Draai om je oren
Interview / In Memoriam



home  
    
    
 

Jimmy Cobb (1929-2020)

In zijn woonplaats Manhattan overleed 24 mei 2020 drummer Jimmy Cobb aan de gevolgen van longkanker. Hij werd 91. Zijn grote faam dankte hij aan zijn werk met trompettist Miles Davis; hij is te horen op de iconische plaat 'Kind Of Blue'. Maar op dat ogenblik, 1959, was hij al een veteraan die lange tijd met vocaliste Dinah Washington en jumpspecialist Earl Bostic had gewerkt. Cobb heeft met zowel zangeres Billie Holiday als altist Charlie Parker gespeeld en dat kunnen inmiddels niet zo gek veel muzikanten meer zeggen. Tijdens het ontbijt in het Haagse Bel Air Hotel, voorafgaande aan de repetitie en het optreden van de New York All Stars op het North Sea Jazz Festival van 1986, sprak Eddy Determeyer met hem, een gesprek waarbij het bord cornflakes, ondanks de aansporingen van de interviewer, praktisch onaangeroerd zou blijven en de slagwerker vervolgens een half uur te laat op de repetitie verscheen.

tekst: Eddy Determeyer, mei 2020
foto's: Tom Beetz, Herb Snitzer, Gai Terrell

In de lente van 1958 voegde Cobb zich bij Davis. Hij legde uit hoe dat in zijn werk ging. "Philly Joe Jones ging veel optredens missen. Als er platen werden gemaakt duurde het twee of drie weken voordat Columbia uitbetaalde - en dan was het nog maar een schijntje. Voor de zaken waar hij zich in die tijd onledig mee hield, had hij op dát moment geld nodig. Dus vroeg hij Miles om geld en die wilde dan niks geven en vervolgens kreeg je dat hij soms niet op kwam dagen. De situatie zinde hem niet zo. Zodoende kreeg ik van Cannonball te horen dat het wel goed zou zijn wanneer ik op platensessies aanwezig zou zijn voor het geval dat Joe niet zou komen. Om te voorkomen dat alles niet door zou gaan, weetjewel. Zo is dat gebeurd. Ik ging dus een paar keer en deed mee.

Miles was een heel bijzondere ervaring. Ik ben blij dat ik dat heb meegemaakt. I joined when the music was, like, in a nice place, you know. Historisch gezien. Het heeft me veel voldoening gegeven dat ik erbij heb gezeten, in die periode.

Miles was wel eens moeilijk, als mens, dat wisselde bij hem. Maar wij konden wel met elkaar opschieten. We trokken veel met elkaar op, gingen soms samen uit. En soms klapte hij helemaal dicht en wilde hij niemand zien, zijn beste vrienden zelfs niet. Ik zag hem vorige zomer [1985] op een sportveld bij Perugia, in Italië, waar ik speelde en hij ook. We hadden twintigduizend man publiek. Hij liep daar wat op het gras rond. Kwam bij me staan, ik was pitcher. We hebben niet met elkaar gesproken, elkaar alleen maar gezien. Ik heb hem al in geen jaren gesproken.

Ik had vóór 1958 al een keer met Miles gewerkt, in een toestand die door [master of ceremonies] Symphony Sid was georganiseerd. In zo'n theater, het Earle in Philadelphia. Ik werkte toen met Dinah en de pianiste was Beryl Booker, de bassist Keter Betts. Symphony Sid had dus een All Star-toestand georganiseerd: Charlie Parker, Miles Davis, Toots Thielemans en Milt Jackson, dat was de frontlinie, wij waren de ritmesectie. Zo speelden we elke dag, vier of vijf shows per dag, een week lang of daaromtrent. Dat was plezierig, daar zal ik altijd met genoegen aan terugdenken. Ik herinner me dat Little Tootie Heath altijd langskwam. Hij studeerde toen slagwerk, Specs Wright was zijn leraar, he used to come by every day. En niet alleen dat, de jongens gingen ook bij hem thuis jammen. Zijn moeder kookte voor hen en dan jamden ze de hele dag in de kelder. Ze kende alle muzikanten. Ze placht Philly Joe Silly Joe te noemen, hehehe! Dus die kende iedereen, ze kende Bird, ze kende Dizzy, die waren allemaal weleens in die kelder geweest.

