Draai om je oren
Artikel



home  
    
    
 

Het vrije leven volgens Ornette Coleman

Naar weinig optredens zal in Rotterdam en Gent met zo veel spanning zijn uitgekeken als die van Ornette Coleman, de vader van de free jazz. Hij speelt relatief weinig in Europa; Coleman weet wat hij waard is. Vlieg mee met een vrije jazzvogel.

door Eddy Determeyer, juli 2010

Als jazz inderdaad de muziek van de vrijheid is, de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie, dan is altsaxofonist en componist Ornette Coleman de ultieme jazzvogel. Zelf pleegt hij wel te zeggen dat hij doorgegaan is waar altist Charlie Parker ophield. Parker kon in zijn meest lucide momenten volledig vrij klinken, ongebonden, pure kwikzilveren energie. Coleman heeft van meet af aan alle conventies omtrent melodievorming, harmonieën en ritmische flow overboord gezet. Daar heeft hij dan weer een complete theorie over ontworpen, 'harmolodics', waar geen mens wat van snapt, maar in essentie komt het erop neer dat de saxofonist gewoon zijn intuïtie volgt.

Een soort steno
De in 1930 in Fort Worth geboren muzikant heeft een gedegen bluesachtergrond als begeleider van onder anderen Clarence Samuels, Big Joe Turner en Pee Wee Crayton. Louis Jordan en Charlie Parker waren destijds zijn grote voorbeelden en nog altijd kan hij feilloze imitaties van zijn jeugdhelden te berde brengen. Al zal hij zoiets op het podium nooit doen; hij speelt zelfs zo goed als nimmer standards. Zijn bluesbasis hoor je terug in zijn geluid dat hoog, tjokvol en jankerig is. Verder viel op zijn eerste albums, uit de late jaren vijftig, zijn gejaagde, telegrammatische speelwijze op. Een soort steno dat merkwaardig genoeg associaties opriep met de cut-up methode van een schrijver als William Burroughs. Grappig is dat Coleman in 1991 daadwerkelijk meewerkte aan de soundtrack van de verfilming van diens geruchtmakende boek 'Naked Lunch'.

Op dat moment was Colemans geluid duidelijk geëvolueerd en had die een meer legato karakter gekregen. In de loop van de jaren zestig en zeventig was hij al meer voor grotere ensembles gaan schrijven en had hij de trompet en de viool aan zijn arsenaal toegevoegd. Ook op die instrumenten is Coleman autodidact, maar zijn spontane aanpak werkt hier toch minder overtuigend dan wanneer hij zich tot de saxofoon bepaalt.

Een nieuw hobbelpad
Eind jaren zeventig sloeg Ornette Coleman andermaal een nieuw hobbelpad in met zijn groep Prime Time, een soort dubbelloops trio (twee gitaren, twee bassen en twee drumkits) plus altsaxofoon. Met deze groep kreeg Coleman aansluiting bij het new wave-poppubliek.

Die gedaantewisselingen hebben steeds voor verwarring gezorgd, bij critici, bij zijn collega's en bij het jazzpubliek. Vergelijkbaar met hoe er op de stilistische veranderingen van een Miles Davis werd gereageerd. "Als je beslist dat je iets op een andere manier wilt aanpakken dan je gewend was – wel, muziek blijft muziek," verklaarde Coleman destijds een beetje kribbig. "Jij bent nog altijd dezelfde persoon. Het ritme is voor mij niet zozeer een ondergrond, het is eerder een kwestie van dat iedereen zijn eigen verhaal vertelt."

Hij bleef met twee bassisten werken, een strijker en een plukker. Een beetje te vergelijken met hoe een slag- en een sologitaar in een popbandje functioneren. Op zijn laatste cd, 'Sound Grammar', nemen Tony Falanga en Gregory Cohen de bashonneurs voor hun rekening. Het Amerikaanse jazzblad DownBeat achtte dat livealbum vijf sterren waard, gezien de kritische inslag van dat tijdschrift een niet alledaagse eer. Het enige minpuntje dat recensent Paul de Barros kon vinden was de eerste track, de aankondiging van het optreden in Ludwigshafen...

Inmiddels is Greg Cohen vervangen door Al McDowell, maar de rest van de bezetting is ongewijzigd. Dus in Gent kunnen we vaststelen dat zoon Denardo Coleman gegroeid is van een zielig stuntelend teenage drummertje tot een zelfverzekerde slagwerker. En dat zijn vader op zijn tachtigste nog onverminderd eigenwijs, rebels en vrij is.

Dit artikel verscheen eerder in Jazz Magazine.