Draai om je oren
Jazz en meer - Artikel



home  
    
    
 

Hilmar Jensson
IJslandse bands centraal op European TryTone Festival (1)

In IJsland wordt meer muziek gemaakt dan waar dan ook. Geen sferische fjørdenjazz, maar een borrelende mix van Europese en Amerikaanse invloeden. De muziekgeschiedenis van IJsland wordt op dit moment geschreven. Dat is berespannend.

door Koen Schouten, oktober 2006

IJsland lijkt op Nederland. Niet dat de rotsen en geisers doen denken aan onze polders en molens, of dat men er in vinexwijken leeft. In IJsland wonen op elke vierkante kilometer minder dan drie mensen. In Nederland vier-honderd. Maar IJsland heeft iets niet dat wij eveneens moeten ontberen: een muziek-geschiedenis. Waar de meeste Europese landen eeuwenoude tradities hebben van volksmuziek (Spanje, Griekenland, Italië) en klassieke muziek (Duitsland, Oostenrijk), moeten zowel Nederland als IJsland het doen met een handjevol schrale zingzeg-versjes. Wij blonken uit in schilderkunst, IJsland in literatuur. Verder hadden de arme boeren en vissers op het koude eiland het eeuwenlang veel te druk met overleven om muziek te maken.

Die achterstand is IJsland met sneltreinvaart aan het inlopen. Het land met driehonderd-duizend inwoners (minder dan in de stad Amsterdam) kent negentig muziekscholen, vier-honderd koren en evenveel orkesten. Twaalfduizend mensen volgen officiële muziek-lessen, het aantal popbandjes en selfmade musici is enorm. De helft van de IJslanders woont in de hoofdstad Reykjavik en elke avond zijn daar tientallen concerten, jamsessies en voorstellingen. De stad heeft een van de grootste muzikantendichtheden ter wereld. Een allesomvattende verklaring voor de muzikale opleving van de laatste decennia is er niet. Vaststaat dat de groeiende rijkdom sinds de Tweede Wereldoorlog een rol speelt.

De export van vis en nieuwe geothermische technieken waardoor spotgoedkoop energie uit vulkanen kon worden gewonnen, zorgde ervoor dat mensen minder hard hoefden te werken en tijd overhielden voor leuke dingen. Ouders gunden hun kinderen de individuele ontplooiing waar voorheen geen ruimte voor was. In korte tijd werd een degelijk muziek-klimaat van scholen en orkesten uit de grond gestampt. Minstens zo belangrijk is het momentum van koppige en gedreven jonge muzikanten, die zich niks van gebaande paden aantrekken en hun eigen gang gaan. Het lijkt typisch IJslands te zijn.

De internationale doorbraak van IJslandse popmuziek werkte daarbij extra stimulerend. Die kwam begin jaren negentig met de gitaarband Sugarcubes en hun zangeres Björk, die solo megasucces kreeg met haar bruisende, ideeënrijke dance en unieke stemgeluid. Ook de alternatieve, uitge-strekte onderwaterpop van Sigur Rós en de verwante, teder minimalistische ruis-electro van Múm doen het goed in het buitenland.

Maar wat is nu karakteristiek voor de IJs-landse jazz? In tegenstelling tot wat je misschien zou verwachten, lijkt de muziek slechts voor een klein deel op de sferische fjørdenimprovisaties uit de nabijgelegen Scandinavische landen. Hoewel de IJslandse cul-tuur beter bij Scandinavië aansluit dan die van welk land ook, is er een duidelijk verschil. In Noorwegen en Zweden maken musici met veel succes gebruik van hun eeuwenoude liedculturen, in IJsland is die traditie simpelweg afwezig. De muziekgeschiedenis van het eiland is kakelvers. Hij wordt op dit moment vormgegeven. Dat is berespannend.

IJsland ligt niet alleen geografisch, maar ook muzikaal gezien tussen Europa en Amerika. De invloed van jazz uit de Verenigde Staten is er sterker dan in andere Europese landen. Sigurdur Flosason, één van IJslands bekendste saxofonisten, speelt volledig in de Ameri-kaanse traditie van bebop en moderne mainstream. Daarbij neigt hij, zoals meer IJslandse jazzmusici, meer naar het coole West Coast-geluid dan naar de heavy East Coast-klanken. Tegelijk zijn er muzikanten die op een open Europese manier improviseren, waar-bij het minder om akkoordschema's gaat en meer om melodie en sfeer. De laatste jaren combineren musici op een steeds natuurlijker manier Europese flexibiliteit met een Amerikaanse no-nonsense aanpak.

Dat IJsland daarin voorop loopt is te danken aan zijn positie tussen deze twee culturen en de vrijheid van de musici door het ont-breken van een eigen traditie. De IJslandse jazzscene is divers, maar het potentieel aan publiek is klein. Wie geld wil verdienen met spelen moet het land uit. Daardoor richten IJslandse musici zich per definitie meer op het buitenland. Velen verblijven enige tijd ergens anders om er op te treden en op-leidingen te volgen. Die invloeden nemen
zij weer mee terug naar huis. Daardoor zijn musici in Reykjavik haarfijn op de hoogte van de nieuwste muzikale ontwikkelingen in de wereld, en is er bijzonder veel uitwisseling tussen verschillende genres. De gitarist Hilmar Jensson is een mooi voorbeeld van een IJslandse muzikant met een mondiale blik. De samensteller van het European Trytone Festival 2006 begon als rockgitarist, leerde jazzstandards op het conservatorium in Reykjavik en studeerde daarna aan het prestigieuze Berklee School of Music in Boston.
Hij leerde er vooruitstrevende jonge Amerikaanse musici kennen waaronder Jim Black en Chris Speed, dompelde zichzelf onder in de New Yorkse downtown-scene en verdeelt nu zijn tijd tussen IJsland, waar hij aan het conservatorium lesgeeft, en de Verenigde Staten.

