Draai om je oren
Festivalverslag



home  
    
    
 

Gent Jazz Festival 2011 Dag 1

Een festivalverslag in woord (Paul van den Belt) en beeld (Cees van de Ven).
Donderdag 7 juli 2011, De Bijloke, Gent.

Om te beginnen met een bekentenis: North Sea is nooit zo mijn ding geweest. Een keer of vijf heb ik het festival bezocht, terwijl ik het misschien bij één keer had moeten laten. Miles Davis toen gezien, die eerste keer, Joe Pass, Jackie Mclean, nou, wat wil je nog meer. Ik kwam er lekker gaar, maar voldaan van terug. Wat veel, wat een sfeer, wat een evenement! De keren daarop kreeg ik toenemende last van l'embarras du choix: het is te veel, en ik wist nooit helemaal waar ik het zoeken moest. Zat ik bij Dave Douglas, dacht ik: oké, mooi, maar nu begint in de Rembrandtzaal het concert van Randy Weston. Mijn geest raakte gespleten, mijn achterwerk beurs van het vele op de grond zitten. En kon je in Den Haag met vrienden nog wel opsplitsen in het vertrouwen dat je ze later op de avond wel weer tegenkwam, in Rotterdam vond je nooit meer iemand terug.

In België ben ik geestelijk en lichamelijk weer helemaal mens geworden. Drie jaar terug bij Jazz Middelheim zette het genezingsproces in, en tijdens Gent Jazz dit jaar raakte ik er weer helemaal bovenop. Wat een rust, wat een zen, wat een muziek! Drie à vier concerten per avond, achter elkaar, in één open tent. Lekkere stoeltjes, goed zicht en een vriendelijk sfeertje. In de ruime pauzes uitgebreid nakaarten over het aanhoorde, en verrukkelijk dwaze vergelijkingen maken tussen de onvergelijkbare artiesten die in de loop van de avond het podium bevolken. Maar ssst, laat ik niet te veel reclame maken. Ik wil het gevoel blijven houden dat ik de enige Nederlander ben tussen honderden vriendelijke Vlamingen, die opmerkelijk zwijgzaam al het genietbare genieten en zich in de pauze keuvelend tegoed doen aan een zak patattekes of een schaal mosselen met een wit wijntje erbij.

Die eerste special night – ongetwijfeld zo gedoopt omdat Sonny Rollins de avond zou afsluiten – werd geopend door het jonge, Vlaamse Nathan Daems Quintet. Stuwende kracht achter dit ensemble lijkt niet uitsluitend de saxofonist aan wie de groep zijn naam dankt; minstens zo prominent aanwezig, zowel in zijn spel als in de geleverde composities, is pianist Fulco Ottervanger. Hoe het ook zij, ik had het gevoel dat ik op dit sympathieke festival meteen met mijn neus in de boter viel. Een zinderend concert met alles wat in jazzmuziek bij uitstek mogelijk is: ontroering, verrassing, communicatie, manifestatie van de menselijke fantasie. En dat alles gebracht met een kinderlijke argeloosheid die, tja, eigenlijk elke jazzmusicus zou moeten kenmerken. Typerend waren de goedmoedige inleidinkjes van Daems, zoals: "Een walske, om u op uw gemak te stellen."

Volgens eigen zeggen brengt dit kwintet jazzmuziek met zigeuner- en Arabische invloeden. Ach, een etiketje haal je ook altijd eerst van een appel voordat je hem opeet. Wat mij betreft bracht het Nathan Daems Quintet totaalmuziek. In elk nummer werd een nieuwe kosmos ontvouwd, soms volstrekt harmonieus, soms wrang, maar altijd organisch en doorwrocht. Prachtig was het verbond tussen het gitaarspel van Bart Vervaeck en het toetsenwerk van Ottervanger. Geen van beiden dwong voorrang af, samen zochten en vonden ze verrassende samenklanken en een bijna tastbare atmosfeer. Belangrijk daarbij was ook Ottervangers gebruik van elektronica (vermoedelijk een Nord Electro), die uiterst muzikaal werd ingezet. Dat wil zeggen: geen neurotisch gepiel en effectbejag, maar doelmatig ciseleerwerk dat de muziek van het kwintet wezenlijk verrijkte.

