Draai om je oren
Artikel



home  
    
    
 

Zappa en de jazz: een moeilijke verhouding

Frank Zappa was een man van tegenstellingen. Ook zijn houding ten opzichte van jazz was verre van eenduidig: 'Hot Rats' geldt nog altijd als één van de eerste fusion-albums, maar even graag maakte hij het hele genre belachelijk. Een reeks postuum uitgebrachte releases werpt meer licht op Zappa's ambivalente houding jegens jazz.

door Eric van Rees, november 2009

Frank Zappa zag zichzelf vooral als componist, die geld verdiende als rockmuzikant, gitarist en bandleider. Met plaatopnames financierde hij zijn eigen muziek- en filmprojecten, die niet zelden megalomaan van opzet waren. Tegenover elk gerealiseerd project staan nog veel meer niet-gerealiseerde projecten en geluidsdragers. Sinds 2003 is er een stroom postuum uitgebrachte releases op gang gekomen, na een stilte van bijna tien jaar na de dood van Zappa in 1993.

Jazz is een belangrijk element in veel van Zappa's projecten, maar de verhouding tussen beide is niet eenduidig. Gedurende zijn carrière huurde Zappa tientallen jazzmuzikanten in die zijn muzikale ideeën konden verwezenlijken. Behalve noten lezen moesten muzikanten kunnen improviseren, en niet alleen op hun instrument; ze moesten op commando acteren of zingen. De nadruk lag op entertainment, met als doel het publiek bij de les te houden bij de complexe muziek, die daardoor helaas vaak ondersneeuwde.

Wie de imposante catalogus van Zappa er eens op naslaat, kan constateren dat veel muziek nog even fris klinkt als op de dag van het verschijnen. Platen als 'Hot Rats', 'Waka Jawaka' en 'Grand Wazoo' zijn imposante werken die Zappa op zijn best laten horen, niet alleen als componist, maar ook als muzikant. Met name dat laatste is nog altijd punt van discussie, die door Zappa zelf de wereld is uitgeholpen door te stellen dat hij niet voor zijn eigen bandaudities zou slagen. Zappa gaf niet al te hoog op over zijn improvisatietalent, wat hem er niet van weerhield cd-boxen uit te geven met zijn eigen gitaarsolo's.

Nu was Zappa ook geen persoon die netjes geëffende paden bewandelde door een formele muziekopleiding te volgen. Trots vertelde hij een self-taught composer te zijn, en hetzelfde geldt voor zijn gitaaropleiding. In zijn autobiografie 'The Real Frank Zappa Book' valt hij de georganiseerde jazzwereld aan met zijn conservatoria, die niet verder kijken dan de standards die gekenmerkt worden door 2-5-1 verbindingen, volgens Zappa een weinig progressieve akkoordenprogressie. Als muzikant koos Zappa ervoor niet te studeren voor jazzmuzikant, maar voor een modale benadering te kiezen. Dat verklaart waarom zijn muziek niet in de jazztraditie past en geen onderdeel uitmaakt van het jazzcanon. In bredere context zijn er wel veel raakvlakken, maar Zappa zag zichzelf toch vooral als componist, minder als muzikant. En dan wel graag als klassiek componist. Zo wilde hij ook graag herinnerd worden, wat waarschijnlijk verklaart waarom veel muziek (waaronder serieuze jazzprojecten als 'Wazoo') nooit het licht zagen tijdens zijn leven. Zappa's luisterinteresses beperkten zich tot radicale vernieuwers als Eric Dolphy en Cecil Taylor, die een hele andere benadering volgden dan wat gangbaar was in de jazz.

Ornette Coleman
Free jazz was een beweging die in de jaren zestig progressief was en afweek van de norm. Zappa was in die tijd bijzonder geïnteresseerd in free jazz, wat vooral te horen is op 'Weasels Ripped My Flesh', die de eerste Mothers-incarnatie op zijn radicaalst en lelijkst toont. Atonaliteit, groepsimprovisaties, dada: alles kan. Maar waar het theatrale element telkens weer terugkeerde in Zappa's latere werk, gebeurde dat met free jazz nauwelijks, of het moest zijn in de atonale, maar steriel klinkende Synclavier-platen halverwege de jaren tachtig, zoals 'Jazz From Hell'. Een belangrijk element in het groepsgeluid in de jaren zestig was multi-instrumentalist Ian Underwood, die bij Ornette Coleman speelde. Hij is het die het album 'Hot Rats' zo karakteristiek laat klinken wat betreft blaas- en toetsenarrangementen, en niet Zappa zelf, die – totaal tegengesteld aan zijn oeuvre - een stapje terug doet wat betreft aanwezigheid.

