Draai om je oren
Artikel



home  
    
    
 

Wachten op Chet Baker

Nederland was voor Chet Baker gedurende de laatste jaren van zijn leven een belangrijk land. Hij had hier zijn platenmaatschappij, zijn boekingskantoor, zijn begeleiders, zijn vrienden en zijn lekkernijen. Op een dubbel-cd, 'The Sesjun Radio Shows', is die tijd gedocumenteerd.

door Eddie Determeyer, december 2010
foto's: Jos L. Knaepen

"Hij was niet op status," zegt Ria Wigt. Samen met haar man Wim Wigt verzorgde ze de laatste jaren van diens leven de boekingen van trompettist/zanger Chet Baker. "Oké, laat ik het zo zeggen: hij was zich misschien wel bewust van zijn muzikaliteit. Dat hij mensen kon trekken. Maar niet van zijn persoon, van zijn charisma. Echt, hij leefde gewoon in de auto, van plek tot plek, weetjewel. In die zin was hij niet op status, op zichzelf profileren en zo."

De trompettist, die later hoe langer hoe meer zanger werd, was ècht – en dat voelde zijn publiek haarscherp aan. "Gewoon, hij was wie hij was. En hij was goed. Ik vond dat eigenlijk wel heel bijzonder. Die boerenafkomst, volgens mij was dat het gewoon, no-nonsense. Die bullshitterigheid uit Amerika was niets voor hem."

Ondersteboven binnenstebuiten
Het levensverhaal van Baker is een soort Horatio Alger story – maar dan ondersteboven en binnenstebuiten. Geboren op 23 december 1929 op de familieboerderij even buiten het vlek Yale, Oklahoma, 63 kilometer ten westen van Tulsa, verhuisde hij naar Oklahoma City toen hij een jaar was. Maar hij zou nog regelmatig naar de boerderij terugkeren. Zijn vader werkte als zanger/gitarist in een Western Swingbandje en zoonlief zong in het kerkkoor en deed mee aan talentenjachten – zonder veel succes. Op zijn dertiende verjaardag kreeg hij een tweedehands trompet en na twee weken slaagde hij er al in de 'Two O’Clock Jump' van trompettist Harry James mee te spelen, lezen we in de biografie die Jeroen de Valk schreef. Hij was en bleef autodidact – noten lezen ging, maar moeizaam.

Tijdens zijn diensttijd, die hij in Berlijn doorbracht, ging hij intensief naar jazz luisteren, daarna vestigde hij zich in Californië. Daar speelde hij in de bebop-bigband van drummer Roy Porter, met tenorist Vido Musso (ook zo'n autodidact) en met een dixielandbandje en in 1952 ontdekte altist Charlie Parker hem. Daarna ging het snel. Baritonsaxofonist Gerry Mulligan nam hem op in zijn roemruchte pianoloze kwartet en de rest is zoals dat heet geschiedenis. Op zijn 23ste werd Baker nummer één in de populariteitspolls van het blad DownBeat. Vóór Dizzy Gillespie, vóór Miles Davis, vóór Clifford Brown. De jeune premier had het helemaal gemaakt.

Dan ontmoet hij zijn grote liefde. Het Bruine Spul. De rest van zijn leven zal hij in elk interview herhalen dat hij praktisch afgekickt is, dat hij al een hele tijd aan het minderen is, dat die metadon hem zo goed bevalt. De harde realiteit is dat Chet Baker vanaf zijn 23ste tot zijn val uit het raam van het Amsterdamse Prins Hendrik Hotel, 34 jaar later, aan de heroïne is. Dat was ook de belangrijkste reden dat de muzikant de laatste tien jaar van zijn leven Nederland (en België) als uitvalsbasis gebruikte. Hier kon hij gemakkelijk aan smack komen. In België was het huis van de Luikse apotheker Jacques Pelzer, die saxofoon en fluit speelde en een collega-junkie was, zijn pied-à-terre.

