Draai om je oren
Festivalverslag



home  
    
    
 

Geslaagd Doek Festival ontkomen aan subsidiekaalslag

Een festivalverslag in woord (Jacques Los) en beeld (Maarten Jan Rieder).

Amsterdam is nog steeds het episch centrum van de hedendaagse impro-scene. Ondanks de subsidiekaalslag op veel jazzensembles en organisaties is Stichting dOeK de dans ontsprongen. Begin mei kon het dan ook de elfde editie van het Doek Festival organiseren.

Hoogtepunten waren de twee avonden (4 en 5 mei) waarin de fine fleur van die scene in het Bimhuis concerteerde. Van de zes formaties die acte de présence gaven, waren er slechts twee die gebruik maakten van uitgeschreven partijen. De overigen musiceerden en improviseerden in de vrije traditie van de avant-garde jazz uit de eerste jaren.

Het Monitor Trio met Cor Fuhler, Tristan Honsinger en Michael Moore op de eerste avond en de grote formatie Available Jelly, de tweede avond, lazen de muzieknoten. Uiteraard bleef er zeer veel ruimte voor individuele en collectieve improvisaties. De muziek van het Monitor Trio kan gekenmerkt worden als intensieve, ingetogen kamerjazzmuziek met sterke reminiscenties aan de hedendaags gecomponeerde muziek. Bewust chaotische, atonale collectieve klankuitbarstingen werden niet geschuwd. Spil in het trio was de oude rot in het vak cellist Honsinger, die zichzelf met enthousiaste en uitbundige vocalen solistisch opzweepte.

Het duo van sopraansaxofonist Theo Loevendie en bassist Arjen Gorter interpreteerde – uit het hoofd – de standard 'Darn That Dream' en een drietal composities van Loevendie, onder andere 'Finch Eye' en 'De Librije'. Inmiddels heeft levende legende Loevendie de respectabele leeftijd van 82 bereikt. Het was goed hem weer eens op het podium te zien en te horen. Het spreekt voor zich dat hij wat aan vitaliteit heeft moeten prijsgeven. Zijn uithoudingsvermogen en embouchure zijn toch enigszins achteruit gegaan. In het afsluitende 'Finch Eye' kroop hij achter de vleugel en voltooide met spaarzame, goed geplaatste Monkeriaanse noten zijn bijzondere bijdrage aan het festival.

Met een overdonderende, energieke set werd de eerste dag door Dikeman/Kugel/Van der Weide met Roy Campbell en Peter Jacquemijn afgesloten. De free jazz van de jaren zeventig, met epigonen als Peter Brötzmann, Frank Wright, Charles Gayle, Frank Lowe, David S. Ware en Albert Ayler, wordt eigenlijk nog nauwelijks als zodanig uitgevoerd. Dankzij tenorsaxofonist John Dikeman beleefde deze jazzvorm een ongekende herrijzenis. Dikeman is de reďncarnatie van de hiervoor genoemde matadoren van de ruige free-jazz periode. Hij heeft een keihard, donker geluid en weet alle registers van de sax te benutten. Het vijftal produceerde een gezamenlijk kakofonisch oergeluid dat slechts, ongeveer in het midden van de set, werd onderbroken door serene, zachte klanken en Tibetaanse boventonen-gezang door bassist Peter Jacquemyn.

Op de tweede avond waren pianist Oscar Jan Hoogland en drummer Han Bennink zowel voor als na de pauze aan bod. Ze speelden twee korte sets, waarin vooral Bennink op dreef was en al zijn komische fratsen uit de kast haalde.

De grote formatie SKEIN - het trio Kaufmann/Gratkowski/DeJoode aangevuld met celliste Okkyung Lee, drummer Tony Buck en Richard Barrett op elektronica - speelde een totaal geďmproviseerde set, waarin het collectieve klankenpalet de leidraad vormde. Solistische uitspattingen waren beperkt. De interactie was fenomenaal. Vanaf pianissimo naar driemaal forte en dat een paar keer heen en weer werd er in gezamenlijkheid geďmproviseerd. Verbluffende soundscapes werden gecreëerd door beide strijkers: De Joode op bas en Lee op cello. De verrassende elektronische effecten van Barrett en het voortreffelijke en zeer gevarieerde percussiewerk van Buck accentueerden dit inspirerende optreden.

Het klapstuk van het festival was het sprankelende optreden van de Available Jelly Big Band. De muziekstandaards werden op het podium gezet en voorzien van uitstekende arrangementen. Available Jelly bestaat uit trompettist Eric Boeren, saxofonisten Michael Moore en Tobias Delius, trombonist Wolter Wierbos, bassist Wilbert De Joode en slagwerker Michael Vatcher. De groep werd deze avond aangevuld met een viertal Zweden: trompettist Thomas Johannson, trombonist Mats Áleklint, bassist Jan Rune Strřm en drummer Tollef Řstvan. De twee bassisten zorgden voor een vet klinkende en stuwende ondergrond en vooral Vatcher – als van hem bekend – stimuleerde en varieerde uitermate muzikaal en subtiel. De thema's behelsden vrolijke fanfaredeunen, adembenemende ballads, bigbandswing-interpretaties en collectieve improfragmenten. Er werd adequaat gesoleerd, waarbij, zonder de anderen tekort te doen, in het bijzonder het robuuste geluid en de solo's van trombonist Áleklint in het oor sprongen.

Deze twee avonden gaven een goed beeld van de stand van zaken van de huidige Amsterdamse impro-scene. Goddank is dOeK aan de kaalslag ontkomen. Voor hoelang nog?