Draai om je oren
In Memoriam / Interview



home  
    
    
 

Randy Weston 1926-2018: Afrikaan uit Brooklyn

"Uit wat ik ontdekt en bestudeerd heb moet ik concluderen dat muziek in Afrika onderdeel is van een zeer, zeer hoge beschaving. Deze mensen kennen de geheimen van de genezende krachten in de muziek, om maar iets te noemen. Die muziek werkt met de natuur mee, gaat daar niet tegenin. Muziek als onderdeel van het leven zelf."

tekst: Eddy Determeyer
foto's: Cees van de Ven

"Ik zal nooit vergeten dat ik in een dorp in Opper Volta kwam, waar ik een stam vond met een trommelaar die duizend jaar geschiedenis kon spelen. Compleet met alle koningen die die stam had gehad. Dat speelde hij op zijn trommels en de mensen begrepen zijn verhaal. Voor mij is zoiets een uiting van een zeer hoogstaande beschaving."

Pianist, componist en historicus Randy Weston, die zaterdag 1 september 2018 in zijn huis in Brooklyn overleed, werd 92. Hij was zijn leven lang een voorvechter van Afrikaanse muziek. Twee jaar geleden bracht hij zijn vijftigste en laatste (dubbel)album uit, 'African Nubian Suite'.

Historische Afrikaanse vorsten
Het begon allemaal in Bedford-Stuyvesant, de multi-etnische wijk van Brooklyn. Zijn vader Frank, een uit Panama afkomstige kapper en restauranteigenaar met Jamaicaanse roots, was een volgeling van Marcus Garvey, die massale remigratie van zwarte Amerikanen naar Afrika voorstond. Hij had het huis volgehangen met afbeeldingen van historische Afrikaanse vorsten. De muziek die thuis gedraaid werd kon jazz zijn of calypsomuziek of gospel. Die laatste categorie was favoriet bij zijn moeder, die uit Virginia afkomstig was.

"Ik heb dus de Caraïbische invloeden plus de input van de zuidelijke kerken, van de black church. Ik wist dat er wat dat betreft verschillen waren tussen mijn vader en mijn moeder, maar tegelijkertijd zag ik ook de overeenkomsten.

De zwarte kerk is een interessant fenomeen. Omdat de zwarte kerk de enige plek was waar zwarte mensen bijeen konden komen, waar ze zich thuis voelden, zonder dat er sprake was van dreiging van buitenaf. Specifiek aan de zwarte kerk was dat het de plek was met een piano. Toen zwarte mensen met de piano in aanraking kwamen, sloten ze die in hun hart. Dus alle vogels kwamen in de kerk spelen. Veel mensen zijn daar niet van op de hoogte, maar zo gebeurde dat. Zwarte mensen gaven er [Europese traditionele kerkmuziek] een eigen draai aan."

Qanûn en ud
"In Brooklyn hebben we een grote Arabische wijk, een van de grootste van de Verenigde Staten, om precies te zijn. Met [bassist Ahmed] Abdul-Malik ging ik daar wel heen, om er naar de qanûn [hakkebord] en ud [luit] uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika te luisteren. In onze wijk had je wel meer muzikanten die daarheen gingen. Sommigen van hen begonnen zich intensief met oosterse muziek bezig te houden.

Ik begon bij lokale bands in Brooklyn. Destijds had je veel plaatselijke bigbands. Die namen zullen je niet veel zeggen. Een knaap die Buddy Brown heette had een band, een andere was Buddy Rice. Maar in die orkesten vond je dan mensen als Cecil Payne, of Ernie Henry, of Ray Copeland, Ahmed Abdul-Malik, Leonard Hawkins, een fantastische trompettist die nooit echt naam heeft gemaakt. In die plaatselijke orkesten zaten heel wat goede muzikanten. Voor mij was dat het beginpunt van mijn loopbaan als uitvoerend musicus. Het was jazz en dansmuziek en wat al niet. Want in die tijd werd er gedanst op de muziek. So that's when I really started playing with the groups.

Vervolgens kreeg ik een telefoontje voor mijn eerste tournee. Wat betekende dat ik door het Zuiden zou reizen. Dat was met Bull Moose Jackson en een saxofonist die Frank 'Floorshow' Culley heette. Dat was niet zo'n briljante speler, maar wel een geweldige acrobaat die zich al spelend uit kon kleden! Ironisch genoeg zat Connie Kaye in diezelfde band. We reisden dus samen en dat was mijn eerste ervaring on the road. Na Bull Moose en Frank volgde Eddie Vinson. Connie speelde ook bij Eddie. In die groepen wisselden de bezettingen erg snel. Connie was de enige die je zou kunnen kennen. Er zat ook een drummer bij die Chico heette, zijn achternaam weet ik niet meer. Nee, niet Chico Hamilton. En een erg goeie trombonist, die Fats heette. Zijn achternaam herinner ik me ook niet meer. Met veel van die gasten heb ik geen contact meer. Dan herinner ik me alleen hun voornamen nog. Een paar kwamen uit het Zuiden, die deden die tournee dan en gingen vervolgens weer terug.

