Draai om je oren
Artikel



home  
    
    
 

Dr. John plays Louis Armstrong: zoek de verschillen

Mac 'Dr. John' Rebennack blijft verrassen. Van zijn elliptische banen door de muziek blijft New Orleans een middelpunt. Thans is het oeuvre van zanger en trompettist Louis Armstrong aan de beurt. 'Props for Pops' heet de show waarmee Doc naar het North Sea Jazz Festival komt.

door Eddy Determeyer, juli 2014

Op het eerste gezicht hebben Louis Armstrong, ook wel bekend als Satchmo, of Pops, en Mac Rebennack, beter bekend als Dr. John, niet zo veel gemeen. De eerste was decennialang de populairste en meest invloedrijke jazzmuzikant ter wereld, de tweede, veertig jaar jonger, heeft altijd geleefd en gewerkt aan de rafelranden van de popmuziek.

Gevaarlijke buurt
Toch zijn de parallellen duidelijk voor wie de materie iets verder induikt. Om te beginnen zijn ze beiden geboren in New Orleans, in de Third Ward. Tegenwoordig het Business District, met gigantische kantoortorens, hotels, het hoofdpostkantoor, de Openbare Bibliotheek en het stadhuis, maar vóór 1950 een van de armste wijken van New Orleans. In Armstrongs jeugd was het een gevaarlijke buurt, die gedomineerd werd door hoeren, pooiers, gokkers, kleine en grotere criminelen en scharrelaars en dat was voor Malcolm Rebennack niet veel anders. Beiden hadden oudere rolmodellen. Voor Little Louie was dat Joe 'King' Oliver, een van de top-kornettisten van de stad. (Tot de jaren twintig domineerde de kornet, later nam de trompet zijn functie over.)

Als zestienjarige had Louis een baantje als kolensjouwer en wanneer hij 's avonds zijn zakken in Storyville moest afleveren, de hoerenbuurt die aan de Third Ward grensde, zorgde hij er altijd voor dat hij even tijd had om naar Oliver te luisteren, die in Pete Lala's Cabaret optrad. Waar hij in Armstrongs woorden "die goeie ouwe dingetjes erdoor joeg, zoals 'Panama' of 'High Society'... Goh, wat een stootkracht had die man... En hoe hij zo'n nummer power gaf!" De jonge kornettist begon op dat moment net wat naam te krijgen in de stad en werd de protegé van de kornetkoning. Een paar jaar later, toen Oliver naar Chicago was verhuisd, waar het werk beter betaalde en het racisme minder welig tierde, liet die zijn voormalige leerling overkomen voor de plek van tweede kornettist in zijn Creole Jazz Band.

Prof op stronk
De vader van Mac Rebennack handelde in radio's en grammofoonplaten en repareerde daarnaast geluidsinstallaties en andere apparatuur. Zo kwam Mac in contact met pianist en zanger Roy Byrd, die zich Professor Longhair noemde. Dat was in een club op de West Bank, aan de overkant van de Mississippi, waar pa het P.A.-systeem weer aan de praat probeerde te krijgen. Mac was nog een broekie: "Een kleine club was het, meer een huiskamer. Ik raakte met hem in gesprek, hij zat op een boomstronk. Zoals hij destijds sprak – dat was way out, zoiets had ik nog nooit gehoord. Ik kende hem al wel van naam. Hij was heel, héél erg hip. Mijn eerste gitaarlessen kreeg ik van zijn gitarist, Papoose (Walter Nelson). Vanaf dat moment volgde ik hen allebei, toen ik dus nog heel klein was."

Behalve van Papoose kreeg Mac ook les van Roy Montrell, de gitarist van pianist en zanger Fats Domino. Toen Montrell in 1978 met Domino in Amsterdam optrad, haalde hij herinneringen op aan zijn vroegere student. "Hij is een van de weinige (blanke) knapen met een echt natuurlijk gevoel voor funk. Ik heb het arrangement voor 'Storm Warning' geschreven. (Rebennacks eerste single, die een plaatselijke hit werd, E.D.) Een half album heb ik voor hem geschreven. Staat er ook op: Produced by Roy Montrell". Een jaar en twee dagen later zou Montrell aan een overdosis overlijden – in Amsterdam.

