Draai om je oren
In memoriam



home  
    
    
 

Gerald Wilson, de laatste grote swing-bigbandleider

door Eddy Determeyer

De kleine witharige man is duidelijk de baas, hier in de Kees van Baarenzaal van het Haagse Koninklijk Conservatorium. Dit is zijn muziek. Met plastische gebaren geeft hij zijn werk vorm. Als een beeldhouwer. Arrangementen groeien ter plekke. "De trompetten komen er pas na de bridge in," beslist hij. Simpele thema's worden gepermuteerd en uitgemolken. "Dit nummer is te kort zo. De trompetsolist neemt twee chorussen. De tenor ook. Een met alleen de ritmesectie, daarna met het orkest erbij. De piano ook twee. O nee," verbetert hij zichzelf, "anderhalf voor de piano. Geen probleem, toch? O.k., doen we." Na een fortissimo-passage van de trompettisten klinkt het: "I think we're in shape now" en tevreden zet hij een flesje Spa aan zijn mond.

Het is nog drie dagen te gaan en de bigband van het conservatorium heeft de vier uur die vandaag zijn uitgetrokken voor de repetitie met Gerald Wilson hard nodig. Na de tour de force praat de componist nog even na met drie studenten. "Jazz speel je niet soft," benadrukt hij. Hij brengt zijn handen bij elkaar. "Jazz is pow!" en zijn armen schieten omhoog.

Tijdens het optreden op het North Sea Jazz Festival speelt de bigband zijn werk perfect. Een Spaans nummer, dat ooit voor het orkest van trompettist Dizzy Gillespie werd geschreven, krijgt alle nuances. En wanneer de studenten puntgave uitvoeringen van 'Hi Spook' en 'Yard Dog Mazurka' laten horen, nummers die Wilson bijna een halve eeuw eerder met het orkest van Jimmie Lunceford op de plaat zette, stoot een oudere jazzliefhebber zijn buurman aan, enthousiast en ontroerd: had je dat gedacht, dat je dat nog eens zou meemaken? Live? Het is de vraag of de bigband van het Koninklijk Conservatorium ooit harder heeft geswingd dan die elfde juli 1999.

Maandag 8 september stierf trompettist, componist, orkestleider en docent Gerald Wilson thuis in Los Angeles, twee weken nadat hij een longontsteking had opgelopen. Hij werd 96; ruim driekwart eeuw was hij professioneel muzikant.

Gerald Stanley Wilson werd geboren in Selby, Mississippi, in een muzikaal gezin. Als kind maakte hij kennis met de klassieken, Mozart, Beethoven, Paderewski, maar ook met de vroege New Orleans jazz van Jelly Roll Morton, King Oliver en Papa Celestin. Op zijn elfde - hij speelde toen al piano - schafte hij zich voor $ 9.95 via een postorderbedrijf een trompet aan. Daar de scholen van Selby een zwarte student bitter weinig te bieden had, doorliep hij de middelbare school in Memphis. Toevallig het instituut waar zijn latere werkgever Jimmie Lunceford eerder muziekleraar was geweest en als eerste ter wereld een studie jazzmuziek had opgezet. Aan de gerenommeerde Cass Tech in Detroit scherpte hij zijn muzikale vaardigheden verder en in die stad begon hij ook te schnabbelen.

Zijn vaardigheden bleven niet onopgemerkt. Trompettist, zanger en arrangeur Sy Oliver verliet in 1939 het orkest van Lunceford en ging voor trombonist Tommy Dorsey werken. Trummy Young, stertrombonist en zanger bij Lunceford, maakte zijn baas opmerkzaam op de jonge trompettist in Detroit, die ook zong en arrangeerde. Lunce zond hem een telegram en aangezien de band van Chick Carter, waar Wilson op dat moment aan verbonden was, spoedig ontbonden zou worden, hapte hij toe. Hij kende de band: elke keer dat die in Detroit optrad, was hij van de partij geweest en hadden de muzikanten hem op het podium laten zitten. Doch toen de nieuwe aanwinst de band in actie hoorde, Oliver zat er nog bij, werd hij letterlijk misselijk van de zenuwen en moest dezelfde Trummy Young hem terugbrengen naar het hotel. Luncefords orkest was niet alleen een van de hardst swingende en populairste zwarte bigbands, het bezat ook een ongeëvenaarde precisie.

