Draai om je oren
Boekrecensie



home  
    
    
 

Jazzstad Tilburg gedetailleerd in kaart gebracht

Jazz in Tilburg - Honderd jaar avontuurlijke muziek, door Rinus van der Heijden en Henk van Belkom, met Ruud Erich en Jan van Rijthoven (boek met cd - Stichting Jazz in Tilburg, 2010, ISBN: 978-90-8154-511-2)

door René van Peer, maart 2011
foto's: Cees van de Ven

Opmerkelijk aan Tilburg is hoe onopvallend en middelmatig de stad in wezen is. Een constellatie van dorpskernen die in de 19e eeuw door industrialisering samenklonterden. Sporen van een cultureel leven reiken niet verder terug dan die eeuw, en dat heeft nu nog zijn weerslag op de manier waarop de stad zich aan de wereld presenteert. Wat grauw en onpersoonlijk. Veel nauwe straatjes zonder groen; en wat er aan groen is, wordt in een rap tempo ontmanteld.

Een stad die, in zekere zin in het leven geroepen door industriëlen, vooral bevolkt werd door arbeiders. Waar grootse ingrepen in de structuur van wijken en straten wegens geldgebrek halverwege worden omgebogen, dan wel afgeblazen - met als gevolg een verbrokkeld aangezicht en een volstrekt ondoelmatig verkeersnetwerk. Waar politiek populisme bestaande en ontluikende cultuuruitingen om zeep dreigt te helpen. En juist in deze stad heeft zich een bloeiende jazzcultuur ontwikkeld, met musici die nationaal en internationaal meetellen. Zoals ooit de Tilburgse fabrieken en werkplaatsen bevolkt werden vanuit de dorpen, zo wordt het gezicht van het Amsterdamse Bimhuis al jarenlang voor een belangrijk deel bepaald door musici die in Paradox hun eerste jazzconcerten meemaakten en verzorgden - van de gebroeders Palinckx tot de gebroeders Stadhouders.

Muziekjournalist Rinus van der Heijden, die jarenlang voor de Tilburgse krant over jazz schreef, en jazzmusicus Henk van Belkom hebben een lijvig boek samengesteld over de geschiedenis van het genre in deze stad. Een geschiedenis die honderd jaar omvat. Basis voor een groot deel van deze uitgave is het archief van trompettist Van Belkom. Jan van Rijthoven (ook actief geweest als trombonist in verscheidene ensembles) heeft de informatie over de periode tot de jaren zeventig verzameld, en daarvoor muzikanten uit de Tilburgse scene uit die tijd geïnterviewd, voorzover ze nog leefden. Van der Heijden, die eindverantwoordelijk was voor de uitgave, verzorgde historische schetsen van ontwikkelingen in de jazz en inleidingen bij de hoofdstukken. Maar hij heeft zich bovenal bekommerd om het laatste deel van het boek, over de Tilburgse School.

Het is tegelijkertijd de kracht en de zwakte van deze uitgave. Het eerste deel doet denken aan een dankzeggingsspeech, waarin een streven naar volledigheid het wint van amusementswaarde. Al snel gaat het je duizelen van de namen van muzikanten en groepen, iets wat ook geldt voor de opsomming van de podia. Duidelijk wordt zo wel dat jazz, zeker na de Tweede Wereldoorlog, in Tilburg tot ongekende bloei gekomen is. Maar doordat de schrijvers zich trouw aan de opzet houden, kom je niet te weten in hoeverre de stad zich daarin onderscheidde van andere steden. En als dat zo was, wat daar dan de oorzaak van was.

Het boek vertelt wel hoe jazz in Tilburg terechtkwam en wat ten grondslag gelegen heeft aan de stormachtige ontwikkelingen die jazz en geïmproviseerde muziek er sinds de jaren zeventig hebben doorgemaakt. In beide gevallen blijkt de muziek grotendeels gedragen te worden door het enthousiasme van individuen: een priester die een eeuw terug in New Orleans werkzaam was en zijn Tilburgse neefje voorzag van platen met de muziek die daar toen razend populair was, en contrabassist Niko Langenhuijsen, die in de eerste helft van de jaren zeventig onvermoeibaar groepen oprichtte, sessies organiseerde en aan de wieg stond van podia waar uiteindelijk Paradox uit voortgekomen is. En die zo vrijwel eigenhandig de 'oprichter is van de Tilburgse School.

In de tussenliggende jaren zie je hoe jazz in Tilburg de sociale ladder afdaalt. Was deze muziek in eerste instantie vooral een speeltje van de elite, door toedoen van toegewijde fraters (blijkbaar zijn er in deze tijden van gruwelverhalen rond geestelijken ook positieve dingen te melden) en door het simpele feit dat blaasorkesten hun leden van instrumenten voorzagen, kon jazz beoefend gaan worden door liefhebbers uit alle milieus.

Maar, zoals gezegd, dit deel van de geschiedenis is in het boek verworden tot een wirwar van namen. Een 'woud' noemen de schrijvers het zelf. Na enige tijd zie je hoe bepaalde namen in verschillende samenstellingen opduiken; sommige muzikanten lijken in bijna elke groep de hand gehad te hebben. Een stamboom met de gangen en samenwerkingen van de meer actieve spelers was geen overbodige luxe geweest. Overigens gaat het steeds om dixieland of om mainstream jazz. Dat verandert pas in de jaren zeventig met Groep Ohm en Gemeentereinigingsorkest Vaalbleek, beide geleid door Langenhuijsen. De muziek wordt vrijer, krijgt een nieuw elan, gaat een meer onafhankelijke koers varen. Geïnspireerd door Amerikaanse voorbeelden, dat wel.

Die periode markeert ook een omslag in het boek. Van daar af gaat het drijven op de persoonlijke ervaringen van Rinus van der Heijden, zijn kennis van en zijn enthousiasme voor de jazz. De muziek zelf wordt ook avontuurlijker, krijgt een eigen gezicht, zo blijkt uit de cd die bij het boek zit. Wat dat aangaat is de subtitel 'Honderd jaar avontuurlijke muziek' wel enigszins bezijden de waarheid - het is in de laatste dertig tot veertig jaar dat uitgesproken muzikale persoonlijkheden Tilburg op de kaart zetten. Terecht passeren musici als Paul van Kemenade, Jeroen van Vliet, Bert en Jacq Palinckx, en natuurlijk Niko Langenhuijsen de revu. Maar Van der Heijden richt het spotlicht ook op Nol van Trier, Bartho van Straaten en Ton Vermunt: mensen achter de schermen, die er het nodige aan hebben bijgedragen dat Tilburg is blijven bloeien als stad voor jazzconcerten.

Hoe goed het ook is dat deze mensen een plekje krijgen, het onderstreept wel dat dit boek toch voornamelijk gericht is op een Tilburgs publiek. Dat heeft zijn sympathieke kanten. Het is een vriendelijk en warm boek geworden, een eerbetoon aan een onvermoede creatieve kant van een stad die vooral uitblinkt in middelmaat. De samenstellers verdienen lof voor hun initiatief en het werk dat ze in dit boek gestoken hebben. Het ziet er prachtig uit. De cd is een welkome aanvulling. Maar het valt op dat de drempel laag ligt; beschrijvingen van weer een mainstream jazz-muzikant worden opgefleurd met korte zinsneden die als banieren op vrijwel elke pagina wapperen. Het laatste deel doet ook verlangen naar een uitgebreide geschiedschrijving van de Tilburgse school. Liefst door bevlogen expert Rinus van der Heijden, en liefst ook met een cd. Beter nog, meer dan een, veel meer.