Kortom, het kwintet van Nathan Daems was een openbaring. Natuurlijk dook ik na het concert meteen de cd-tent in om hun verzameld werk aan te schaffen. "Sorry, er is nog geen cd," kreeg ik te horen, "maar hij komt eraan, hoor!" En opnieuw was ik ontroerd. Juist door het feit dat de groep er nog niet aan toe was gekomen om hun muziek voor eens en altijd vast te leggen. Kan het argelozer?

Na de eerste pauze was het de beurt aan de gevestigde orde. Michel Portal sloeg toe met een ijzersterk kwintet om de geboorte van zijn jongste album 'Bailador' te vieren. Van de vier jongeren die de saxofonist/klarinettist met het doorgroefde gelaat mee had genomen, vielen mij vooral trompetteist Ambroise Akinmusire en pianist Bojan Z op. Eerstgenoemde had ik al eens gezien, ik weet alleen niet meer waar en met wie, maar in ieder geval toen ook als ver vooruitgeschoven troef – en met recht. Bojan Z trof mij met zijn zangrijke toucher en een toon die zo rond was als zijn kale schedel.

Het eerste nummer sloeg in als een bom. Hoe moet je het noemen? Intellectuele funk? In ieder geval bereikte het ensemble meteen een grote intensiteit in hermetisch samenspel en vlammende solo's. Deze intensiteit werd verder ook niet meer losgelaten. Hier opereerde een hecht ensemble binnen een liefdevolle chemie, die, dankzij de grote beeldschermen aan weerszijden van het podium, ook waarneembaar was in de blikken die de leider en zijn bandleden wisselden. Naarmate het concert vorderde, vond ik de verrichtingen overigens eerder knap dan hartveroverend.

De man van de slotact van die avond hoefde sowieso geen harten meer te veroveren. En het mooie van Sonny Rollins is dat hij dat niet wil weten. Elk hart, elk moment, elke noot wil hij telkens opnieuw veroveren, en daarmee is hij hét levende symbool van de jazz. Muziek maken alsof je leven ervan afhangt. Spelen met bonzend hart tot je geen stap meer kunt verzetten. Over kinderlijke argeloosheid gesproken. Na het eerste nummer verkondigde de tachtigjarige enthousiast dat het a new composition was, en dat het volgende dat eveneens was. Oké, je strompelt misschien meer over het podium dan dat je loopt, maar het leven gaat gewoon door en je hebt weer een nieuw stukje gemaakt.

Rollins beschikte naast zijn bijna lifelong bassist Bob Cranshaw over enkele jongere krachten, die hun meester met volledige toewijding volgden. Gelukkig dus geen puberale ego-trippers, zoals sommige oude jazzmeesters wel eens mee op tournee nemen, met als motto 'Geef de jeugd een kans'. Aan het hoofd van de begeleidingsgroep stond de al niet meer heel jonge Peter Bernstein, een gitarist die even rijk met goede smaak is toebedeeld als met talent. Hij leek de katalysator die een onwrikbare balans garandeerde tussen de tomeloze Rollins en de rest van de band. Funky deuntjes, een ballad, een medium-swing en de onvermijdelijke calypso's passeerden de revue. Het was één vrolijke optocht, wat meer een realiteit was dan een metafoor, want de oude meester, die in bloedvorm en een ruim wit gewaad stak, legde heel wat meters af op het ruime podium. Na afloop zwaaide hij uitgebreid, zoals het een goede Sinterklaas betaamt. En ook dat is, gezien Rollins witte baard, nauwelijks beeldspraak. Alleen de mijter ontbrak nog.

Een geslaagde avond, to put it mildly. Voor sommigen aanwezig misschien wel de avond van hun leven. Rollins zien, en dan... snel naar huis en Rollins draaien!

Klik hier voor het fotoverslag van de eerste dag van Gent Jazz 2011 door Cees van de Ven.