Ik mocht Philly vanaf het eerste moment dat ik hem hoorde spelen. Toen ik een keer met Bostic in Philadelphia werkte, in een tent die de 421 Club heette, kwam hij langs en speelde hij mee. En hij speelde zo goed dat ik zei, verdomme, je moet hem de job geven. Maar hij wilde helemaal niet met Bostic on the road. Bebop was zijn dingetje. Daar in Philadelphia speelde hij gewoon maar een beetje. Ik dacht dat hij op de tram reed. Hij was een van de eerste zwarte jongens die werd toegelaten tot het Transit System daar. Hij parkeerde die tram dan vóór de Blue Note of zo en ging dan binnen een nummer meespelen. Hahaha! En de mensen maar wachten in die tram! Hij had dan gewoon even pauze.

Ja, ik hield van Joe. Joe was my man. Plus Max, Kenny, al die jongens, Shadow Wilson, Sid Catlett. Ik ben altijd van mening geweest dat Joe een natuurtalent was. Ik heb wel beweerd dat Joe op zekere ochtend wakker werd, een paar stokken pakte en gewoon begon te spelen."

Little bad guys

"But they got a lot of little bad guys out there now, too. Ik ken dat knaapje Kenny Washington, die zich helemaal op mij heeft gericht. En Marvin 'Smitty' Smith, die gozertjes zijn geweldige jonge drummers. En er is een meisje, Terri Lyne [Carrington], dat is een echte Meester, man. Die kan echt wel spelen. Ik heb haar moeder al gezegd dat ik haar voor een deel heb geadopteerd. Ze hoort voor een deel bij mij. Dat heb ik haar pa en ma gezegd. Ze namen haar namelijk altijd mee wanneer ik in de stad was en ze hebben me verteld dat ze al mijn platen had en met die platen meespeelde. Dus ik had haar al in de peiling toen ze nog een jong meiske was. Nu is ze een vrouw en echt een geweldige muzikante."

Zelf rolde Jimmy Cobb zonder al teveel problemen, heel vanzelf, de muziek in. "Bij mij in de buurt [in Washington D.C.] speelde een vriendje. Althans, dat probeerde hij. Ik weet niet meer of hij een eigen drumstel had, maar hij ging altijd naar gelegenheden waar drumkits stonden. Daar speelde hij dus. Bij mij kwam hij ook over de vloer. Ik had altijd veel platen. Ik woonde in een wijk waar de mensen altijd allerlei soorten muziek speelden. Al die mensen hoorde ik. Je liep op straat en dan hoorde je al die muziek.

Ik had een krantenwijkje en daar kende ik een dame van die een zoon had in het leger, in het squadron van Jimmy Stewart. Jimmy Stewart, de filmster, die was kapitein of kolonel in de luchtmacht en die knaap zat bij hem, in zijn squadron, was staartschutter of iets dergelijks. Hij was weg en haar man werkte de hele dag en altijd wanneer ik daar kwam kreeg ik koekjes en platen. Ik had haar verteld dat ik van muziek hield, dus telkens als zij een plaat aanschafte, kocht ze er ook een voor mij. Ik had al dat spul dat in die tijd populair was, Harry James en Gene Krupa's band, daar luisterde ik naar en daar wilde ik alles van weten.

Een vriendje van me in het getto, aan de overkant van de straat, had de Billy Eckstine-band, with all the guys in the world in it, dus die muziek hoorde ik ook allemaal. Daardoor werd mijn interesse gewekt. Ik begon met mijn handen op de tafel te trommelen, ruïneerde het meubilair met vorken en lepels, dus mijn moeder concludeerde dat ik wel eens aardigheid zou kunnen hebben in drums. Maar onze financiële situatie liet niet toe dat we een drumstel konden kopen, dus moest ik zelf gaan werken. Ik ging in hetzelfde huis als zij werken, zij kookte daar. Ik verdiende er een kleine dertig dollar in de week mee en daar legde ik er twintig van opzij, voor die drums.

Wij woonden in een deel van de stad waar ze de zogeheten projects hadden. Mijn vader was het huis uit sinds mijn zevende, dus we waren met mijn moeder, ikzelf en mijn zusje. We waren altijd afhankelijk van de steun van de gemeente, vandaar dat we in die projects woonden, waar de hoogte van de huur werd vastgesteld aan de hand van je draagkracht.

