Draai om je oren
Jazz en meer - Artikel



home  
    
    
 

De wereld van Boyd Raeburn:
(Het moet niet nog gekker worden)

Voor big band-fans is zaterdag 9 juli een dag om naar uit te kijken. Op het North Sea Jazz Festival, voor de laatste keer in het Haagse Congresgebouw, spelen The Beau Hunks hun Jimmie Lunceford-programma en zet het Dutch Jazz Orchestra zijn tanden in het Boyd Raeburn-repertoire. Bovendien speelt die dag de Dave Holland Big Band, volgens velen het beste hedendaagse jazzorkest, op North Sea.

door Eddy Determeyer, 2 juli 2005

Boyd Raeburn (foto: www.apoloybaco.com)San Francisco, augustus 1945. In de stad kolkt het van de matrozen. Met treinenvol komen ze elke dag aan, nog steeds, barstend van de adrenaline, honderd procent gemotiveerd om die kleine rottige Jappen in de pan te hakken. Maar er varen geen troepenschepen meer uit. Het gonst van de ge-ruchten. De oorlog zou zo goed als afgelopen zijn, er zou nog één beslissende klap komen. Tegelijker-tijd komen ze met scheepsladingen terug uit de Pacific. Dolblij – maar ook gespannen als een veer van de gruwelen, de angst, het lawaai, de eeuwige insecten, het gebrek aan slaap. De honderd-duizenden witte caps in de straten geven de menselijke tsunami schuimkoppen. Wee degene die door deze vloedgolf gepakt wordt. De muzikanten van het Boyd Raeburn Orchestra kunnen er over meepraten. Met hun lange haren en hun zoot suits in alle kleuren van de regenboog vallen ze in de mensenmassa nog eerder op dan een drenkeling in een oranje zwemvest die een vuurpijl afsteekt. Mietjes, worden ze door de zeebonken genoemd, landverraders. Vorig jaar is het in Los Angeles al eens verschrikkelijk uit de klauwen gelopen. Maar die medaille had een keerzijde: de zoot suit riots leidden tot een benefiet-jam sessie in de Philharmonic Hall. Het eerste van de roemruchte Jazz at the Philharmonic-concerten.

Vervallen kerkhof
De muzikanten van Raeburn weten hoe ze de matrozen moeten ontlopen. Ze zitten al sinds juni in de stad, kennen alle brandgangen en steegjes en hun favoriete plek van samenkomst is een vervallen kerkhof. Men kan zich wel voorstellen hoe het daar aan toegaat bij volle maan, met al die drank, drugs en dames. Daar lusten de doden geen brood van. "Iedereen kroop in dezelfde taxi's en zat in hetzelfde hotel, neukte met dezelfde grietjes en rookte dezelfde wiet," herinnert zanger David Allyn zich. Als de musici uitgaan, gaan ze in groepsverband op stap. Dat levert een gevoel van saamhorigheid op dat in een zeer hecht groepsgeluid resulteert. Dat mag ook wel, want de scores van componist George Handy stellen absurd hoge eisen aan de sidemen. Deze muziek heeft meer met George Atheil te maken dan met Glenn Miller. Franse en Engelse hoorn, fluit, piccolo, basklarinet, hobo, fagot, bassaxofoon, harp, nooit eerder had een jazzband zoveel 'serieuze' instrumenten aan boord.

Stomerij
Het lijkt wel of Raeburn zijn mensen op gekte heeft geselecteerd. Neem nou Dodo Marmarosa, die kleine pianist met dat grote vogelhoofd. Bij zijn vorige baas Artie Shaw komt hij op zekere avond niet opdagen. Niemand die enig idee heeft waar hij uithangt. Twee dagen later brengt een van de muzikanten stomtoevallig zijn vuile was naar de Chinese stomerij, om het hoekje bij het theater. En wie staat daar zakdoeken te strijken? "Dodo," zegt die man, "jongen, wat spook jij híér uit? We hebben je overal gezocht." "Nee, nee," haast de Chinese baas zich te zeggen, "laat hem met rust, hij goed. Hij hier horen. Ik mag hem graag. Hij goed werken." Dodo doet ook een duit in het zakje: "Rot op en laat me met rust."

Vernielde deur
Serge Chaloff is de baritonsaxofonist die je het gevoel geeft dat je over de rietsectie kunt lopen. Een dijk van een geluid heeft die man en hij is zo maf als de deur die hij in een hotel doorzeeft. Hij heeft een luchtpistool waarmee hij op een telefoonboek schiet dat hij aan die deur heeft gehangen. Maar met zijn stonede hoofd mist hij natuurlijk dat boek, maar niet de deur. Dus als de band het hotel verlaat zegt die manager: "U heeft die deur vernield. Dat kost u dan 24 dollar." Eerst probeert Chaloff zich eruit te bluffen, zoals hij dat wel vaker doet: "Hoe dúrft u, mijnheer. Ik heb de populariteitspolls van Down Beat en Metronome gewonnen." Dat allemaal in zijn beste geaffecteerde Boston-accent, op zijn Wassenaers, zeg maar. Meestal sorteert dat het gewenste effect, maar deze hotelier is onverbiddelijk en zegt dat hij de politie belt als Chaloff niet over de brug komt. Waarop die laatste zegt: "Wel, als ik die deur moet betalen is ze van mij. Dan wil ik haar hebben ook." Waarop hij de deur uit de scharnieren wrikt en haar meeneemt, de bus in.