Maar het duurde niet lang of Wilson was volledig geïntegreerd en toen hij niet lang daarna zijn maatje Snooky Young kon aanbevelen als nieuwe lead van de trompetten, kreeg het orkest een glans die het niet eerder had bezeten. Gerald ging ook bewerkingen schrijven en van juli 1940 is een radio-opname bewaard gebleven van een Wilson-arrangement van het nummer 'Honeysuckle Rose'. In de timing van de achtergrondfiguurtjes, de modulaties en de verbeeldingskracht horen we hier een voorstudie van zijn eigen geavanceerde compositie 'Hi Spook', die in augustus 1941 werd vastgelegd. Op dat moment was Wilson al ver voorbij het gros van de jazzarrangeurs, voor wie vierstemmigheid al heel wat was. Voor passages voor acht stemmen, mineur negens of vermeerderde elfden draaide hij zijn hand niet om. Dat resulteerde in een uitzonderlijk warm, weelderig klankbeeld; bij Gerald Wilson had een stuk altijd ruim vlees op de botten. Wat dat betreft was hij gewaagd aan Tadd Dameron, die hem op zijn beurt in 1942 bij Lunceford opvolgde.

Na zijn militaire diensttijd startte Wilson in 1944 zijn eigen orkest, waarvan de stijl min of meer gemodelleerd was naar die van Lunceford. Met tussenpozen zou hij dat zeventig jaar op de been houden. Van meet af aan was het zeer succesvol, hij had een paar kleine hits en trok volle zalen. Maar op het moment dat hij voor de keuze stond de begeleidingsband te worden van saxofonist en zanger Louis Jordan óf van de nauwelijks minder populaire comedian Rochester, besloot Wilson zijn bigband te ontbinden. Niemand die daar wat van begreep, zijn boekingskantoor wel het minst. Voor tonnen stonden er optredens gepland, maar de bandleider vond dat hij in feite nog niet klaar was voor het grote werk. Hij zette zich weer aan de studie van de klassieken en nam een job als sideman van saxofonist en trompettist Benny Carter. Hij ging arrangeren voor de orkesten van Duke Ellington, Count Basie en Dizzy Gillespie en was een drijvende kracht achter de fusie van de zwarte en blanke vakbonden van Los Angeles. Er was zelfs een tijd dat Gerald Wilson de muziek helemaal links liet liggen om zich op het nobele kruideniersvak te storten. Koffiebonen in plaats van muzieknoten. Vanzelfsprekend hield hij dat niet lang vol.

Zijn orkesten waren altijd up-to-date, maar wars van modegrillen. Op zijn album 'Feelin’ Kinda Blues' uit 1966 staan nummers van Miles Davis, The Beatles, Herbie Hancock, Georgie Fame, Harry James en James Brown. Wat betreft zijn sidemen had hij een goede neus. Trombonist en arrangeur Melba Liston was achttien toen ze in de bigband van Wilson kwam te werken. Bij hem voelde ze zich veilig – later moest ze zich laten welgevallen dat collega-muzikanten haar als lustobject zagen en behandelden. Pianist Horace Tapscott was zestien. Iedere avond haalde Wilson hem op en leverde hem weer keurig thuis af. Studenten droegen hem op handen. Sinds 1970 doceerde hij jazzgeschiedenis en zijn UCLA colleges trokken steevast recordaantallen leergierigen.

Met de dood van Gerald Wilson hebben we een van de laatste directe links naar de Swing Era verloren. Maar ook een bescheiden man, die nochtans donders goed wist wat hij waard was. Een Mensch.