We woonden in de hoofdstad van het land, maar daar had je ook wel dingen die je niet mocht. Zéker was Washington overwegend zwart - juist daarom. Iedereen, de diplomaten en dat soort volk, kwam in de stad. En precies waar de regering zetelde, het Capitol en het Witte Huis en al die andere regeringsgebouwen, die hele wijk - South West heette die - die hele wijk was zwart. Daar stonden de krotten en dat soort toestanden. Die mensen moesten daar doorheen rijden om bij die gebouwen te komen, begrijp je, dus die gingen zeggen: verdomme, dit is het rijkste land ter wereld - wat doen al die armoedige mensen hier? Die zagen overal die armoede: hoe kan dat? Dus werd er zo veel druk op de overheid uitgeoefend dat ze die hele wijk gesloopt hebben. Die hele wijk werd platgegooid en daar kwamen villa's en toestanden waar de mensen die er gewoond hadden niet in konden, omdat ze zich dat niet konden veroorloven. Voor dat doel werd die hele wijk opgeruimd. Zodat de bezoekers niet langer zouden zeggen, wat is dít?

Ik heb daar vanaf mijn geboorte tot m'n 21ste gewoond. En toen ik daar wegging konden zwarte mensen nog steeds niet naar de bioscoop in het centrum. Daar zaten ze de hele dag hun wetten over gelijkheid te maken en zo, terwijl ze met eigen ogen konden zien dat wat ze deden fout was! Maar daar bekommerden ze zich niet om.

We woonden dus in dat huis en ik oefende de hele dag en iedereen werd er stapelgek van. Want die gebouwen waren zo goed als prefab, je kon alles door die muren horen. Kwam er weer iemand klagen: O, alsjeblieft! Ik heb hoofdpijn, kun je het even rustig aan doen? Ik ramde er de hele dag op los! Ik besef nu pas hoe erg het geweest moet zijn. Destijds kon het me niet verrotten."

Zes dollar

"Mijn eerste betaalde jazzoptreden, ik dacht dat het zes dollar was, had ik met Buck Hill. Ik werkte met Jan en alleman. Het was oorlogstijd toen ik begon en alle gasten die oud genoeg waren voor de militaire dienst waren weg. Er waren niet veel muzikanten voorhanden. Ik kreeg dus de kans om met bepaalde lui te spelen die ik anders niet gehad zou hebben, als iedereen niet in dienst had gezeten. Zo zat dat.

Met Earl Bostic maakte ik mijn eerste tournees. Dat baantje kreeg ik via een vriend die destijds bij hem werkte, Keter Betts. Hij versierde dat baantje voor me en ik bleef er ongeveer een jaar bij. Ik dacht dat ik op die plaat zit, 'Flamingo'. Hij gold als nogal streng, maar hij was ook een aardige man. Hij was aardig tot je te ver ging. He was street-like. Maar een geweldige muzikant en ik herinner me dat hij een grappige hobby had: hij was numismaticus, verzamelde munten. Later ben ik er ook zelf mee aan de slag gegaan, maar destijds wist ik niet wat ik ervan moest denken. Want al het geld dat ik verdiende, daar bewaarde ik niets van, dat gaf ik uit! Ik werkte voor twintig dollar per avond, dacht ik, daarvoor reisde ik stad en land af. Twintig dollar per avond was meer dan ik gewend was, want vóór die tijd kreeg ik 27 dollar per week.

Destijds zat het geld in one-nighters. We reden dus in auto's al die plaatsjes af, sprongen er uit om er te werken en reden weer verder. Dat jaar ben ik drie keer dwars door het land gereden, herinner ik me. New York-Californië en terug. Ik kreeg de wereld in noodtempo te zien. Niet de wereld bedoel ik, maar de Verenigde Staten.

Bostic had een tenorist, Count Hastings en Gene Redd, die trompet en vibrafoon speelde. Later kreeg hij Tommy en Stanley Turrentine, Blue Mitchell, Benny Golson, dacht ik. En Coltrane. After that he started to stretch out a little bit. Vóór die tijd had hij drummers die hard konden knallen op de bassdrum. Volgens mij hebben wij dat een beetje veranderd, hebben we er een beetje bebop ingestopt.