Broodje vis
Mac Rebennack en zijn muzikale kornuiten volgden Longhair als een god. "Toen mijn vader was gestorven, adopteerde Fess [een andere bijnaam van Byrd, E.D.] mij min of meer. Hij probeerde ons op het rechte pad te houden – hij was een goed mens. Nog helemaal afgezien van zijn verdiensten als muzikant. Zoals hij was er maar één. En niet alleen dat hij een uitzonderlijk nobel mens was, hij was ook een voorbeeldige leider. Toen wij allemaal voor (zanger) Roy Brown werkten, gingen we bij hem weg zonder de gebruikelijke opzegtermijn van twee weken – omdat we bij Longhair konden spelen. Toen Longhair ontdekte dat wij bij Roy Brown waren vertrokken zonder die opzegtermijn, hield hij het geld op onze gage in en gaf dat aan Roy Brown. Hij schaamde zich zó voor ons!"

Zoals Louis Armstrong op zijn 21ste met zijn kornet en een broodje vis dat door zijn moeder was klaargemaakt op de trein was gestapt, richting Chicago, zo verliet Rebennack als 22-jarige zijn geboortestad om zijn geluk te gaan beproeven in Los Angeles. Dat had te maken met een verbod op plaatopnamen, uitgevaardigd door de plaatselijke muzikantenvakbond. "Alle lieden die in New Orleans zouden gaan opnemen, weken uit naar Memphis, Tennessee, of naar Dallas, Texas, of Atlanta, Georgia. Dat deed de platenbiz de das om, terwijl op dat moment ook de clubscene het loodje legde." Wat was er namelijk aan de hand? Er gingen al langer stemmen op om de jazz- en rhythm-and-bluesclubs te sluiten vanwege de criminaliteit die zich rond die tenten manifesteerde. Officier van Justitie Jim Garrison, dezelfde die de complottheorie rond de moord op president John Kennedy had ontwikkeld, sloot in 1963-64 inderdaad grote aantallen speelplekken. Rebennack: "Dat had te maken met zijn ambitie om procureur-generaal te worden. Een soort Robert Kennedy of zo." Tien jaar eerder was Garrison ontslagen bij de National Guard wegens 'een ernstige psychoneurose die zijn functioneren belemmert'. Een schietincident in een club, waarbij een vinger werd geraakt, zodat Rebennack niet langer gitaar kon spelen, deed de deur dicht.

That nigger
Beide artiesten zouden hun leven lang een haat-liefdeverhouding met hun geboorteplaats houden. Armstrong kwam pas na negen jaar voor het eerst terug in New Orleans. In de tussentijd was zijn faam uiteraard alleen maar gegroeid. De plaatselijke bigbands, zoals de Southern Syncopators van trompettist Sidney Desvigne, hadden altijd nummers van de beroemdste NOLA-zoon op de lessenaars liggen. Trompettist, muziekleraar en orkestleider Clyde Kerr schreef alle soli van de grote man uit. Het populairste lokale orkest, de Louisiana Shakers van altsaxofonist Cap'n John Handy, had zijn hele aanpak op die van Armstrong afgestemd. Degenen die de Shakers live hebben gehoord, beweerden hardnekkig dat die band twintig jaar voor had gelopen: een rock-'n'-roll orkest, luidde het oordeel. Net zomin als alle andere plaatselijke bigbands maakten de Louisiana Shakers ooit plaatopnamen.

