Draai om je oren
In Memoriam



home  
    
    
 

McCoy Tyner (1938-2020)

Op vrijdag 6 maart overleed McCoy Tyner op 81-jarige leeftijd. Met zijn percussieve spel en zijn gebruik van harmonieën zou hij onder de vleugels van John Coltrane uitgroeien tot een van de meest invloedrijke jazzpianisten.

tekst: Martin Rohde, februari 2020
foto's: Cees van de Ven

Op 11 december 1938 werd Alfred McCoy Tyner geboren in Philadelphia. Toen hij 13 was begon hij met pianolessen. Een jaar later kreeg hij een piano van zijn moeder, die een schoonheidssalon had. De familie Tyner woonde om de hoek bij pianist Richie Powell, de broer van Bud Powell. Op een dag hoorde Bud hem in de salon en hij nodigde de meester uit om bij hem te spelen.

McCoy Tyner speelde in de jaren vijftig in de band van trompettist Cal Massey, die een belangrijke rol zou gaan spelen bij Archie Shepp. In 1957 zag John Coltrane Tyner in een club in Philadelphia, The Red Rooster. Er ontstond gelijk een vriendschap. In 1958 nam Coltrane 'The Believer', een compositie van Tyner, op voor zijn gelijknamige album. Het werd duidelijk dat wanneer Coltrane zover was om een eigen band te beginnen, dat Tyner dan de pianist zou worden.

The Coltrane Years

Tyner speelde in het sextet van Benny Golson en Art Farmer en maakte zijn eerste plaatopname met die band in 1960: 'Meet The Jazztet'. In 1961 kwam McCoy Tyner bij het John Coltrane Quartet, in de definitieve bezetting met Jimmy Garrison op bas en Elvin Jones op drums. Met zijn rijke percussieve spel werd Tyner de meest invloedrijke pianist in de jazzgeschiedenis. Hij zou vijf jaar bij het kwartet blijven.

Hoe kwam hij nou aan dat percussieve spel? Als teenager nam hij congalessen bij de Ghanese percussionist Garvin Masseaux. Het heeft altijd zijn belangstelling; later in zijn Milestone-periode leek het soms wel of zijn pianospel een drumstel weergaf. Als we aan Coltrane denken, denken we ook meteen aan Tyner voor de sound van het kwartet, zoals op 'My Favorite Things' en 'A Love Supreme'. Coltrane zei ooit in de beginperiode van het kwartet dat Tyner de harmonieën zo goed gebruikte, dat de saxofonist het zich kon veroorloven om ze te vergeten. "Hij geeft mij vleugels." Toch kwam het in 1965 tot een breuk, verschil van opvattingen zullen we maar zeggen. Coltrane ging met de komst van drummer Rashied Ali toch een richting op die Tyner niet voorstond - die hield toch vast aan het ritme. Hij werd vervangen door pianiste en echtgenote Alice Coltrane.

Na zijn vertrek bij het John Coltrane Quartet tekende Tyner in 1967 als leider in his own right voor het befaamde Blue Note-label. Zijn eerste album werd 'The Real McCoy', met een line-up om u tegen te zeggen: Joe Henderson op saxofoon, Ron Carter op bas en Elvin Jones op drums. Het werd een groot artistiek statement in zijn carrière, die met zijn composities 'Passion Dance' en 'Search For Peace' is bijgebleven. Hierna volgde 'Tender Moments', als voorbode van zijn latere twee bigband-albums, en 'Time For Tyner' met vibrafonist Bobby Hutcherson.

De spirituele kant op

Het spel en de muziek van Tyner veranderde na 'Expansions' (1968) op het album 'Extensions' in 1970. Dat kwam ook doordat pianist Alice Coltrane op drie tracks meedeed. Het ging meer de spirituele oosterse kant op. Overigens kreeg dit album merkwaardig genoeg de minste aandacht. Voor Blue Note nam Tyner nog twee albums op: 'Cosmos' en 'Asante', die pas later na zijn vertrek bij het label werden uitgebracht.

De verkoop van al die Blue Note-albums vielen nogal tegen en dat was mede van invloed op het feit dat zijn working band met niet de minste namen - Woody Shaw, Gary Bartz, Herbie Lewis en Freddie Waits - nauwelijks optredens hadden. Hij overwoog zelfs even om taxichauffeur te worden, maar heeft het nooit gedaan.

Zijn laatste album voor Blue Note, 'Asante', heeft nooit de erkenning gekregen die het verdiende. Vooral het vrije spel van saxofonist Andrew White met zijn fantastische toon is een openbaring (veel later was hij gastsolist bij de Nederlandse groep De Zes Winden). Maar ook het pianospel van Tyner was al een voorbode van zijn werk bij Milestone vanaf 1972. Het werd nog vrijer en er was nog meer ritmiek. De invloed van Afrika in zijn muziek en spel was nu duidelijk merkbaar.

Live in Montreux

Opvallend was dat hij twee jaar lang geen albums opnam. In 1973 baarde McCoy Tyner met zijn band veel opzien met een optreden tijdens het Montreux Jazz Festival. Met in de bezetting een piepjonge tenor- en sopraansaxofonist Azar Lawrence, bassist Juni Booth en drummer Alphonse Mouzon. Als je bijvoorbeeld naar 'Walk Spirit Talk Spirits' luistert, hoor je tijdens het laatste deel van zijn solo zonder begeleiding waartoe vrijheden kunnen leiden. Het dubbelalbum 'Enlightenment', live opgenomen in Montreux, kreeg veel aandacht en onze verwachtingen waren dan ook hooggespannen voor Tyners optreden in de Rotterdamse Jazzclub B14 op 5 november 1974. Op percussie was Guilhermo Franco de Souza aan de band toegevoegd, terwijl Mouzon bleek te zijn vervangen door drummer Wilbert Fletcher. De verwachtingen werden live absoluut waargemaakt; er werd muziek gemaakt met een intensiteit zoals ik zelden had meegemaakt. Het publiek kon er geen genoeg van krijgen. Lawrence was weliswaar teveel een epigoon van Coltrane, maar gezien zijn leeftijd was hij toch een belofte. Een saxofonist die het later echter niet heeft waargemaakt; hij verdween uit het zicht, al speelt hij nog steeds.

McCoy Tyner ging door op de weg die hij was ingeslagen. Ik zag hem in 1975 met dezelfde band op het Hammerveld Jazz Festival, met dezelfde power. Later werd het meer ingetogen, maar de soul was er wel, zoals in 2008 tijdens een optreden op The Hague Jazz met Joe Lovano. Tijdens 2017 namen we tijdens Gent Jazz afscheid van McCoy Tyner. De lamp was gedoofd. Hij kon nauwelijks meer lopen, het deed pijn om dat mee te maken. Enkel in het openingsnummer hoorden we iets van de oude glorie in zijn spel.