Hij was een geweldige saxofonist. Hij had zijn instrument perfect onder controle en hij speelde veel noten die niet op die toeter zaten. Hij heeft Coltrane veel geleerd. Hij was een muzikant van het Jimmy Dorsey-type, he got all over that horn. Hij zat ook vol ideeën. Want op de jamsessies in New York, waar hij ook wel heenging, gold zoiets van: je komt het podium niet op als je niet kunt spelen. Je stapte het podium op en speelde een nummer en die andere gasten bepaalden dan of je kon spelen of niet. Als je niet kon spelen moest je eraf. Het begon dus met een podium vol en dan bleven Bostic en Eddie Lockjaw Davis of Coleman Hawkins over, dat soort lieden. Dan bleven er een stuk of drie over, de rest was er uitgezeefd. Er werd in die dagen veel gejamd. Toen ik in New York verzeild raakte en daar een tijdje zat, ging ik naar een tent die Minton's Playhouse heette, Eddie Lockjaw leidde de band daar. Daar was hij voor aangenomen. Zo ging dat. Ze engageerden een bandje en dan konden er mensen meespelen. Op die manier kregen ze veel muziek en hoefden ze alleen maar een trio of een kwartet te betalen. Er werd misbruik gemaakt van de muzikanten. Zo kregen ze muziek voor een minimale prijs."

Universal Attractions

"We werkten via Universal Attractions, Ben Bart. Dat kantoor zond Bostic op tournee, plus Dinah. Of nee: ze stuurden Dinah op tournee en zetten Bostic erbij. Dinah used to carry most of his acts. Als die niet zelfstandig geboekt konden worden, werd Dinah gestuurd met die andere act erbij. Zodat iedereen aan het werk bleef. Zo zat dat in elkaar. Wij waren de extra attractie, zij was de hoofdact. Vocalisten redden het altijd, nog steeds, zangeressen verdienen het meest.

Zij had Wynton Kelly, dan kwamen alleen maar zij en Wynton Kelly. Dat betekende dat Keter en ik ook voor haar moesten spelen. Nee, dat leverde geen dubbele gage op, hehe! Dat hoorde er allemaal bij. Uiteindelijk werden wij haar eerste trio. Dus toen ik bij Bostic zat werkte ik ook al voor haar. Ik heb iets van vijf jaar bij haar gezeten.

We hebben drie en een half jaar samengewoond. Nee, we waren niet echt getrouwd. Nadat we uit elkaar gingen heb ik nog anderhalf jaar met haar gespeeld. Tot ik ook dat niet meer kon opbrengen. Ze had er een handje van om bepaalde situaties uit te lokken. Daar had ze het grootste plezier in, volgens mij. Ze was opgegroeid in armoe, net als wij allemaal, zodoende dacht ze volgens mij dat ze Joan Crawford was, of Bette Davis. Zó wilde ze zijn. Daar fantaseerde ze over, toen ze tiener was: als ze nog eens zoveel zou verdienen... Nee, ze heeft er nooit over gedacht om echt actrice te worden. Ik heb het alleen maar over de manier waarop ze met mensen omging. Dat leek wel een script voor een film, weetjewel. Dat heb ik me destijds nooit zo gerealiseerd. Ik vroeg me altijd af wat er mis was met die vrouw. Pas toen ik bij haar weg was ging me een lichtje op: o, die vrouw probeert de Bette Davis uit te hangen!

Het scheelde vaak maar weinig of we hadden slaande ruzie. Alleen maar vanwege haar grote bek, de dingen die ze eruit gooide. In wezen was ze een aardig mens. Ze ging de stad in en kocht dan allerlei spulletjes voor haar hulp. Jurkjes waarvan ze wist dat zij zich die niet kon veroorloven. Ze kocht ook dingen voor mij - dan zei ik, ik wil dat spul helemaal niet. En zeker niet als ze het op mijn gage inhield! Nee, ik heb er geen spijt van, ik heb er veel van geleerd. Ik dacht dat ik vijf jaar jonger was, ze zou nu 62 zijn geweest.

