Draai om je oren
Jazzprofiel



home  
    
    
 

Ernie Krivda

door Jacques Los, februari 2012

Ernie Krivda, geboren in 1945 in Cleveland, verbleef tot aan de dag van vandaag grotendeels in zijn geboortestad, waar hij in 2009 de Cleveland Arts Prize ontving. Hoewel bewonderd, geprezen en wereldberoemd in Cleveland is hij enigszins een onbekende jazzgrootheid in de rest van de wereld.

Hij komt uit een muzikale familie. Hij werd thuis geconfronteerd met zigeunermuziek, Bartok en jazz. Op zesjarige leeftijd kreeg hij een klarinet. Zijn vader gaf hem les. Als achtjarige speelde hij in Poolse polka-bands. Op zijn vijftiende begon hij jazzplaten te kopen en een jaar later kreeg hij van een neef een oude Buescher-altsaxofoon. Op Phil Rizzo's Modern Music School nam hij les.

In de jaren zestig was Cleveland een hot spot voor de jazzscene. De toppers van toen speelden er regelmatig en langdurig: Stan Getz, Roland Kirk, Gerry Mulligan, John Coltrane, Miles Davis, ...wie al niet! Vooral Kirk maakte diepe indruk op Krivda, die dan ook prompt tenorsax wilde spelen.

Count Basie's saxofonist William 'Weasel' Parker had zich in Cleveland gevestigd en leidde daar een bigband. Hij vroeg Krivda de lead altsax te spelen. Naast Kirk en 'Weasel' Parker waren er nog twee saxofonisten waardoor Krivda zich liet beïnvloeden: David O'Rourke en Joe Alexander. Regelmatig mocht Krivda mee jammen in Club 100 en de Esquire Bar met de local heroes, waaronder Joe Alexander. Vrij snel nadien schafte hij zich een tenorsax aan en kreeg een plaats in de saxsectie van de (ghost-) Jimmy Dorsey Band onder leiding van Lee Castle.

Midden jaren zestig moest hij dienen in het leger. Dat was niet succesvol. Gelukkig trof hij er vele muziekmaten, met wie hij al jammend en spelend in de officiersclub zijn tijd doorbracht. Ondertussen, het is eind jaren zestig, verloor de Cleveland-jazz het muzikale terrein aan R&B, rock-'n-roll, Motown, de Beatles en de Stones. Dus Krivda kwam terecht in show- en popbandjes. Sporadisch kreeg hij de gelegenheid te jazzen.

Als hij in het begin van de zeventiger jaren samenwerkt met pianist Bill Dobbins, krijgen ze een vast contract om in de Smiling Dog Saloon te spelen. Ook speelde hij in die tijd met gitarist Bill DeArango. Vanaf dat moment begon Krivda bekendheid te krijgen en speelde hij onder anderen met organist 'Groove' Holmes en 'Cannonball' Adderley. In 1973 speelde hij op voorspraak van Adderley met Quincy Jones in Los Angeles. De tenorsax is dan inmiddels zijn definitieve hoofdinstrument geworden.

Van 1976 tot '79 verblijft hij in New York. In die periode verschijnen op het label Inner City de platen 'Satanic' , 'The Alchemist' en 'The Glory Strut'. Vooral dat laatste album is een absolute must. 'Glory Strut', het titelnummer van het album, is een swingende en groovy gospel, geënt op het thema van Horace Silver's 'The Preacher'. Krivda's specifieke sprankelende en staccato saxspel, waarbij de juichende flageoletto tonen niet worden ontzien, en zijn toepassing van vingervlugge licks getuigen van een uniek en origineel saxofoontalent. Als extraatje komt daar nog bij het vreugdevol en enthousiast handenklappend begeleiden door 'The Lake Erie Hand Clapping Society'(kom daar maar eens op!).

Bij terugkeer in Cleveland volgt een langdurige periode - tot nu toe - waarin hij vanuit zijn thuisbasis tournees maakt door zowel de Verenigde Staten als Europa en Japan. Desondanks verkrijgt hij niet de verdiende bekendheid als andere 'mindere' saxofonisten. In mijn herinnering heeft hij ook nog op het North Sea Jazz Festival gespeeld in Den Haag, in een bijzaaltje. Helaas en tot mijn spijt heb ik zijn optreden genegeerd. Momenteel vervult hij de rol van mentor van de nieuwe Clevelandse jazzscene. Eén van de thans bekendste saxofonisten, Joe Lovano, is sterk door Krivda beïnvloed.

Vanaf de zeventiger jaren heeft hij tientallen albums uitgebracht onder eigen naam op de labels Inner City, North Coast Jazz, Cadence Jazz, Koch Jazz en CIMP. Aanbevolen albums zijn het eerder genoemde 'The Glory Strut' (Inner City), 'Tough Tenor, Red Hot' Cadence), 'Ernie Krivda Jazz' (Cadence), 'Perdido' met de Fat Tuesday Bigband (Koch Jazz) en 'Blues For Pekar' (Capri).

Auteur en jazzcriticus Harvey Parker (American Splendor) noemt Krivda 'one of the greatest jazz tenor saxophonists in the world' en voegt eraan toe: "Niemand weet dat omdat hij in Cleveland woont." Zo is het maar net! En ook David Dupont van OneFinalNote.com doet een duit in het zakje: "A tenor-wielding monster who stalks the Southern Shore of Lake Erie with the most virile saxophone sound around."