiten de tent op een groot scherm het concert volgen dat binnen plaatsvindt. Daartoe besloot ik bij het Quartet Dal Cuore, dat het eerste concert van de tweede dag verzorgde. Het festival was nog net niet bezig te verregenen en dat half uurtje dat de zon zich tevoorschijn waagde, wilde ik niet missen.

Maar zo ging het ook heel best. In zekere zin nog beter dan binnen, want de grote beeldschermen aan weerszijden van het podium – daar overigens om begrijpelijke redenen geplaatst – kunnen je danig afleiden van de muziek. Het is alsof je naar een concert wil luisteren, maar je ogen maar niet kunt afhouden van een televisieprogramma dat tegelijkertijd bezig is. Nee, wat dat aangaat, lijkt jazz mij nog altijd het best gebaat bij een grote mate aan intimiteit, dus bij voorkeur een klein podium met een stuk of honderd stoelen (R.I.P., good old SJU).

Het concert van het Quartet del Cuore leek een extraatje in de programmering van Gent Jazz. In feite was het een veredelde workshoppresentatie van een viertal studenten van het Gentse conservatorium. Twee maanden terug hadden zij zich met docent/bassist Paolo Ghetti een paar dagen lang verdiept in de bewerking van een aantal standards en eigen stukken. Het resultaat was heel behoorlijk, in het bijzonder de uitsmijter 'Cherokee', waarbij ook de leermeester meedeed, maar het geheel deed pril en onzeker aan.

Het deed mij denken aan de soortgelijke verrichtingen van conservatoriumstudenten in mijn woonplaats Utrecht. Zij lijken tegen hetzelfde probleem aan te lopen, waar ik hun docenten voor verantwoordelijk acht. Het lijkt alsof jonge jazzmusici weinig of niets wordt bijgebracht van de beleving van wat ze spelen, en daarmee van het overbrengen daarvan op de toehoorders.

Persoonlijk lijkt het me te makkelijk om te zeggen: dat komt wel met de jaren. Feit is dat behoorlijk wat afgestudeerden nog altijd podiumvrees lijken te hebben, of in ieder geval weinig moeten hebben van wat ze zelf op het podium staan te doen. Hoe kan dat? En kan dat zomaar? Jazz is geen exacte wetenschap, maar een kunstvorm, net als klassieke muziek en toneel. Een jonge acteur in wording moet het publiek willen opvreten. Een jong klassiek musicus moet het publiek willen inpakken met de schoonheid van de muziek die hij of zij heeft leren spelen. Waarom zou die overtuiging níet hoeven toe te behoren aan een jonge jazzmusicus? Kennelijk is gedurende al die studiejaren het accent op musiceren met het hoofd gelegd, en is het hart stiefmoederlijk behandeld. Meer blues spelen, zou ik zeggen, en minder 'Giant Steps'.

Om 18.30 uur trapte het Al Foster/George Mraz Quartet af voor een hommage aan saxofonist Joe Henderson. Hier stond zo'n beetje een all-star band, want ook pianist Fred Hersch, net als Foster en Mraz ooit muziekmaatje van Henderson, maakte zijn opwachting. Het kwartet werd gecompleteerd door saxofonist El Degibri, die meer dan goed meekwam met de rest.

Het hommage-aspect speelde voor mij, eerlijk gezegd, niet zo'n grote rol. Met Henderson heb ik niet veel, maar een grote liefde voor deze man leek me ook niet nodig om het concert te kunnen appreciëren. Wat vooral indruk maakte op mij, was de ingetogen, persoonlijke wijze waarop muziek werd gemaakt. Geen muziek à la Henderson, maar muziek aan Henderson, daar ergens boven.

Met name Fred Hersch liet hem en ons horen wat hij de laatste jaren zoal heeft bijgeleerd. Improvisaties met een Bach-achtige, fugatische signatuur, zonder Jacques Loussier-bijwerkingen. Hersch, goed voor over de twintig albums en een rijk, heterogeen oeuvre, is absoluut een pianist van wereldklasse.