Zó verschrikkelijk
Drummer John Engels heeft veel met Baker gespeeld, onder meer op twee lange tournees door Japan. "Ik heb hem clean meegemaakt," zegt hij. "Op de metadon. En, nou ja, dat was gewoon fantastisch. Al die andere shit heb ik niet meegemaakt. Ik kan me nog wel herinneren dat ik hem een keer gezien heb op het Haagse North Sea Festival. Nou joh, toen was-ie helemaal nèrgens. Toen liepen de tranen me over m'n gezicht. Dat vond ik zó verschrikkelijk! Het was altijd een wensdroom van mij. Ja, mijn eerste twee platen waren Charlie Parker en Chet Baker. Nou ja, die droom is uitgekomen. Toen ik in het diepste dal zat (na de dood van zijn echtgenote, E.D.) kwam Chet Baker ineens tevoorschijn en die heeft me meegenomen. Nou, die radio-opname, toen heb ik een heel fijn gesprek met hem gehad. En toen heb ik die andere cd gemaakt met hem. Hoe heet die nou toch, joh? 'Chet Sings Again', waar hij op staat net als Dick Bos. Die tekening vind ik het einde, joh."

"In Japan kwam zijn embouchure helemaal terug. Elke dag ging het een stap hoger. Eerst een tournee met Michel Graillier op piano en Ricardo del Fra op bas, en de tweede tournee was met pianist Harold Danko en Hein van de Geyn op bas."

Dat zijn management annex platenlabel in Wageningen gevestigd was, kwam dus goed uit. Voor de Wigts begon het allemaal met een tournee in 1982 van tenorist Stan Getz, met Baker als co-star. En dat liep voor geen meter. Wim Wigt: "Ik werd natuurlijk voor gek verklaard dat ik het überhaupt deed. Twee idioten bij elkaar, dat is idiotie in het kwadraat. Maar hoe gevaarlijk het ook was, ik had binnen de kortste tijd ik geloof 35 gigs bij elkaar. Hoofdzakelijk in Europa en in Saoedi-Arabië, ook. En voor hele hoge gages, hè. Stan vond dat allemaal goed. Een paar dagen voor die tournee speelde Stan in een of andere club in New York en daar was Chet voorbijgekomen en die had er dus niet uitgezien. Like a bum. Hij had hem ook nog drugs aangeboden. En dat tijdperk was hij toch allang voorbij! Dat hij er zó uitzag; met zo iemand kunnen we niet op tournee gaan. Nou, dat is dus een paar dagen vóór 35 optredens waar iedereen naar uitkeek. Dus toen heb ik het hele gebeuren kunnen rekken, tot 25 optredens. Volgens mij heb ik Chet toen wel geïnformeerd, dat Stan zo-en-zo was. Maar Chet stond daar dus boven. Wat er toen gebeurde is – Chet, die was afgezakt tot in kleine kroegjes spelen en dit waren veel grotere concerten – dat Chet eigenlijk behoorlijk méér succes had, elke avond, dan Stan. Daar raakte Stan helemaal van van de rol."

"Toen is het in het midden van de tournee ook nog bijna fout gelopen. Hadden we dus twee optredens in Saoedi-Arabië, niet voor het gewone publiek, maar voor de club van ambassadeurs daar." Ria vult aan: "Dus de ambassadeur van het ene land zat achter de kassa en de ambassadeur van het andere land deed de catering."

That Bum? No!
"Oké," herneemt Wim Wigt, "wat gebeurde er dus: onderweg in het vliegtuig – wie had er nou de drugs bij zich? George Mraz? Zat George Mraz er niet bij? In ieder geval, iemand had drugs bij zich en volgens mij hebben ze er toen allemaal van gebruikt. Maar op een gegeven moment is alles wat ze bij zich hadden er doorheen gedraaid, op de wc." Ria: "Dat was duidelijk door mij en door Wim gezegd: je mag daar niets, niets, niets doen met drugs en ook niets, niets met alcohol, want dan word je gelijk opgepakt. En dan is de tournee voorbij."