Free jazz is ook te horen op de postuum uitgebrachte cd-box 'Lumpy Money', een rare box, die laat horen waar Zappa mee bezig was in 1967. Dat was enerzijds met de lp 'We’re Only In It For The Money' en anderzijds met een groot orkestwerk, dat in verknipte vorm zou belanden op 'Lumpy Gravy'. De box is raar, omdat de eerste lp muziek met The Mothers Of Invention bevat, die eigenlijk los staat van het orkest dat op 'Lumpy Gravy' is te horen. Maar daar dacht Zappa zelf dus duidelijk anders over. Het meest interessant is cd 3 van de box, die grotendeels bestaat uit outtakes van de opnames met orkest. De cd opent met een 25 minuten lang stuk, getiteld 'How Did That Get In Here?', waar het orkest zich stukbijt op Zappa-nummers als 'Oh No', 'King Kong' en 'Help I’m A Rock', allemaal nummers die ook door Zappa's vaste begeleidingsband zijn opgenomen. Zappa dwong de orkestleden te improviseren en hun grenzen op te zoeken. Zappa plakte de meest memorabele momenten aan elkaar en het resultaat is prachtig, zij het wat gedateerd (het past perfect in de jaren-zestig traditie van de anything goes-mentaliteit van free jazz).

Kritiek
Behalve de verschijningsvorm en opleidingen, bekritiseerde Zappa de jazzwereld zelf. In de eerder genoemde autobiografie haalt Zappa herinneringen op over een schrijnende tournee met onder anderen Duke Ellington. Aan de authenticiteit van de feiten wordt getwijfeld, maar duidelijk is dat Zappa niets moest hebben van de jazzpodia en –boekers. In dit licht is het aardig de band 'Hot Rats' te noemen, een band met een aantal muzikanten die ook op de gelijknamige lp zijn te horen, die een aantal concerten gaf, maar al snel werd opgeheven, omdat het publiek niet was geïnteresseerd in instrumentale rock-jazz. De combinatie sloeg wél aan toen Zappa zang toevoegde in zijn waarschijnlijk meest karakteristieke band ten tijde van de lp 'Roxy And Elsewhere'. Deze band verenigde alles wat Zappa zo wenste in muzikanten tot een unieke band, die later niet meer is geëvenaard, door sterke persoonlijkheden als Napoleon Murphy Brock, George Duke, gecombineerd met louter stermuzikanten. De erven Zappa lijken zich dit ook te beseffen; niet voor niets wordt aan een cd-box gewerkt met opnames uit deze periode.

Zappa's kritiek op de jazzwereld was, net als zijn houding jegens jazz in het algemeen, niet eenduidig. Jazz, in de vorm van een bigband, gaf hem een platform om te experimenteren met complexe hoornpartijen en groepsimprovisaties. Een kostbare en weinig commerciële onderneming, namelijk twee tournees met een bigband, leverde een studio-opname op ('The Grand Wazoo') en twee postuum uitgebrachte releases: 'Imaginary Diseases' en 'Wazoo'. Met name de laatste is interessant, omdat deze grote bezetting laat horen wat Zappa met een grote bezetting wilde, begin jaren zeventig. Dat ze nooit door Zappa zelf zijn uitgebracht, is weinig verrassend. Zappa besloot tot een radicale breuk met zijn verleden door een meer toegankelijk geluid te kiezen dat aansloot bij een breder publiek, met meer aandacht voor zang en kortere tracks, zoals te horen is op de lp's 'Apostrophe' en 'Overnite Sensation'. Bovendien klinken de opnames verre van ideaal: een combinatie van slechte akoestiek en opnametechnieken.

Een uitgebreide blazerssectie maakte onderdeel uit van de laatste Zappa-toernee in 1988. Deze is uitgebreid gedocumenteerd op cd - en niet alleen omdat Zappa financieel moest toeleggen toen de tournee abrupt werd afgebroken. Op 'Make A Jazz Noise Here' worden scattende jazzmuzikanten belachelijk gemaakt, terwijl de muziek evengoed als een ode aan de grote bigbands van Duke Ellington kan worden gezien. Het is deze tegenspraak die Zappa overal toepaste en die zijn muziek lastig laat omschrijven, omdat ze nooit op zichzelf staat, maar altijd evenzeer een reactie is op dat wat gangbaar is. Dat maakt veel van de muziek ook minder houdbaar, omdat naarmate de tijd verstrijkt de context minder tastbaar is. Wie er niet bij was, snapt niet waar men zich toen zo druk over maakte. Hetzelfde euvel geldt bijvoorbeeld ook voor punk, een genre dat – ironisch genoeg - ook belachelijk is gemaakt door Zappa.

Vernieuwend
Vernieuwend was Zappa vooral eind jaren zestig. De lp 'Hot Rats' wordt gezien als één van de eerste fusion-lp's, en terecht. Dat komt deels omdat Zappa zich altijd verwant heeft gevoeld met datgene waaruit de jazz is voortgekomen: de blues. Het nummer 'Willie The Pimp', een ode aan smerige, vuile blues waar Zappa zo van hield, is geen vreemde combinatie met meer progressieve West Coast jazz in 'Son Of Mr. Green Genes' of 'Peaches En Regalia', die meer gemeen hebben met bijvoorbeeld Don Ellis.