Hilmar Jensson is curator van het European Trytone Festival, dat in het eerste weekeinde van november plaatsvindt in Tilburg en Amsterdam. Hij begon als rockgitarist, leerde jazz-standards op het conservatorium in Reykjavik en studeerde daarna aan het prestigieuze Berklee School of Music in Boston. Hij leerde er vooruitstrevende jonge Amerikaanse musici kennen waaronder Jim Black en Chris Speed, dompelde zichzelf onder in de New Yorkse downtown scene en verdeelt nu zijn tijd tussen IJsland, waar hij aan het conser-vatorium lesgeeft, en de Verenigde Staten. Op het European Trytone Festival brengt Jensson drie moderne, creatieve jazzgroepen die je wat hem betreft net zo goed rock-bands zou kunnen noemen.

Het begin
"Mijn vader leerde me wat akkoorden op gitaar toen ik zes was. Die heb ik jaren gespeeld. Als tiener ging ik in pop- en rockbandjes spelen, zowel covers als eigen nummers. In mijn late tienerjaren raakte ik geïnteresseerd in jazz en fusion en ben ik echt beginnen te studeren op mijn instrument. Op het conservatorium van Reykjavik heb ik traditionele jazz geleerd, standards gespeeld. Voor IJslandse musici is het gebruikelijk enige tijd in Europa of Amerika te studeren. Ik ben naar de Berklee School of Music in Boston gegaan. Dat is heel belangrijk voor me geweest. Ik leerde er muzikanten kennen die verder keken dan mainstream jazz, zoals drummer Jim Black, gitarist Kurt Rosenwinkel en de saxofonisten Chris Speed, Andrew D'Angelo en Seamus Blake. Daarmee begon mijn interesse voor free jazz en hedendaagse improvisatie. En met veel van deze musici speel ik nog steeds."

New York
"Toen ik klaar was met Berklee ben ik naar New York verhuisd. Ik heb er lessen genomen bij onder anderen Joe Lovano. En ik ben helemaal in de alternatieve downtown-scene gedoken. De club The Knitting Factory, daar kwam ik vaak. Ik heb er veel vrienden ge-maakt, heel veel concerten gehoord. Ik woonde in een huis in Brooklyn samen met Chris Speed, Jim Black en Andrew D'Angelo. Met de laatste twee vorm ik Tyft, één van de twee bands waarmee ik ook op het Trytone Festival speel."

Amerika vs. Europa
"In Europa wordt wel eens beweerd dat er in de Verenigde Staten weinig nieuwe dingen aan de gang zijn. Daar ben ik het niet mee eens. In muziekwinkels in Scandinavië zie je vaak dat de jazzbak vol staat met Scandinavische jazz, en dan verder een oud cd-tje van Miles Davis. Ik laat Europese musici geregeld Amerikaanse dingen horen die mij geïnspireerd hebben, en meestal kennen ze het helemaal niet. Zelfs Dave Douglas kennen maar weinigen, terwijl dat toch een beroemde trompettist is in zijn genre. Ik denk dat er overal op de wereld veel interessants gebeurt. Het is heel moeilijk bij te blijven, dat is juist spannend."

Jazz
"De term 'jazz' betekent niets voor mij, eerlijk gezegd. Het kan alles zijn, of niets. Ik heb dan ook geen sterke mening over wat jazz is en wat niet. Ik ben niet zo met labels bezig. Als muziek goed is ben ik geïnteresseerd, anders niet. Jazz is altijd een muzieksoort geweest die veel invloeden kon omarmen. Het heeft nu zoveel stijlen in zich opgenomen en er zijn zoveel verschillende subgenres – net zoals er honderden verschillende soorten rockmuziek zijn - dat het steeds moeilijker wordt alles te benoemen. Ik denk dat het heel interessant is dat al die stijlen en genres gemengd worden. Hoe je het noemt kan ons musici weinig schelen."

Maar...
"Voor het publiek is het natuurlijk wel lastig. En wij moeten dat publiek zien te bereiken. De band Alasnoaxis van Jim Black waar ik in speel, die is zwaar rock-georiënteerd. Maar omdat we een jazzachtergrond hebben en in Europa met een jazzagent werken, spelen we voornamelijk op jazzpodia. Dat was in het begin wel frustrerend, mensen die kwamen om te swingen kregen hun jazzkicks niet bevredigd. Nu we wat bekender zijn is het anders. Ik zou nog steeds graag de oversteek maken naar rockzalen. Ik denk dat veel mensen die daar komen in ons geïnteresseerd zouden zijn."

Trytone: New ways of rock
"Met het programma van het festival wil ik precies die scheidslijnen weghalen en daarmee een nieuw publiek aanspreken. De drie bands die spelen zijn alles behalve typisch jazz. Mijn groep Napoli 23 is sterk beïnvloed door Amerikaanse minimalistische muziek, zoals die van Steve Reich. Tyft is maximalistisch, hard rockend en soms erg agressief. Het zijn tegengestelde bands, zowel in aanpak als in klank. Flis is een band van jonge, krachtige IJslandse musici die bij mij hebben gestudeerd. Zij gooien alles wat ze leuk vinden in hun muziek, en dat is bij deze generatie van twintigers veel. Heel avontuurlijk. Ik hoop dat het festival mensen stimuleert iets nieuws en iets fris uit te komen checken en dat men zich niet af laat schrikken door het label jazz. Dat zou te gek zijn."

Klik hier voor deel 2 van deze serie artikelen over het European TryTone Festival 2006.