Het Dave Holland Quintet leek met een heel andere doelstelling uit de startblokken te schieten. De woorden van de aankondiger werden van meet af aan bevestigd: Holland is een topbassist die zich graag omgeeft met topsolisten. Chris Potter, Robin Eubanks, Steve Nelson en Nate Smith waren stuk voor stuk goed voor virtuoze solo's, zodat het vanaf het podium weergalmde van de rake notenreeksen.

Had ik de vorige avond op Portal cum suis nog het stempel 'knap' geplakt, dít concert ging voor mij hard de richting op van 'knap vervelend'. Geen moment van rust werd de luisteraar gegund; elk nummer werd gevuld met de krachtpatserij die veel mensen, mits behept met een neiging tot generaliseren, doet weglopen voor jazz. Natuurlijk genereert een band als die van Holland ook zijn eigen doelgroep: het soort mensen dat wil bewonderen en aanbidden, en daartoe onbewust het menselijk vernuft boven de muziek zelf stelt.

Persoonlijk krijg ik simpelweg geen lucht als ik dit soort muziek hoor. Voor mij is het een taal zonder punten, alinea's of een verlossende witte pagina tussen twee hoofdstukken. De muziek van het Dave Holland Quintet kent geen bergen of dalen; het is een hoge, smalle dijk, waar de bandleden met starre blik overheen lopen. Ook onderling lijkt er, muzikaal gezien, geen blik gewisseld te worden. Ironisch genoeg heette een van de gespeelde composities van trombonist Eubanks 'The Sum Of All Parts'.

Tja, dacht ik, het probleem met deze muziek is nu juist dat het geheel nooit meer is dan de som der delen. Iedere solist levert zijn individuele bijdrage af en that's it. Aktetasje dicht, loontje opstrijken en naar huis. O, en alles even superieur, hoor. Geen foute noot gehoord, geen moment van twijfel of onwetendheid. Maar dat is nu juist het probleem. In de muziek van het Dave Holland Quintet lijkt nooit iemand iets te zoeken, omdat alles al gevonden is.

Hetzelfde gold, helaas, ook voor de uitsmijter van de avond, gitarist Al Di Meola. Maar ja, wat wil je ook. Je kunt zijn muziek bezwaarlijk tot de jazz rekenen. Hier betreft het eerder een programmeringsfout van Gent Jazz, wellicht bewust gemaakt om de zaal vol te krijgen. Zeg maar het North Sea Jazz-effect (hoezo 'Jazz'?).

Hypermuzikaal was het allemaal wel, moet ik voorop stellen. Het is alleen het soort muzikaliteit waar ik zelf nu eenmaal weinig mee heb. Alle risico's zijn met succes uitgeband, de nadruk ligt op knap en op de rol van het publiek met oooh's en aaah's en klaterend applaus. Om die rol te vergemakkelijken, eindigen vrijwel alle nummers met een hard, kort eindakkoord, zodat zelfs in de timing van het applaus niets aan het toeval werd overgelaten.

Typerend voor deze gebedsdienstversie van muziek – de artiest als godje boven de muziek, de aanbidders eronder – vond ik ook de met sommige thema's meezingende accordeonist, Fausto Beccalossi. Een twijfelachtige vorm van esthetiek, om met gezang de schoonheid van wat je zelf doet, te bevestigen en te benadrukken.

Tja, zoals een goede vriend van mij altijd zegt: als je over één ding kunt twisten, is het wel smaak. Dat beseffen de programmeerders van Gent Jazz kennelijk ook heel goed. En dus biedt het festival nu eens spekje naar je bekje, en de andere keer een gerecht dat je met de beste wil van de wereld niet door je keel kunt krijgen. Afijn, van zo'n sympathiek festival wil ik heel wat slikken. Het blijft met de Belgen, al met al, heel goed mosselen eten.

Klik hier voor het fotoverslag van de tweede dag van Gent Jazz 2011 door Cees van de Ven.