Muzikaal gezien bleef Zappa altijd trouw aan de blues, zeker als gitarist. Maar als het even kon, soleerde Zappa over twee, of slechts één enkel akkoord (de blues telt er minstens drie). Hoe minder, hoe beter. Het gaf Zappa een basis om polyritmische verkenningen te doen, al dan niet in combinatie met de begeleidende drummer (niet voor niets is Zappa begonnen als drummer). De meest verbluffende resultaten hiervan staan op de cd-box 'Shut Up And Play Your Guitar', waar drummer Vinnie Coluiata zich kan meten met Zappa's onophoudelijke stroom aan ritmische variaties. Zappa's inspiratie voor dergelijke ritmische improvisatie komt voort uit zijn interesse voor Indische of Irakese muziek, waar de nadruk minder ligt op harmonische versierselen waar de jazz in uitblinkt ("toeters en bellen" noemde Zappa de akkoordenverfraaiingen van jazz-standards). Maar uiteindelijk zag Zappa in dat ook hier grenzen lagen; liefhebbers van dit soort muziek waren er nauwelijks, het grote publiek was niet geïnteresseerd in uitdagende, nieuwe muziek. Commercieel was deze muziek niet levensvatbaar.

Teleurgesteld in de muziekindustrie legde Zappa zich tot zijn dood toe aan het uitbrengen van compilaties van live-opnames uit zijn immense archief, een initiatief dat uiteindelijk een vervolg heeft gekregen. Op de kwaliteit van deze postume releases is veel aan te merken, maar er is ook veel moois onder de zon. Speciale vermelding verdienen de integrale concertopnames van 'FZ:OZ' en 'Buffalo'. Hoewel op beide albums de nadruk duidelijk op de zang ligt, zijn er veel interessante improvisaties en experimenten te horen, die duidelijk maken dat Zappa zijn publiek niet alleen wilde entertainen, maar ook wilde uitdagen, zeker muzikaal gezien.

Wazoo
Wat dat betreft is het eerder genoemde 'Wazoo' een atypische Zappa-release. Zappa speelt nauwelijks gitaar, maar laat de band het werk doen in lange stukken, met veel improvisatie. Wat opvalt, is dat Zappa niet of nauwelijks geïnteresseerd lijkt in ingewikkelde akkoordenschema's tijdens solo's, maar het zo simpel mogelijk houdt, in tegenstelling tot de complexe harmonieën en arrangementen. Het blijft gissen wat Zappa nu wilde met deze band, die maar een kort leven beschoren was. Maar de muzikale lijn werd doorgetrokken in een kleinere bezetting, die ook nauwelijks gedocumenteerd is op cd, althans niet in instrumentale vorm. De band, met onder anderen violist Jean-Luc Ponty, trombonist Bruce Fowler en bassist Ralph Fowler, toerde met complex materiaal, dat later in aangepaste vorm zou verschijnen op een aantal lp's, maar eerst live werd uitgeprobeerd. Op YouTube staat een prachtig filmpje van een soundcheck in Sydney, waar een instrumentale versie van '50-50' wordt gespeeld. George Duke omschreef de muziek als 'funk-fusion' en dat klopt, zeker toen Duke zelf nog bij Zappa speelde.

Volgens zoon Dweezil Zappa maakte Zappa senior in de jaren zeventig zijn grootste muzikale groei door. Daar valt veel voor te zeggen; Zappa nam veel jazz-georiënteerd werk op en had de beste muzikanten uit de jazzscene van die tijd in zijn livebands. Vreemd genoeg is dat de periode waarin ook veel projecten niet zijn uitgebracht op cd, of slechts gedeeltelijk. Een voorbeeld hiervan zijn de opnames die deels zijn opgebracht op de cd 'Orchestral Favorites', een weerslag van een serie concerten in Californië met een symfonieorkest (met onder andere Terry Bozzio op drums). Wat dat betreft is er nog een hoop te releasen, zeker omdat er ook veel live-opnames uit die tijd in de kluis liggen onder Zappa's huis.

Veelgehoorde kritiek op Zappa's muziek is dat ze vrijwel nooit vrij is van ironie of cynisme. Daar valt veel voor te zeggen, maar wie daar doorheen prikt (of de teksten negeert), staat veel moois te wachten. Zappa klaagde dat muziek niet zonder teksten kon, omdat er anders geen publiek bereikt kon worden. Zijn cynische antwoord hierop waren ironische teksten, die naarmate de jaren vorderden steeds zwartgalliger werden (helaas). Maar dat geldt niet voor de muziek. Veel van Zappa's muziek is instrumentaal, met veel ruimte voor improvisatie. Nu de stroom met postume releases eindelijk op gang is gekomen, kunnen liefhebbers veel moois verwachten. Stay tuned!


Meer weten?

  • De website van Frank Zappa.
  • Een interessant artikel over Zappa en jazz op All About Jazz.
  • De hierboven genoemde YouTube-clip van 50-50.