Draai om je oren
Artikel



home  
    
    
 

The making of Clifford Brown

Hij was wellicht de beste, de meest volmaakte trompettist uit de geschiedenis van de jazz. Hoewel hij slechts 25 jaar oud werd, is de invloed van Clifford Brown nog steeds groot. In de budgetserie House of Jazz verscheen een doos met tien cd's van het trompetwonder.

door Eddy Determeyer, oktober 2011

Bestaat er inderdaad zoiets als het noodlot en is het misschien maar beter, daar rekening mee te houden? Afgaande op het levensverhaal van trompettist Clifford Brown (1930-1956) ben je haast geneigd te zeggen van wel. Op zijn negentiende was hij betrokken bij een zwaar auto-ongeluk, waardoor hij een jaar in het ziekenhuis lag en alleen maar naar zijn trompet mocht kíjken – maar wel de kans kreeg aan zijn pianospel te schaven. Hij hield er een litteken aan over van zijn linkeroksel tot zijn heup. Een paar jaar later, toen zijn faam zich in jazzkringen al had verbreid, kreeg zijn co-leader, drummer Max Roach, een telefoontje van Brown: twee andere leden van hun kwintet, tenorist Sonny Rollins en pianist Richie Powell, hadden de auto van Powell total loss gereden. Rollins, die niet eens een rijbewijs bezat, had achter het stuur gezeten en het voertuig in een sloot geparkeerd. De muzikanten waren er zonder kleerscheuren vanaf gekomen.

Famous last words
Dat laatste was bepaald niet het geval in de vroege ochtend van 26 juni 1956. Het weekend ervoor had het Clifford Brown-Max Roach Quintet een schnabbel gespeeld in Norfolk, Virginia en de trompettist was van plan om via Elkhurst, Indiana naar Chicago te rijden, waar het volgende optreden gepland stond. De firma Buescher had hem uitgenodigd wat nieuwe trompetmodellen uit te proberen. Die nacht spendeerden Brown en Powell in Philadelphia, waar ze waren uitgenodigd voor een jamsessie in Music City, een muziekwinkel. Daar vonden op de maandagavond wel vaker sessies plaats met plaatselijke muzikanten, soms aangevuld met grootheden als (oudere broer) Bud Powell, Sonny Stitt, Buddy Rich, Art Blakey en nieuwkomer Lee Morgan, een fan van Brown. Die laatste had er ook al eerder gespeeld. De avond werd opgenomen en de tape laat een Clifford Brown in topvorm horen. Na een vurig 'Donna Lee' spreekt de trompettist een woord van dank: "Thank you very much, you made me feel so wonderful this time. It's been a pleasure being here. I really... God, I'm so hot!"

Om drie uur waren de muzikanten klaar met inpakken en afscheid nemen en vertrokken ze, in de stromende regen, richting Elkhurst. De vrouw van Richie Powell, een onervaren automobiliste die gezegend was met een bril op jampotsterkte, zat achter het stuur. Max Roach heeft het zichzelf achteraf altijd kwalijk genomen dat hij er niet bij was. Hij had nooit zijn goedkeuring gegeven. Niet alleen had hij altijd van oldtimers te horen gekregen, dat je nooit je vrouw of je vriendin bij je werk moest betrekken, laat staan dat je haar moest laten rijden. De drummer had ook met eigen ogen gezien hoe mevrouw Powell met een U-bocht omging – nou, daar had ze helemaal niets van gebakken. In de vroege ochtend van die 26ste juni nam Nancy Powell per ongeluk een afslag en realiseerde zich net even te laat dat ze zo van de snelweg afraakte. Ze probeerde terug te keren, schoot met 120 kilometer per uur over de vangrail en kwam vijf meter lager terecht, waarbij de inzittenden uit de wagen gekatapulteerd werden. De Powells en Brown waren op slag dood.

In één adem
Clifford Brown, geboren in Delaware, had, zou je kunnen zeggen, alles mee om een eersteklas trompettist te worden. Zijn vader speelde dat instrument, plus viool en piano. Zoon was kort en compact van bouw - een beetje te vergelijken met Louis Armstrong - en hij had vermoedelijk een ideaal gebit. Het was duidelijk dat hij gefascineerd was door het blinkende instrument. Als kleuter klom hij al op stoelen en tafels om de toeter aan te raken – waarbij de trompet uiteraard prompt op de grond viel. Op zijn twaalfde kreeg hij zelf een trompet en door hard te studeren viel hij al snel op in het schoolorkest. Hij kreeg les van Robert Lowery, een plaatselijke bandleider en muziekleraar, die zijn studenten erin trainde, akkoordwisselingen te horen en te herkennen. Pas later kwamen de studieboeken. Bij Lowery studeerde de jonge trompettist drie jaar en hij speelde tevens in het dansorkest van zijn docent. Vervolgens ging Clifford op les bij Harry Andrews, de meest vooraanstaande koperdocent van de stad. Die gebruikte het op de Arban methode gebaseerde Prescott-systeem, waarbij de studenten geacht werden frasen van 16 of 32 maten in één adem te spelen, gebruik makend van de non-pressure techniek. Browns aanzet, embouchure en tongslag gingen met sprongen vooruit. Andrews herinnerde zich dat zijn leerling een volmaakte embouchure bezat, waarbij hij tweederde van zijn onderlip in het mondstuk plaatste. Ook viel al snel op dat Clifford er een genoegen in schepte een octaaf hoger te spelen dan de rest van het orkest en een groot bereik had, in alle registers even sterk en fraai.

