Draai om je oren
Jazz en meer - Artikel



home  
    
    
 

The Beau Hunks:
Lunceford tot leven

De gestroomlijnde swingmuziek van het Jimmie Lunceford orkest inspireerde ooit tal van bandleiders. Inmiddels is ze zo goed als vergeten. Daar gaat verandering in komen nu The Beau Hunks zich over deze muzikale erfenis hebben gebogen.

door Eddy Determeyer, 1 mei 2005

Het Nederlandse documentair orkest The Beau Hunks heeft in het verleden al heel wat vergeten doch 'klassieke' Amerikaanse muziek boven water gehaald. De eerste projecten betroffen de soundtracks van Laurel & Hardy-films en composities van cartoon- en jingle-componist Raymond Scott. Ze leverden de band in het Amerikaanse tijdschrift Newsweek de kwalificatie 'het beste uit Nederland sinds de tulpen' op. De laatste jaren lagen de intrigerende saxofoonkoren van Paul Whiteman, een andere uithoek van de populaire muziek uit de USA, op de onderzoekstafel. Onder de banier 'Rhythm is our Business' gaan de Beau Hunks de komende maanden met de muziek van Jimmie Lunceford aan de slag.

Strakke stage show
James Melvin Lunceford (1902-1947) leidde in de jaren dertig en veertig een jazzorkest dat zich kon meten met dat van Duke Ellington. Net als Ellington (en Cab Calloway) vergaarde Lunceford zijn eerste roem in de New Yorkse Cotton Club. Van bandleider Glenn Miller is de uitspraak: "Duke is groots, Basie is bijzonder, maar Lunceford overklast ze allebei." Dat Lunceford, achteraf gezien, niet de status van Ellington, noch die van Basie geniet, en zelfs niet die van Miller, heeft deels te maken met het feit dat die eerste primair voor een zwart arbeiderspubliek werkte. In het zuiden van de Verenigde Staten was het orkest mateloos populair: het trok er, in tot gigantische danszalen omgetoverde tabaksschuren, soms tien- tot twaalfduizend man publiek. Grote hits waren 'Rhythm Is Our Business' (1934), 'Organ Grinder’s Swing' (1936), 'For Dancers Only' (1937) en 'Tain’t What You Do' en 'Uptown Blues' (beide uit 1939). Het orkest swingde kort samengevat ongenadig hard. Het produceerde ook een retenstrakke stage show. Daarin werden andere big bands gepersifleerd, de muzikanten voerden sketches op en bewogen volgens een spatgelijke choreografie, waarbij de trompettisten met hun instrumenten jongleerden, de saxofonisten dansjes uitvoerden en de musici ook op andere wijze uiting gaven aan hun credo 'Rhythm is our Business.' Als zodanig legde het Jimmie Lunceford Orchestra de basis voor alle latere rock 'n' roll- en soulshows.

Partituren vol fouten
Van dat showelement zullen we vermoedelijk niet veel te zien krijgen tijdens de komende Lunceford-tournee van The Beau Hunks: de muziek zelf is al lastig genoeg. Muzikaal leider Robert Veen heeft de originele arrangementen (sommige zijn inmiddels zeventig jaar oud) in Washington DC opgescharreld. De afgelopen maanden is de muziek bestudeerd en gerestaureerd en het aardige is, dat het Nederlandse orkest ook werkjes gaat spelen die de oorspronkelijke band nimmer heeft opgenomen. "Een heleboel partituren heb ik opnieuw gemaakt, ik heb de partijen weer onder elkaar gezet. Je vindt ook rare zettingen en zo," vertelt Robert Veen, die daaraan toevoegt dat veel arrangementen oorspronkelijk uit-gebreider waren dan wat er op de plaat terechtkwam. Dat had uiteraard te maken met de beperkte ruimte, tot maximaal drieëneenhalve minuut, op de 78-toeren platen van des-tijds. "Er stonden trouwens ook erg veel fouten in, die je dan in de opname niet meer hoort. Het is nooit netjes gedrukt. Het is ook lullig opgeschreven, heel vaak. Moeilijk te lezen. Het zijn over het algemeen slordig en haastig genoteerde manuscripten met veel doorhalingen. Dynamische tekens, articulaties en tempo-aanduidingen ontbreken. Ja, als je dat jaren achtereen speelt, dan redt je dat wel. Maar als je het snel moet lezen… Met oneven maataantallen op een regel ontdek je de vorm ook niet zo makkelijk. Héél klein geschreven ook. En dan een heleboel partijen, met name de trombonepartijen, vreselijk besmeurd vanwege die waterkleppen, weetjewel." Nog wel leesbaar zijn de vele namen en telefoonnummers van liefjes in deze en gene stad, op de achterkant van de muziek…

Gestroomlijnde swing
De invloed van het Jimmie Lunceford Orchestra was groot. Het is opmerkelijk dat juist de populairste blanke big bands – Miller, Tommy Dorsey, Harry James, Stan Kenton – hun aanpak op de Lunceford-bounce fundeerden. Maar er waren destijds ook heel wat schoolorkestjes die zich spiegelden aan de gestroomlijnde swing van de Harlem Express, zoals het Lunceford-ensemble wel werd genoemd. De leider, die van huis uit muziekleraar was, sponsorde destijds ook schoolorkesten in de vorm van bladmuziek en donaties voor de aanschaf van instrumenten. Willie Mitchell, die later bekendheid kreeg als dé producer van Memphis soulmuziek, schoolde zich in een door Jimmie Lunceford gesteund studentenorkest. Heeft die muziek ook voor amateur-muzikanten van nu nog relevantie? Robert Veen aarzelt even, hij vindt eigenlijk dat iedereen overal kennis van moet nemen. Maar is de muziek niet te veeleisend? "Vergis je niet in het niveau waarop diverse orkesten spelen. Zeker in het zuiden van het land is dat heel behoorlijk," luidt het antwoord. "Maar je kunt ze nog veel vertellen, er zit een heleboel timingproblematiek in."