We speelden de hits [van Bull Moose Jackson]. Op gammele piano's, echt soms in een belachelijke staat. Maar het was prachtig, ook al omdat ik de kans kreeg andere groepen te horen. Was living in Blues Alley. Destijds had je meer muziek in de zwarte gemeenschap. Daar zaten de kenners. Je had meer afwisseling. Er waren geen categorieën. Je kon een fantastische rhythm & bluesband hebben met een geweldige jazzsolist; een ongelooflijke bluesvocalist met een gast die daar een waanzinnige jazzsolo bij blies. Er was meer een mix, die scheiding had je nog niet. Je had top-jazzmensen die bij bluesbands speelden. In de popmuziek van vandaag hoor je zelden jazzsolo's. Destijds was het precies andersom. Ik moet aan mensen denken als Louis Jordan en Eddie Vinson, ongelooflijke blueszangers waren dat, maar die vogels bliezen ook zo fantastisch.

Plus dat je het element van competitie had in die dagen, ik bedoel, op je band was je bijzonder trots. Want je ging naar een stad waar een andere band op je zat te wachten. En een publiek dat precies wist wat er aan de hand was, dus moest je in topvorm zijn. Dat was echt prachtig, die competitiedrang. Fantastisch! We werkten doorgaans voor zwart publiek, op dansavonden. Het was dus niet zo dat je in nachtclubs werkte, voor een luisterpubliek. Als ik naar Bird of J.J. ging kijken, naar dat soort vogels, ging ik naar een dansavond. Billy Eckstine met Art Blakey, dat waren allemaal dansavonden. Max [Roach] en alle andere gasten gingen ook, muziek en dans waren onlosmakelijk verbonden."

Nieuwe dansen
"De grote klap kwam toen ze tijdens de Tweede Wereldoorlog die 20% belasting gingen heffen en alle danszalen moesten sluiten. Zo kwamen dans en muziek los van elkaar te staan. But years ago, the music and dance went hand in hand. Als er bijvoorbeeld een band in de Savoy optrad en Duke of Chick Webb of wie dan ook een nieuw arrangement had, dan waren er tien topdansers die daar in de Savoy een nieuwe dans bij verzonnen. Bij die nieuwe muziek. Je had lui als Al Minns, Leon James, een hele groep dansers in de Savoy, die nieuwe dansen bedachten. En die nieuwe steps werden vervolgens bekend. Als wij naar Bird gingen luisteren was iedereen aan het dansen, and Bird be flown away. Voor mij was dat het hoogtepunt.

Ray Abrams was... kijk, de mensen tegen wie wij in Brooklyn opkeken waren Max Roach, Cecil Payne, Duke Jordan, Ray Abrams, Leonard Hawkins. Verder Pete Brown, Pete woonde in Brooklyn, Lem Davis woonde in Brooklyn, ook een altist. Daar zaten dus heel wat voortreffelijke muzikanten. Sommigen werden bekend, anderen jammer genoeg niet. Leonard Hawkins was daar een goed voorbeeld van. Leonard had een soortgelijk geluid [als Freddie Webster], hetzelfde smaakje, hij zat een tijd bij Don Byas. Maar bekend werd hij niet.

Bud Powell leerde ik via Duke Jordan kennen. Duke was dé pianist van Brooklyn, de toppianist. En Duke zei steeds, 'Man, je moet naar Bud luisteren, you gotta hear Bud Powell. Dan hebben we het over de late jaren veertig."

Compleet voor paal
"Maar mijn eerste liefde in de jazzmuziek gold Coleman Hawkins. It was my first love. Via Hawk ontdekte ik Monk, Hank Jones, Eddie Heywood, Sir Charles Thompson, ontdekte ik heel wat pianoreuzen. Toen ik Monk hoorde spelen realiseerde ik me ineens dat, wat ik ook te melden had - alsof hij een deur opengooide! Die volledige vrijheid in zijn muziek. Van: oké, wat je voelt kun je ook echt doen. So he opened a door for me. Ik werd dikke maatjes met hem. Gedurende drie jaar waren we zo goed als onafscheidelijk. Toen ontmoette ik Herbie Nichols ook en vervolgens Valdo Williams. Valdo Williams was een pianist die één opname maakte, voor Savoy Records. Valdo, Herbie en ik trokken veel met elkaar op, wij drieën. Valdo's vader was destijds een zeer vooraanstaand chirurg in New York. Hij had een groot huis met twee piano's. Een vleugel op de ene verdieping en beneden een kleiner model. Wij drieën zaten de godganse dag achter die twee piano's. En we hadden het over niets anders dan Monk. That's all we talked about.

Dus op het stuk van spelen had Bud niet zoveel invloed op me. Niet zoveel als op veel pianisten van die tijd. Maar Monk horen was iets héél bijzonders! Er ging een grote deur open. Ik haalde hem wel op, omdat hij destijds niet mocht werken. Zes jaar lang had hij problemen met zijn vergunning - allemaal flauwekul. Ik haalde hem op met mijn auto en dan reden we heel Brooklyn door, op jacht naar piano's waar we op konden spelen, beetje rondhangen, weetjewel. Prachttijd. Voor zover ik dat kan beoordelen was hij in wezen verlegen. Dat is mijn indruk. Iemand die niet veel zei. De eerste keer dat ik bij hem op bezoek kwam moet ik hem iets van tweeduizend dingen hebben gevraagd - en ik kreeg niet één antwoord! Ik voelde me compleet voor paal staan. Maar het duurde niet lang of ik stond op goede voet met hem. Soms speelde hij twee, drie uur voor mij."