Bij Armstrongs aankomst op het station werd de ster opgewacht door een aantal brassbands en een menigte die door de politie in bedwang moest worden gehouden. Een rondrit door de stad volgde, maar in de Suburban Gardens, waar Armstrongs band een engagement had van juni tot augustus 1931, begon de trompettist zich ongemakkelijk te voelen. Om te beginnen konden zijn zwarte fans daar niet naar binnen en op de openingsavond dromden er rond tienduizend liefhebbers samen op de dijk waar de blanke danszaal lag, in de hoop via de open ramen iets op te vangen. Verder werden Louis Armstrong and his Orchestra door een blanke omroeper aangekondigd, die zijn praatje plotseling afbrak met een "I just haven't the heart to announce that nigger on the radio." Allemaal live dus.

Na zijn laatste optreden zou Armstrong nog een dansavond speciaal voor zijn zwarte vrienden verzorgen, op een legerbasis. Duizenden waren er op afgekomen, in auto's, met paard en wagen, zelfs met ossenkarren. Maar Armstrong en zijn fans moesten constateren dat de basis hermetisch was afgesloten. Niemand wist waarom. Het zou andermaal een aantal jaren duren eer Satchmo naar de Crescent City terugkeerde.

Esoterische koortjes
Zoals Armstrong triomfen had gevierd in Chicago en New York, zo vond ook Rebennack zijn draai in Los Angeles. Als lid van de coterie van New Orleans-expats kreeg hij er aardig wat studiowerk, voor onder anderen Phil Spector, Sam Cooke, Aretha Franklin, The Rolling Stones en Sonny & Cher. Maar zijn grote doorbraak kwam in 1968, toen hij als 'Dr. John Creaux, The Nighttripper' het voodoo-album 'Gris Gris' opnam. Perfect getimed, midden in de hippiejaren. Zompige New Orleans R&B, met esoterische koortjes en de bezwerende, raspende vocalen van de Doctor. Hoewel hij later nog tal van sublieme albums zou vervaardigen, zou hij zijn alter ego Dr. John nooit van zich af weten te schudden.

Hij verdeelt thans zijn tijd tussen touren en produceren, en is te vinden in afwisselend Los Angeles en New Orleans. Een lelijke verslaving schijnt hij inmiddels onder de knie te hebben. Ook wat dat betreft is er een parallel met Louis Armstrong: die laatste zweerde zijn leven lang bij zijn dagelijkse reefer.

Ik ontmoette Mac voor het eerst in zijn geboortestad, in, heel typerend, de kleedkamer van de Dirty Dozen Brass Band. De generaties van de Dirty Dozen en daarna hebben de New Orleans scene een vitale injectie gegeven. Door klassieke brassbandjazz te mengen met bebop-verworvenheden en eigentijdse straatritmen is er een compleet nieuwe cultuur ontstaan. Rebennack: "Al die knapen kregen hun scholing van oudere muzikanten, die wezen hen de weg. Of je nu kijkt naar de Rebirth, de Tremé, al die nieuwere bands, de All-Stars: al die jongelui groeiden op in muzikale families."

Old skool
En nu hebben de zoons van een prostitué en een flierefluiter (Armstrong) en van een fotomodel en een techneut (Rebennack) elkaar dus gevonden. Rebennacks show 'Props for Pops' is volgens de initiatiefnemer het resultaat van een droom. Daarin was Louis Armstrong aan hem verschenen met de aansporing 'iets te doen'. De pianist heeft zijn oude band de Lower 911 na jaren trouwe dienst ingeruild voor frissere gezichten, de Nite Trippers. Met daarin de getalenteerde tromboniste Sarah Morrow, die de muzikale leiding heeft. Doc heeft een mooie selectie Armstrong-nummers op het programma gezet, met daarbij krakers als 'What A Wonderful World' en 'When The Saints Go Marching In', maar ook minder gangbare juweeltjes zoals 'Do You Call That A Buddy' en 'Sweet Hunk O’Trash'. Om er helemaal zeker van te zijn dat het resultaat zou kloppen, werd veteraan George Avakian (1919) aangetrokken om het album 'Dr. John Meets Louis Armstrong' te produceren. Zestig jaar geleden stond Avakian aan de wieg van de legendarische lp's 'Satch Plays W.C. Handy' en 'Satch Plays Fats'... Als dat geen old skool is weet ik het ook niet meer.