Lunceford-bounce
Jimmie LuncefordVan die hele specifieke timing bij Lunceford, vertelde een van diens muzikanten ooit, viel je met stoel en al achterover. De meeste musici, om het even of ze nu klassiek, jazz of populaire muziek beoefenen, kunnen aardig op de tel spelen. Doch de typerende Lunceford-bounce zat achter de tel. Daardoor kreeg je een ritmische spanning waar je vingerknippend op kon leunen. Vervolgens gebeurde er op die verende ritmefundering van alles. De arrangeurs van het orkest hadden het antifone 'vraag en antwoord'-principe losgelaten, zoals dat door Don Redman en Fletcher Henderson was geformuleerd. Sy Oliver en Eddie Wilcox, Luncefords vaste arrangeurs, werkten meer met con-trasten in klank en dynamiek, met verrassende wendingen en subtiele versieringen. Het was het eerste jazzorkest dat elf- tot veertienstemmige thema's speelde. Ook kon je hier al vóór de experimenten van de boppers hippe hogere intervallen horen. Lunceford introduceerde tevens de elektrische gitaar in de jazz, in 1937, en de elektrische bas, vier jaar later. Misschien, merkt Robert Veen op, misschien moet je de Lunceford-stijl als een eindstation beschouwen. Daarna is de muziek andere wegen ingeslagen. "Het orkest heeft zijn eigen repertoire al op zo'n hoog niveau uitgevoerd dat overtreffen sowieso onbegonnen werk is! De Lunceford-stijl werkt sterk beeldend. Iedere uitvoering geeft de indruk van een moderne videoclip. De muziek is zó beeldend dat de sterk in sfeer wisselende klankpaletten voor zich spreken. Raymond Scott noemde deze stijl Descriptive Jazz."

Eersteklas solisten
Dat is misschien het opmerkelijkst aan die ouwe swing, zoals ze door The Beau Hunks wordt gerestaureerd: het was primair dansmuziek, maar tegelijkertijd gebeurde er in de arrangementen zóveel dat je er evengoed een avondlang naar kon luisteren. Bovendien had Lunceford altijd eersteklas solisten. Saxofonisten Willie Smith en Joe Thomas waren de meest prominente blazers, maar ook het koper was altijd goed bezet, met azen als Jonah Jones, Trummy Young en Freddie Webster. In zwarte populariteitspolls eindigde het orkest steevast in de hoogste regionen. Het was zó geliefd dat het in sommige steden door de fans bij het station werd opgewacht en in optocht naar de ballroom of het hotel werd gevoerd, als betrof het vliegeniers die een oceaan hadden bedwongen. Over vliegen gesproken: de leider bezat en vloog in twee vliegtuigen, een door de beroemde ontwerper Raymond Loewy gestileerde Fairchild en een peperdure en al even hypermoderne twee-motorige Cessna. Rond 1940 waren er erg weinig zwarte Amerikanen met een eigen vliegtuig en nog minder met een eigen airstrip in de tuin.

Feest
De mensen die het Lunceford-orkest live hebben meegemaakt zijn inmiddels in de zeventig en ouder. Ze koesteren een nog altijd opwindende herinnering. Een beetje te vergelijken misschien met de eerste keer dat je John Coltrane zag, of een sculptuur van Tajiri. Voor de muzikanten van het Jimmie Lunceford Orchestra geldt dat in nog sterkere mate. Ook al betrof het maar een paar avonden, zoals in het geval van Dave Bartholomew. In de wereld van de populaire muziek is hij bekend als de man achter zanger/pianist Fats Domino. Bartholomew schreef en arrangeerde diens songs, dirigeerde het begeleidende orkest, blies de trompetpartijen en produceerde het materiaal. In 1942 was hij 21 en alleen bij collega-muzikanten in New Orleans bekend als een krachtige solist en een prima lezer. De Lunceford-band trad in die stad op en zocht een vervanger. Dat werd Dave Bartholomew die deze ervaring achteraf "het grootste genoegen dat ik ooit heb beleefd" noemde. "Die gasten spéélden, man, dat was kicken. Ik zou willen dat er vandaag de dag zoiets bestond. Het zou enerverend zijn om er in te spelen en het publiek zou het erg naar zijn zin hebben, omdat het een en al muziek was. Het is doodzonde dat de economische omstandigheden dat soort muziek tegenwoordig onmogelijk maken. Alles is zo duur, zo'n orkest is niet meer te betalen. Maar áls het zou kunnen zou dat een feest zijn en de mensen zouden er een avond lang van genieten."

The Beau Hunks kennende van hun eerdere projecten mogen we het een en ander van hun 'Rhythm is our Business'-tournee verwachten. Die Lunceford-bounce zou bij jong en oud wel eens een stuk harder aan kunnen komen dan menigeen voor mogelijk hield. Ze spelen hun programma in:

Luister hier naar enkele stukken van Lunceford.