Draai om je oren
Cd-recensie



home  
    
    
 

Cd's
Sonny Stitt - 'Boppin' In Baltimore'

Jazz Detective, 2023 | Opname: 11 november 1973
Walter Bishop Jr. - 'Live In Baltimore'
Jazz Detective, 2023 | Opname: 28 augustus 1966 / 26 februari 1966
Shirley Scott - 'Queen Talk: Live At The Left Bank'
Jazz Detective, 2023 | Opname: 20 augustus 1972

Ergens op zolder moet ik nog een tape hebben liggen met een opname uit 1973 van The Voice of America's Jazz Hour. Die zond destijds registraties uit, gemaakt tijdens het Newport in New York Jazz Festival. Een interessant onderdeel daarvan was de jamsessie met als centrale figuur de Britse zanger, gitarist en mondharmonicaspeler John Mayall. Hij werd aangekondigd als 'The High Priest of the Blues' - en dat zette kwaad bloed bij de aanwezige zwarte artiesten, onder wie gitarist Tiny Grimes. Dus nadat Mayall aan de beurt was geweest - helemaal niet gek voor een witkop - stapte tenorist Sonny Stitt naar voren, die hem binnen een paar maten volledig van het podium blies. Wat zeg ik, die de zaal - Radio City Music Hall, met zesduizend liefhebbers - compleet in de fik zette. Ha! Gerechtigheid! Doch het publiek was nog niet van zijn euforische verbazing bekomen of de volgende artiest diende zich aan. Het was altsaxofonist Louis Jordan, die zijn voorganger op zijn beurt in mootjes hakte! Wat een geluid! Wat een expressie! Jordan zou twee dagen daarna 65 worden. Dezelfde man die drie decennia eerder furore had gemaakt met zijn Tympany Five, het meest succesvolle combo van de jaren veertig. En van wie al bijna twintig jaar niets meer was vernomen. Als er die avond een High Priest of the Blues in huis was, dan toch wel Louis Jordan. Of John Mayall ooit van de schok bekomen is vermeldt de geschiedenis niet.

Ik moest aan die opname terugdenken (járen niet gehoord, want ja, Revox kaduuk) toen ik Stitt op 'Boppin' In Baltimore' 'A Different Kind Of Blues' hoorde spelen, een liveopname uit het zelfde jaar als die roemruchte jamsessie. En ja hoor, de Famous Ballroom stond ook nu weer in lichter laaie. Sonny Stitt speelt hier tenor en geen altsax, zoals in het bijbehorend boekje staat. Al is dat bij Stitt niet altijd even makkelijk te horen. Hij blaast het vuur loeiend en laaiend, bijgestaan door drummer Louis Hayes, die hem makkelijk bijhoudt.

Vaak wordt Sonny Stitt weggezet als een volgeling van altist Charlie Parker. Zijn geluid is afwisselend ronder en scherper en Parkers kenmerkende notenguirlandes laat hij goeddeels achterwege.

Het publiek in Baltimore gedraagt zich voorbeeldig. Tussen de noten van Sam Jones' solo in 'Star Eyes' zou je evenzovele spelden hebben kunnen horen vallen. Vergelijk dat maar eens met liveopnamen uit die tijd die in New Yorkse clubs werden gemaakt!

Met 'Stella By Starlight' is iets merkwaardigs aan de hand. Tijdens het exposé van het thema bespeuren we duidelijk een tweede tenorist, die op het eind ook weer van zich laat horen. En deze mysterieuze gast blaast volgens mij ook een solo: daar hoor ik een iets donkerder, minder kwikzilverig geluid. In het bijbehorende 28 pagina's tellende boekje wordt er met geen woord over gerept.

Op de tweede cd van dit album is pianist Kenny Barron plotseling undermiked. Is er tijdens de pauze aan de opstelling van de microfoons geprutst? Grappig is dat Stitt bij de afkondiging van zijn band niet op de naam van Barron kan komen: "And this man over here is something else."

De Left Bank Jazz Society werd in 1964 opgericht en floreerde tot 1991. Het publiek was zwart en zeer toegewijd. Ook de artiesten speelden er graag. Er werd goed betaald en de muzikanten kregen standaard een prima maal voorgeschoteld. Ik ben er nooit geweest, maar afgaande op de beschrijvingen en wat we te horen krijgen was de sfeer er te vergelijken met die in de club Bomacs in Detroit, waar ik ooit twee avonden heb zitten luisteren naar het kwartet en de bigband van beboppianist Teddy Harris. (Een goed bewaard geheim, die Teddy Harris.) Ook daar was het publiek zwart, van middelbare leeftijd en zo te zien welvarend. De heren in driedelige krijtstreepcosuums en Borsalino's. De geurige dames in avondjaponnen in alle kleuren van de regenboog, plus bijpassende hoeden. Zaten ze te wachten op de komst van Billy Eckstine, of Nancy Wilson? Daar zat ik dus, als enige bleekgezicht, in mijn scharrige T-shirt, mijn armoedige spijkerbroek en mijn afgetrapte schoenen. 'Enige' klopt niet helemaal: radiomaker en schrijver Jim Gallert was er ook. Maar die zat er keurig in jasje-dasje.

Pianist Walter Bishop Jr. kon in de Left Bank ook een potje breken. Hij trad er in 1966 (Madison Club) en 1967 (Famous Ballroom) op en de resultaten staan op de dubbelaar 'Bish At The Bank'. Van de platen die hij rond 1950 met Charlie Parker en Miles Davis maakte kennen we zijn aanpak. Hij was een Bud Powell-man, maar dan met veel meer lucht in zijn spel. De niet gespeelde noten zijn even belangrijk als wat hij liet horen. Ook hier is zijn muziek open, een beetje als een swingende gatenkaas. Een favoriet stijlmiddel is het herhalen van frasen, waar kleine nuances reliëf aan geven.

De grote held is hier evenwel rietblazer Harold Vick. Met veel bombarie, ongemeen gemeen en verzengend vuil valt hij het album binnen en het wordt allemaal nog een stuk bedenkelijker wanneer hij een nummer als 'Blues' speelt - vermoedelijk ter plekke geconcipieerd. Het stuk heeft een driekwart-feel en de zondagse preek is nooit ver weg.

Davis cum suis laten het publiek ook schreeuwen in het funky 'Days Of Wine And Roses'. Zelfs 'Quiet Nights' is helemaal niet zo vredig als waarop je wellicht had gehoopt, ondanks het fluitspel van Vick. Ondergewaardeerde gast, die Harold Vick.

Het podium van de Famous Ballroom was op 20 augustus 1972 voor de groep van organiste Shirley Scott. Anders dan het gros van haar mannelijk collega's zocht zij het niet zozeer in het vette laag, maar gold haar voorkeur meer het pianistische hoog. Hier werkt ze evenwel zonder bassist, dus laat ze de pedalen spreken. Ze was gewend om met heavy tenoristen te werken, zoals Eddie Lockjaw Davis en Stanley Turrentine en hier is de wat vrijere George Coleman haar sparringpartner.

Ster van de show is voor mij drummer Bobby Durham. 'Big D' speelt op dubbele kracht. Als een stoommachientje dat lekker op stoom is gekomen.

Extra attractie op drie tracks van deze dubbel-cd is vocalist Ernie Andrews. Humoristisch ('You Don't Mess Around With Jim') en refererend aan 'Moody's Mood For Love' in zijn eigen 'Blues'.

De vraag na dit vreugdevuur van live jazz is: waarom in godsnaam heeft iemand ooit bedacht dat jazz in een studio zou moeten worden opgenomen?

Tekst: Eddy Determeyer