Wim: "Ze zijn dus goed door de douane gekomen daar. Alleen: Mr. Getz liet z'n saxofoon in het vliegtuig liggen. Een Air France-vliegtuig dat verder vloog naar de Virgin Islands. En ga dus maar een tenorsaxofoon in Djedda zoeken, waar dus waarschijnlijk twee mensen saxofoon spelen. Maar die ambassadeurs met hun relaties zijn erin geslaagd om een tenorsax te vinden en dat concert is dus doorgegaan. En de volgende dag kwam het vliegtuig van de Virgin Islands weer terug en is die saxofoon weer afgeleverd. Die optredens zijn dus wel gered. In ieder geval was het bij het 24ste optreden niet meer te houden. Toen moesten er nog elf."

Ria: "Toen zei Stan: either he goes, or I." Wim: "Heb ik Chet er dus afgehaald. Daar heb ik volgens mij gigantisch goed bij gedaan. Die elf optredens die hij niet heeft kunnen doen heb ik hem dus wel betaald en toen kon onze relatie nooit meer stuk. Zeg ik: wil je het geld niet hebben? "No, you keep the money on my bank account." Hij wist altijd niet hoe snel hij zijn geld moest hebben en opmaken aan drugs. Maar met al die grote concerten – hij voelde ineens dat hij in een andere categorie was geraakt, een ander soort appreciatie."

Ria: "Voor heel veel mensen was Stan de Ster. Stan gedroeg zich ook zo, die wilde ook gages als ster. En Chet, dat moet je niet vergeten, had dus jaren in Amerika gezeten, was zelfs benzinepomp-assistent geweest. En ook in Amerika, dat hebben we in de jaren daarna heel erg meegemaakt: die man, níemand wilde die man zien. Níemand. Als we hem af en toe aanboden voor een concert in Amerika, zeiden ze (trekt vies gezicht): pfff! Overal zeiden ze, no, that bum? No!. Dus je moet je voorstellen; dat was zijn referentiekader."

Onverzorgde typetjes
Het is haast niet meer voor te stellen, maar de TROS, dat paradijs van mode-icoon Jan Smit en dieper, heeft 32 jaar lang een puik live-jazzprogramma gehad, TROS Sesjun. Zes keer was Chet Baker te gast bij Sesjun en van die opnamen heeft Cees Schrama, die destijds de aankondigingen deed, een dubbel-cd samengesteld, 'The Sesjun Radio Shows'. In de loop der jaren heeft Schrama de trompettist wel een beetje leren kennen: "Ik heb hem natuurlijk niet alleen die zes keer voor de TROS meegemaakt, maar ook bij andere concerten. Want mijn eerste concert was in 1955, met Dick Twardzik op piano, het beroemde concert in het Kurhaus in Scheveningen. Daar is een gedeelte van uitgezonden door de AVRO, dat staat nu op die cd die Bert Vuijsje heeft uitgebracht, een jaar of drie geleden. Jazzarchief, ja. En naar aanleiding van die uitgave ben ik toen benaderd, omdat ik daar in mijn boek ('It don’t mean a Thing: Leven met Jazz', E.D.) iets heel moois over had geschreven. Dat was mijn eerste concert waarbij ik dus tranen in mijn ogen kreeg, toen ik zag dat Dick Twardzik en Chet Baker na het spelen van een ballade van Gershwin (neuriet 'Someone To Watch Over Me') elkaar in de armen vielen. Wij zaten op de eerste rij. Bij het terugluisteren denk ik, ik hoor niet wat ik toen in de zaal hoorde. In de zaal was het verpletterend. Het was mijn allermooiste concert en ik had zoiets van: er komt nooit meer iets dat mij meer zal beïndrukken. Dat was zó… Toen heb ik hem ook gevolgd, ik heb hem in Parijs gezien, in Le Chat Qui Pêche. Ik heb nog een keer met hem gespeeld ook, niet in dat café, maar in Les Trois Mailletz. En, ja, ik was geen vriend van hem, maar ik heb natuurlijk wel met hem gesproken. Dan merkte ik ook dat hij de ene keer dat je met hem sprak, dan was hij buitengewoon grof, afstandelijk ook, dus niet communicatief. Maar er waren ook keren, zoals bij Vollebregt in Laren, in dat kleedkamertje daarachter, dat hij heel gezellig zat te praten, gewoon. Ja, moods, hè. Stemmingen."