Grootste technicus
Dizzy Gillespie was zijn eerste echte idool, hoewel hij ongetwijfeld veel naar Harry James luisterde, de grootste technicus van die tijd. Op zijn eindexamen speelde Clifford Brown 'Carnival Of Venice', een tour de force waarmee James veel succes had. Op zijn beurt had Harry James ooit Louis Armstrong als held gehad, in de jaren veertig was Fats Navarro daarbij gekomen en weer later kwam Clifford Brown bovenaan zijn lijstje te staan. On the road had Hot Horn Harry ook altijd een draagbare platenspeler bij zich met vijf of zes albums van Brownie. "Waarom de Heer hem tot Zich heeft genomen weet ik niet," placht hij geëmotioneerd te zeggen wanneer Clifford Brown ter sprake kwam. Toen hij hem eenmaal had gehoord, werd Navarro ook Browns lichtend voorbeeld. De twee werden vrienden en wederzijdse bewonderaars. In technisch opzicht was Brown aan hem gewaagd, maar zijn geluid was warmer en ronder dan dat van de 'Fat Girl'. Soms kon hij een Clark Terry-achtige zangerigheid uitstralen en er zat ook altijd iets dansants in zijn schijnbaar moeiteloos klinkende solo's. Ook na zijn leerling-jaren bleef Brown fanatiek aan zijn geluid schaven. Bij platensessies was hij gewoonlijk een uur van tevoren in de studio om zich voor te bereiden. Hij begon zijn oefeningen dan met een soort omgekeerd fluiten, waarbij hij zijn lippen niet tuitte, maar om zijn tanden krulde. Vervolgens was zijn mondstuk aan de beurt en tenslotte de complete trompet. Dat behoorde ook allemaal tot het dagelijks ritueel thuis.

Geen heilig boontje
Terwijl begin jaren vijftig een heroïne-orkaan een verwoestend spoor door de jazzgemeenschap trok, gebruikte Clifford Brown geen drugs, dronk hij niet en rookte evenmin. Hij was wel een verwoed schaker. Max Roach: "Ik was best trots op mezelf als schaker: thuis in Brooklyn had ik in het All-City team van Boys High gezeten. Ik was goed, weetjewel. En toen kwam ik die gast tegen. We speelden heads up en hij was verschrikkelijk." Daarnaast was Brownie een meer dan verdienstelijk biljarter, maar het meest in zijn hum was de trompettist wanneer hij zijn tanden in een wiskundig probleem kon zetten. Een heilig boontje was Clifford Brown nochtans niet. Hij was sectiemaat van Quincy Jones toen ze in 1953 met het orkest van vibrafonist Lionel Hampton naar Europa kwamen. De gage was zeventien dollar per dag – een vooroorlogs prijsje. Aan Amsterdam bewaarden de trompettisten de beste herinneringen. Toen ze op de Walletjes belandden was 'Pogo', zoals hij door Jones werd genoemd, niet meer te houden. "Die daar ziet er te gek uit," wees Pogo naar de eerste de beste uitnodigend geklede dame en het advies dat hij beter nog even rond kon kijken negerend "he ducked into the storefront, burned his money up, came out, ducked into the next, burned up some extra money, then borrowed some of mine, then burned that up," aldus Q in diens autobiografie. Quincy Jones verhaalt ook hoe Benny Bailey en Brownie in het orkest wedstrijdjes hielden, wie het langst op één teug kon blazen.