Er broeit iets...
Het Raeburn orkest doet het Palace Hotel avond aan avond op zijn grondvesten schudden. Het is muziek zoals die nog nooit op een dansvloer gehoord is. De band kan hard en massief swingen, zoals Lunceford of Basie, maar het volgende moment kan-ie klinken als een kamermuziek-ensemble dat zó in de Contemporary Series van Carnegie Hall zou kunnen meedraaien. Er zijn op dat moment, de zomer van '45, andere dansorkesten die verder kijken dan het geijkte swing-repertoire. Of, beter gezegd, waar iets lijkt te broeien. Het orkest van Woody Herman speelt overwegend gezapige swing, maar bij de trompetten hoor je soms hoe de geest van Dizzy Gillespie binnen komt waaien. Dizzy zelf is met de show 'Hepsations 1945' op tournee. Maar zijn big band krijgt geen poot aan de grond: in het zuiden willen ze alleen maar blues horen, waar ze op kunnen dansen, geen ingewikkelde bebop.

Koper
Idem dito bij de formatie waarmee crooner Billy Eckstine door het land trekt. Dat ensemble is de geschiedenis ingegaan als het eerste bebop-orkest, maar het grootste deel van de avond zit het braaf achtergrondjes voor de baas te spelen. Een enkele keer mag het loos gaan, maar volgens Art Blakey, die er achter de trommels zit, is het publiek nog niet aan hun geavanceerde harmonieën toe. Ja, als Eckstine 'Jelly, Jelly' inzet, of 'Prisoner Of Love', dan springt de hele zaal op en vallen de dames in katzwijm. In Los Angeles opereert pianist en arrangeur Stan Kenton. Een fris klinkend orkest, maar ook die big band produceert op dit moment nog vrij onschuldige dansmuziek. Met hooguit wat meer nadruk op het koper dan gebruikelijk is in de orkesten van 1945. Een beetje of een Sousa-kapel op de Lunceford-toer gaat. Met koper dat bij het minste of geringste dondert en bliksemt.

Groen haar
Boyd Raeburn is al deze mannen jaren vooruit. Arrangeur George Handy ziet er nog een stuk zonderlinger uit dan de bonte verzameling 'Boyds' in het orkest. Met zijn groene haar, zijn zwarte hoornen bril en zijn intellectuele sikje ziet hij er behoorlijk hip uit - ja, over tien of twintig jaar. Handy heeft aan Juilliard gestudeerd en in het orkest van Raymond Scott gewerkt, nog zo'n mafkees. Scott schrijft cartoonmuziek en composities met titels als 'A Dedicatory Piece To The Crew And The Passengers Of The First Experi-mental Rocket Express To The Moon'. Een goede achtergrond, nietwaar?! Voor Boyd Raeburn vervaardigt Handy stukken die uit grote blokken geluid gehouwen lijken. 'Tonsil-lectomy', heet een stuk. Een andere compositie heeft als titel 'Yerxa' en weer een andere 'Dalvatore Sally'. Ze vergen het uiterste van de muzikanten, die er evenwel fanatiek tegenaan gaan. Er ontstaan zelfs muzikale kampen binnen het orkest, het komt op een haar na tot een fysiek handgemeen op het podium en de leider moet al zijn overwicht in de strijd gooien om iedereen in het spoor te houden. Maar: iedereen gelóóft in de muziek.

Strawinsky-met-een-beat
Het publiek reageert, merkwaardig genoeg, tamelijk lauw op het allesbehalve zachtzinnige geluid van het Boyd Raeburn Orchestra. Er is een kleine, maar fanatieke aanhang en het engagement in San Francisco kan zelfs, ook in financieel opzicht, een succes worden genoemd. Hee, kijk eens wie daar binnenkomt! Dat is Tommy Dorsey! En moet je zien wie daar net zo hard weer naar buiten rent, schreeuwend, met zijn vingers in zijn oren! Dorseys arrangeur Paul Weston blijft wel en kijk, daar heb je Nelson Riddle ook, die eveneens voor Tommy heeft gewerkt. En wie is dat gastje daar met dat brilletje, dat de hele tijd aantekeningen zit te maken? O, is dat nou Pete Rugolo, die nieuwe vogel die voor Kenton schrijft? Elders in het land is men duidelijk nog niet toe aan Strawinsky-met-een-beat. Terwijl de leider er toch alles aan doet om het publiek niet teveel te laten schrikken. Hij waarschuwt de luisteraars die vooraan staan zelfs als het koper weer aan een fortissimo-passage toe is. Het is dat Raeburn een gefortuneerde vriend heeft, een onroerend goed-makelaar die 100.000 dollar in het orkest heeft gestoken. Dat neemt niet weg dat Raeburns huis in 1947 door de politie wordt verzegeld, vanwege ongeduldige schuldeisers. Gelukkig kunnen alle arrangementen naar buiten worden gesmokkeld, waar een buurman ze in ontvangst neemt en ze twintig jaar in een schuur bewaart. Maar het is dan al lang en breed duidelijk, dat de wereld nog niet toe is aan de muziek van Boyd Raeburn en zijn arrangeurs.

Bloemenkransen en kralen
Hij blijft van tijd tot tijd orkesten leiden, tot in de jaren vijftig. Maar het tij is sowieso aan het aflopen voor big bands. Tot 1957 staat Raeburn aan het hoofd van kleinere combo's, maar eigenlijk is hij daar niet in zijn element. Weliswaar speelt hij de hele saxofoonfamilie, van sopraan tot bassax, maar in feite is hij geen groots instrumentalist. Hij verhuist naar de Bahama's, waar hij een meubelbedrijf begint. Raeburn overlijdt in 1966, hij is dan 52. In San Francisco hebben de matrozencaps inmiddels plaats gemaakt voor bloemenkransen en kralen. Op een zonnige dag kun je daar wel vier of vijf George Handy's tegen het lijf lopen.