"Hij kwam altijd te laat en dat wisten we ook wel en, nou goed, daar moet je je dan maar op instellen. Meestal was hij nog wel net op tijd, zodat er gespeeld kon worden. Maar dan had hij bijvoorbeeld pech gehad met Pelzer. Dan hadden ze wel spul, maar dat hadden ze niet goed kunnen gebruiken, of de auto was stukgegaan. Want ja, verder waren het natuurlijk buitengewoon onverzorgde typetjes allemaal, daardoor, hè."

Rechttoe rechtaan
"Ik vond hem eigenlijk," zegt Wim Wigt, "in vergelijking met de anderen vrij rechttoe rechtaan. Hij was door zijn frequente verblijf in Europa meer Europeaan geworden en kon de dingen behoorlijk relativeren. Hij was eigenlijk relatief makkelijk om mee te werken. Het enige was dat hij veel optredens miste. Toen ik begon te werken met hem, miste hij vijftig procent van zijn optredens en dat is teruggebracht tot tien procent ten tijde van zijn overlijden."

"Misschien zelfs minder," meent Ria Wigt. Wim: "En daarna, toen hij overleden was, is hij eigenlijk nog veel beroemder geworden, want toen miste hij nooit meer een optreden. In clubs was dat dus fantastisch, weetjewel. Dus dan was hij er niet. Zes, zeven uur, acht uur, die hele club zat vol, natuurlijk. En de volgende ochtend kregen we die clubeigenaar aan de telefoon en dan waren ze dus héél blij. Want wat was er gebeurd? Niemand ging naar huis, want ze dachten: o, hij zal wel te laat zijn, hij komt toch wel. Dus wat er gebeurde in zo'n club was dat ze soms wel tot tien, elf uur allemaal zaten te wachten en dan werd er een geweldige omzet gedraaid. Dan begon het concert en dat duurde tot twee, drie uur, in plaats van tot elf, twaalf uur. Dus kun je je voorstellen, buiten dat zo iemand dan de recette had en Chet gewoon helemaal betaald had, hadden ze ook een gi-gan-tische baromzet gehad."

Ria; "Het was ook een grote sensatie, elke keer weer. Want we hebben ons natuurlijk vaak afgevraagd: waarom komen ze voor Chet? Natuurlijk komen ze voor Chet omdat hij mooi speelt en omdat hij ook best kan zingen. Maar dat was niet het enige. Hij heeft toch een bepaald soort charisma, en ook die mythe eromheen: kwam hij wel of kwam hij niet? Die mensen kwamen daarvoor. Die kwamen vaak niet voor het spelen, die kwamen voor die mythe. Hij zag er natuurlijk later, toen wij met hem werkten, soms als een idioot uit. Ik bedoel, als je hem op straat tegen zou komen, zou je denken, mijn God, wat is dit, weetjewel. Je zou hem geen cent geven. Maar dit was Chet Baker! Zo konden ze zelf een drug addict zien, weetjewel. En dan nog eentje waar je wat mee kon hebben, een affiniteit vanwege de muziek. Op dit moment is het nog steeds zo, geloof ik, dat degene die het meeste verkoopt aan cd's, Chet Baker is. Iemand als Art Blakey, die ook al tijden dood is, van hem dachten we, nou, daar kunnen we veel aan verdienen, dat wordt wat met die platen. No way! Er is niemand meer die ernaar vraagt."

"Ik moet je één ding vertellen," roept John Engels. "Peter Huijts (Bakers roadmanager, E.D.), dat was natuurlijk een fantastische vogel. Daar wordt veel te weinig over gezegd. Dat was een einde-vogel. Als die vogel een boek had geschreven... Wat die meegemaakt heeft, allemaal. Maar hij wou die dingen niet aan de grote klok hangen. Uiteindelijk kwam het erop neer dat Chet toch een beetje mijn leven gered heeft. Dat vind ik, joh. Moet je nagaan, dat is een wensdroom van me. En dan zit ik in het diepste dal en dan gebeurt dit!"

Dit artikel verscheen eerder in Jazz Magazine.