Niet zo'n beetje jaloers
In de heksenketel van de Hamp werd altijd gebattled, dus moesten ook Art Farmer en Clifford Brown eraan geloven. Farmer was de trompetsolist voordat Brown aanmonsterde. De orkestleider liet Farmer diens soli behouden, maar verruimde de arrangementen dusdanig, dat beide blazers om en om konden soleren en duelleren. "Ik moet toegeven dat ik niet zo'n beetje jaloers was op hoe goed hij speelde. Maar hoewel ik wel voelde dat Brownie beter was, kon ik toch niet over me laten lopen," vertelde Farmer ooit in het blad DownBeat. "Dus volgens mij hadden we heel wat interessante avonden. In feite was elke avond de moeite waard." De Europese jazzfans hadden nog niet via de plaat kennisgemaakt met Brown. Hem live te horen was een overdonderende ervaring, al was het slechts in de chases met Farmer en in de feature 'Brown Skin'. Voor Jan Groenendal, een jonge, veelbelovende jazztrompettist die zich op de avonden van de Groninger Jazz Sociëteit liet horen, was de confrontatie met Brownie aanleiding om de trompet in de hoek te smijten en haar twintig jaar niet meer aan te raken. Niet lang na de tournee met Hampton kwamen de eerste platen uit waarop het trompetwonder in al zijn glorie te bewonderen was, met trombonist J.J. Johnson en met drummer Art Blakey, live opgenomen in de New Yorkse club Birdland. Met name die laatste registraties maakten diepe indruk en behoren inmiddels tot de jazzcanon.

Icoon
De Amerikaanse jazzgemeenschap was toen al een paar jaar op de hoogte van het talent uit Delaware. In 1949 speelde het orkest van Dizzy Gillespie in de stad, trompettist Benny Harris was te laat en Brown, net negentien, mocht hem vervangen. Hoe gaat dat – Gillespie briefde het nieuwtje van het wonderkind door aan Charlie Parker, die vertelde het aan Art Blakey en in no time was iedereen op de hoogte. In 1954 besloot drummer Max Roach een eigen band te beginnen en op trompet koos hij Brown. In de twee jaren die hem restten, groeide de trompettist uit tot icoon op zijn instrument. Alle jonge blazers, Lee Morgan, Donald Byrd, Freddie Hubbard, luisterden fanatiek naar de platen en de optredens van het kwintet en probeerden Browns frasering onder de knie te krijgen. Martin Banks, die later in de band van pianist en zanger Ray Charles terecht zou komen, ontmoette zijn held één keer. "Ik had Clifford Brown ooit een keer in Texas gehoord en toen ik naar San Francisco verhuisde om daar te gaan studeren, bleek mijn oom platen van hem te hebben. En twee of drie weken daarna stond Clifford ineens bij ons in de kamer! Samen met George Morrow, de bassist. Ik was iets van zestien, zeventien. Ik herinnerde me dat we in een appartement in een souterrain woonden. Dat was ook nog eens moeilijk te vinden, want daar in San Francisco leken alle flats op elkaar. Maar hij stapte er samen met George Morrow binnen en ik was dolgelukkig dat ik hem mocht ontmoeten. Want als ik mijn trompet pakte om te spelen, moest ik altijd aan hem denken. Clifford ging achter onze piano zitten en toen hij klaar was, had ik voor het eerst van mijn leven een trompettist gehoord die ook nog eens fenomenaal piano kon spelen. Dat maakte grote indruk op me."

Lippen in brand
A sweet man. Kerels, ook jazzkerels, zeggen dat niet zo gauw van een ander. De altruïstisch ingestelde Clifford Brown was 'a sweet man'. "Hij was de aardigste, meest bescheiden en intelligentste vogel ter wereld en hij was de geweldigste trompettist die ik heb gekend," zo karakteriseerde Quincy Jones hem. Zijn invloed, die als hij was blijven leven ongetwijfeld gestaag gegroeid was, is nog altijd aanzienlijk. Ook in Nederland. Het Ben van den Dungen-Jarmo Hoogendijk Quintet, het jaren tachtig-boegbeeld van de eerste generatie conservatoriumboppers, leunde sterk op de Brown-Roach formule. Ook trompettist Loet van der Lee is ondubbelzinnig over zijn idool: "Clifford Brown, daar heb ik altijd veel op gestudeerd. Veel naar geluisterd en ook nagespeeld, vroeger. Om van die hardbop-chops te krijgen, zeg maar. Die was zó duidelijk in zijn solo's, ondanks zijn jonge leeftijd. Het is onvoorstelbaar wat hij allemaal heeft gedaan." Met name in live situaties en dan vooral tijdens jamsessies, zou je daar aan toe kunnen voegen. Dan placht Brownie boven zichzelf uit te stijgen. Hard werk, dat was het wél. Tijdens een uitzonderlijk heet optreden in de Bee Hive, Chicago, stapte de trompettist tijdens een pauze naar buiten om een luchtje te scheppen. "Mijn gezicht voelt aan of iemand er zuur tegen heeft gegooid," vertelde hij tegen een vriend. "Mijn lippen staan in brand. Soms vraag ik me af of ik het wel volhoud met Max als die zijn bekken eenmaal echt op gang heeft."

Klik hier voor het enige televisie-optreden van onze held, in een spotje van Soupy Sales, whatever that may have been.