De ervaringen met Dinah Washington hadden Cobb niet kopschuw gemaakt wat betreft het werken met vrouwelijke vocalisten. Integendeel, toen hij het Wynton Kelly Trio gedag zei ging hij bij Sarah Vaughan werken, "negen jaar lang, van 1970 tot 1979. Daarna keerde ik terug naar New York en begon ik te freelancen met allerlei lui. Vervolgens verhuisde ik 175 kilometer noordelijker. Mijn vrouw en ik hebben daar een bioscoop, de enige bioscoop van Woodstock, daar zijn we de laatste tijd mee bezig geweest. Dat is pas sinds begin dit jaar, we proberen er goede films te vertonen en we hebben ook muziek. We zijn begonnen met Howard Johnson, die daar woont, en een bassist, Frank Luther, die zit daar ook. Dat is de kern. De ritmesectie is Luther en ikzelf - we hadden een tijdlang geen piano, dan huurden we twee blazers in.

In de winterperiode ging dat allemaal prima, dan kwamen de mensen wel. Maar toen het warmer begon te worden bleven ze weg. Toen gingen we slechter draaien. We hebben het op zaterdagmiddag geprobeerd, van drie tot zes, omdat de film om zeven uur begon. We wilden de films niet in de wielen rijden, de film is onze voornaamste bron van inkomsten."

Naar Japan

"Voordat ik daarheen verhuisde werkte ik met Nat Adderley. Zijn broer is in feite de aanleiding geweest dat ik bij Miles kwam, dus ik voelde me min of meer verplicht vanwege Cannonball. Daarom help ik Nat wanneer die wat te doen heeft. Maar zo gek veel heb ik niet gedaan. Een paar tournees naar Japan, met uiteenlopende mensen. Een keer met Red Garland en Lou Donaldson en Jamil Nasser. En een keer met Kenny Drew, Sam Jones - dat was het laatste dat hij gedaan heeft - en Junior Cook. Korte tournees. En ik ben er een paar keer geweest met Hank Jones en Eddie Gomez, dat noemden we het Great Jazz Trio. Dat soort dingen.

Waar ik momenteel woon is het moeilijk om regelmatig te werken, er is niet veel muziek in Woodstock, New York. Ik woon in feite in een plaats die daar vlakbij ligt, ten noorden, Saugerties, maar de zaak staat in Woodstock. Ik speel wel eens met andere gasten die daar wonen, Warren Bernhardt en Dave Holland, we doen van tijd tot tijd wat triodingen. Maar veel werk is er niet. Daarom proberen we in dat theater wat dingen van de grond te krijgen.

Het is maar twee en een half uur rijden, het is dus niet erg ver van New York. Het is alleen zo dat ik niet langer alle schnabbels kan aannemen zoals ik gewend was toen ik nog in de stad woonde.

Ik zat altijd in het Apollo Theatre, ik woonde er vlakbij en ik kende iedereen die er werkte. Ik was daar bijna dagelijks te vinden, samen met een vriend. Ik heb daar een hoop mensen zien beginnen. Het lijkt wel of ik iedereen die ik thans ken in dat soort tenten voor het eerst ben tegengekomen. Ik speelde in iedere stad in places like that. In Washington had je het Howard Theater, in Baltimore het Royal, in Philly het Earle, het Regal in Chicago, dat hele circuit werkte je af. Dat was de keten, the ghetto chain. In het Zuiden had je een vergelijkbaar circuit, TOBA [Theater Owners Booking Association]. Tot alles geïntegreerd werd, zodat je ook elders kon werken, waren dat de zalen waar je in die steden optrad, die theaters.

In Atlantic City gingen de zwarte mensen 's zomers naar een bepaald gedeelte van die stad. Little Harlem heette een van de gelegenheden daar en daar tegenover hadden ze een zaal waar alle shows stonden, ik kan niet op de naam komen [de Paradise?]. Little Belmont zat ook aan de overkant, maar er was dus ook nog een tent waar ze shows hadden, met chorus girls en acts.”

When the big corporation [Trump] went down and put up their big casinos and stuff, that killed all the little ghetto stuff. De mensen zeiden: waar moeten wij heen, wij kunnen niet naar die grote hotels. Het is daar net als in Las Vegas geworden. Zo zijn in elke stad de kleine privé-ondernemingen om zeep gebracht, de getto-toestanden, waar alles gebeurde. Dat was het einde van de zwarte wijken in alle steden."

Den Haag, 11 juli 1986