Messen en vorken
"Ironisch genoeg was Duke [Ellington] de laatste pianist die bij mij binnenkwam. Hij was de laatste - terwijl hij eigenlijk de eerste had moeten wezen! He was the last one. Maar ook naar hem ben ik gaan luisteren - als pianist dus. Ik hield altijd al van zijn muziek, maar naar hemzelf luisterde ik eigenlijk nooit. Tot ik me plotseling realiseerde dat dat orkest eigenlijk hijzelf was. Dat orkest is echt zijn piano, dat vogelde ik uit.

"In 1961 kwam ik voor het eerst in Nigeria. In Marokko heb ik zes jaar gewoond, vanaf 1967. Daar hadden we een club, ja, een soort cultureel centrum. De reden dat ik naar Afrika ben gegaan? Ik denk dat Afrikaanse mensen, ongeacht waar ze zijn... overal waar je Afrikaanse mensen hebt, of dat nu in Brazilië is of op Cuba, in Venezuela of Puerto Rico of Jamaica of de Verenigde Staten - al die muziek vindt haar oorsprong in Afrika. Al die muzieksoorten. Dat kan gospelmuziek zijn of jazz of hoe je het ook wil noemen. De improvisaties, het ritme, het spirituele gevoel in muziek. Al die muziek heeft dezelfde basiskenmerken, die je ook in Afrikaanse volksmuziek terugvindt. Voor mij is het niets anders dan een uitbreiding van Afrikaanse muziek. Als ik iets van Monk hoor, luister ik naar een Afrikaanse muzikant.

Waarom God ons deze gave geschonken heeft weet ik ook niet. Ik denk dat de aarde gewoon zo is opgedeeld dat bepaalde gebieden specifieke eigenschappen hebben. Afrikaanse mensen halen muziek uit steeldrums, uit sigarenkistjes, uit messen en vorken. En dat weten ze in te passen in elke culturele situatie. Dus waar ze ook zijn, ze doen iets met de heersende cultuur. Dat is dus op het westelijk halfrond gebeurd."

Afrikaanser dan Afrika
"Naar Afrika gaan was voor mij een vanzelfsprekende kwestie. Want onze muziek is afkomstig van mensen die als slaven naar de Verenigde Staten zijn gevoerd.

Er zijn plekken waar de westerse invloeden enorm zijn geweest. Op andere plaatsen is men er helemaal niet mee in aanraking gekomen. Je hebt gebieden in Haïti die Afrikaanser zijn dan Afrika zelf. Net als in de bergstreken van Cuba. Dus het hangt er maar van af waar je heengaat. Als je naar de binnenlanden trekt, naar de plekken waar het contact met de westerse cultuur gering is geweest, kun je de oorspronkelijke gebruiken nog wel vinden.

En het verdwijnt nu, op dit moment. Elke seconde. Every second, it's disappearing. Dat was ook een van de redenen waarom ik erheen ben gegaan. Het moest gedocumenteerd worden. Er moet nog veel met deze muziek gebeuren, omdat ik het gevoel heb dat de wereld in de toekomst meer van deze muziek wil weten. Want hoe intensiever mensen met jazz bezig gaan, of gospel, of al die andere vormen van zwarte muziek, hoe meer ze zich realiseren dat wanneer ze alles van die muziek willen weten, dat ze dan meer over Afrikaanse muziek te weten moeten komen. Het fundament van al die muziek.

Er zijn tegenwoordig veel westerse artsen in muziek geïnteresseerd, vanwege de helende krachten. Dat is in Afrika al duizenden jaren aan de orde. Er wordt tegenwoordig veel onderzoek naar oude culturen verricht, alles, van architectuur tot muziek, tot schilderkunst, tot beeldhouwkunst en dan ontdekken ze dat die oude mensen... pfff...

Ik heb een verzameling Afrikaanse volksmuziek, daar zitten dingen bij dat je zou zweren dat je Louis' zang hoort. Of avant-garde muziek, er zit spul bij waarvan je nekharen overeind gaan staan. Ik heb ontdekt dat veel dingen waarvan we aannemen dat die nieuw zijn, dat helemaal niet zijn. Het is vaak een verdere ontwikkeling van oude kennis. Dat wordt dan gemengd met Europese invloeden, met Indiase invloeden en daar is deze fantastische muziek uit voortgekomen.

De muziek die ik heb gehoord is niet verder te ontwikkelen. Die muziek is volmaakt. Je kunt ervan leren, er elementen uitlichten en het moderniseren, zoals dat heet. Maar verder ontwikkelen, dat kan volgens mij niet. Die muziek is puur. This music is very, very heavy spiritual music."

Interview: Rijswijk, 4 oktober 1976